Feuilleton. De dikke majoor. Stadsnieuws. 10 Juni 22 Juni 29 Juni 10 Juni 10 Juni 22 Juui 22 Juni 29 Juni 29 Juni 29 Juli 29 Juli 17 Aug. 17 Aug. 24 Aug. 24 Aug. 24 Juui 29 Juli 18 Juli 17 Aug. 20 Juli 24 Aug. 19 Aug. 19 Aug. 7 Sept 7 Sept. 21 Sept 21 Sept. 15 Juli 19 Aug. 8 Aug, 7 Sept. 17 Aug. •21 Sept. 24 Juni 6 Juli 18 Juli 15 Juli 27 Juli 8 Aug. 17 Juni 6 Juli 13 Juli 15 Juli 8 Aug. 10 Aug. 17 Juni 15 Juli '26 Aug. 7 Oct. 6 Juli 3 Aug. 14 Sept. 26 Oct 20 Juli 17 Aug. 28 Sept. 9 Nov. 8 Juni 22 Juni KORPS TORPEDIBTEN. LICHTING 1901. lste compagnie (pla te van opkomstBrielle) 2de compagnie, late peloton (plaats van opkomstHoek van Holland) 2de peloton (plaats van opkomst: den Helder) LICHTING 1908. lste compagnie, late peloton (plaats van opkomstFort De Ruyter) 2de peloton (plaats van opkomst: Hellevoetsluis) 2de compagnie, lste peloton (plaats ven opkomst Hoek van Holla- d) 2de peloton (plants van opkomstden Holder) LICHTING 1905. lste compagnie, lste peloton (plaats van opkomst.' Fort De Ruyter) 2de peloton (pl ats van opkomst: Hellevoetslnis) 2de compagnie, lste peloton (plaats van opkomst: Hoek van Holland) 2de ]>eloton (plaats van opkomstden Helder) REGIMENT GENIETROEPEN. LICHTING 1900. Het Pionierbataljon en de Technische spoorweg-compagnie (voormalige lste tot en met 8sce compagnie van het korps Geuietroepen) Da miliciens van de Telegraafafdeeling (voormalige 9e com pagnie van het korps Genietroepen), met uitsondering van de vesting-telgrafisten, die hebben voldaan aan bet bepaalde in den eersten volsin van art. 6 van bet sedert ingetrokken Koninklijk besluit van 29 Februari 1881, No. 18 LICHTING 1902. Het Pionierbataljon en de Technische spoorweg-oompagnie (voormalige lste tot en met 8ste compagnie van het korps Genietroepen) De miliciens van de Telegraafafdeeling (voormalige 9de com pagnie van bet korps Genietroepen), met uitsondering van de vesting-telegrafisien, die hebben voldaan aan het bepaalde in den eersten volsin van art. 6 van het sedert ingetrokken Kooinkljjk besluit van 29 Februari 1884, No. 13, eu vau de miliciens-telegrafisten, die hunnen eerste-oefeniDgeiyd in 1904 hebben aangevangen LICHTING 1904. Het Pionierbataljon en de Technische spoorweg-compagnie De miliciens-assistenten van de Telegraafafdeeling De miliciens-ltjnwerkers van de Telegraafafdeeling De miliciens-telephonisten van de Telegraafafdeeling. LICHTING 1905. De miliciens-telegrafisten De aandacht van de by deze bekendmaking opgeroepen verlofgangers zy in het bijsonder gevestigd op het navolgende 1*. zooals uit den hierboven vermelden staat blykt, is de duur vau het verblijf ouder de wapenen niet voor allen van hei zelfde korps en van de zelfde lichting gelijk sy. d>e krachtens art. 109 der Militie- wet 1901 ol krachtons art. 124 der vorige Militiewet van 1861 voor het blijveud gedeelte onder de wapenen zijn geweest, komen öf later op óf vertrekken vroeger, dan wel komen dn later op èn vertrenken vroeger; 2*. tot ben, voor wie de duur der opkomst ingevolge hiervoren onder 1'. gestelde is verkort, worden ook gerekend: a. de miliciens, die een jaar of langer als vrijwilliger hebben gediend bij de landmacht, de zee macht het korps mariuiere daaronder begrepen of by de koloniale troepen, dan wel by laatsbedoelde troepen gedetacheerd zijn geweest; b. de miliciens, die gedurende ten minste vier maauden krachtens art. 112 der Militiewet 1901 of krachtens art. 126 der vorige Militiewet van 1861 vrijwillig onder de wapenen i(jn geweest; c. de miliciens, die, boewei tot dienstvervulling bij het blijvend gedeelte niet verplicht, dien dienst voor een ander tiebben volbrachten d. de miliciens, die als vrijwilliger bij het reservekader ten minste twaalf maanden onder de wape nen hebben doorgebracht; doch worden niet gerekend a. de miliciens, die, Uoewel tot den dienst voor bet blyvend gedeelte aangewezen, dien dienst door een ander hebben laten verrichten en b de miliciens, wier dienstvervulling voor het blij vend gedeelte korter heeft geduurd dan eene maand 3'. j verlofganger, die niet zeker is, of hy behoort tot ben, die moeten opkomen op den vroegsten datum, dan wel tot hen, die moeten opkomen op den laatsten datum, als dag van opkomst achter zjjn korps en zijoe lichting gesteld, kan zich vervoegen ter Gemeente-Secretarie ten einde den voor hem geldjnden datum van opkomst te vragen; 4'. de verlofgangers, die in het genot zijn geweest van uitstel v»n eerste-oefening, moeten voor her halingsoefeningen opkomen met de lichting van bet jaar, waarin sy hunne eerste-oefening hebben aangevangenzijn zij echter ingelijfd ia het jaar volgende op dat hunner liohting, dan komen zy op met de lichting van het jaar te voren. De opgeroepen verlofgangers zullen zorg dragen, dat zij zich, ieder op den voor hem aangegeven dag, in uniform gekleed en voorzien van verlofpas (rakboekje), alsmede van al de bij hun vertrek met groot- verlof medegenomen voorwerpen van k'eeding en uitrusting, bij hun korps aanmelden, en wel de» namiddags vóór vier uur (de miliciens-telegrafisten vóór éen uur), of, indien dit met het oog op den duurder reis niet mogelijk is, zoo spoedig doenlijk daarna. Zij, die binnen het Rijk woonplaats hebben, behoeven hun reis niet eerder aan te vangen dan op den dag voor de opkomst bepaald. Het is in het algemeen wenschelijk, dat de opgeroepenen zich op den laatsten dag vóór hun vertrek naar het korps, des voormiddags tusschen 10 en 12 uur, ter Gemeente-secretarie aanmelden, voorzien van hun zakboekje, ten einde zoo noodig in het bezit te worden gesteld van de vereischte vervoerbewijzen en passage biljetten en tot het desgewenscht in ontvangst nemen van daggeld, een en ander voor zooveel zij daarop recht hebben, en tevens om, zoo zij die gewenscht achten, inlichtingen te bekomen aangaande de reis. De verlofgangers echter, voor de laatste maal met groot-verlof vertrokken nil 15 Maart 1904, die alleen per spoor- of tramweg moeten reizen en in wier zakboekje aanwezig is een op wit papier gedrukt en met rooden inkt ingevuld vervoerbewijs, behoeven zich niet ter Gemeente-secretarie aan te malden, doch begeven zich rechtstreeks naar het station van vertrek en stellen aldaar hun zakboekje ter hand aan den stations beambte, met de uitgifte van plaatsbewijzen belast. De verlofgangers behooren er op indachtig te zijn, dat hun het zakboekje wordt teruggeven, a!»mede de strook van het vervoerbewijs, aangezien deze strook hun gedurende de reis moet dienen als plaatsbewijs. Verlofgangers, die, hoewel hun reis aanvangende per spoor of tramweg, een gedeelte van het traject moeten afleggen per stoomboot of die op hunne reis van éen of meer veren moeten gebruik maken, moeten zich steed» naar de Gemeentesecretarie begeven tot het in ontvangst nemen van de vereischte vervoerbewijzen en passagebiljetten. Het is noodig, zich ten minste een half uur vóór het vertrek van den trein of tram aan het station te bevinden. Behalve vrij vervoer, voor zoover de reis geschiedt binnen het Rijk, heeft de verlofganger, die niet woont in de plaats van opkomst, voor den dag van opkomst recht op een daggeld van f 0.25. Het is niet noodig, dit daggeld ter Gemeente-secretarie te vrag- n; aan hen, die het m zijn woonplaats niet heeft ontvangen, wordt het na aankomst bij het korps uitbetaald. Ingeval ziekte of gebreken cfe opkomst mochten verhinderen, moet hiervan zoodra doenlijk, door overlegging van eene op gezegeld papier geschreven en gelegaliseerde geneeskundige verklaring, ter Gemeente-secretarie blijken. Geldt het verlofgangers, aan wie wegens onvermogen eene ongezegelde verklaring is afgegeven, dan kan deze aldus, ter verz ndi g am wie11 behoort, ter Gemeente-secretarie worden ingeleverd. Betreft het 2 (Slot). De majoor gaf zijn oppasBer, die half gekleed kwam toeloopi-n, bevel, voor zijn paard te zor gen, «tak zijn hoofd diep, heel diep in de waseh- kora, scnoot zijn uniform aan en steeg op, als gewoonlijk zich bij deze manoeuvre de force be dienend van een klein trapjevlug was bij daar bovenop; zijn linkervoet akte den stijgbeugel, het rechterbeen werd sierlijk over het paard ge zwaaid en daar zat hij. Als hij er eenmaal op zat, dan bleef hij er op; geen paard had hem ooit afgeworpen en afstijgen deed hij ook nooit dan met het trapje. „Vooruit" beval hij zijn oppasser en zijn reus achtig paard de sporen gevend, joeg hij kazer- newaurts met zoo'n vaart, dat de vonken uit de straatkeien spatten. Hij wilde de eerste zijn van alle officieren, en hij was de eerste. De generaal was ten allerhoogste verbaasd en keek weinig vriendelijk toen hij den dikken ma joor in ruzeude vaart het kazerneplein zag op- sluiven. „Fataal" fluisterde hij tot zijn adjudant, die niet anders kon doen dan toestemmend knikken maar zyn meening was de rit in de vroegte en het a'arua-geweid maar lak en ware 't veel beter geweest, rustigjes thuis te blijven en lekkertjes uit te slapen. Toen de majoor zich meldde, kon de generaal hem geen uitbrander geveneen goedkeurend woord kon er 6ok niet op overschieten en dus meende hij te kunnen volstaan met erg afge meten te salueeren- Alsof 't toeval wilde, traden ook de compag nieën van majoor Kareis het eerst aan, waar over deze niet weinig in zijn nopjes was, doch hetgeen den generaal weer deed boos worden. „En tóch is hij te dik" bromde hij half luid en hij werd versterkt in die meening toen het regiment vrij spoedig daarop afmarcheerde en de majoor aan het hoofd reed van zijn bataljon, dat achter zijn dikken rug bijna geheel verdween. Na een uur marcheerene werd het terrein be reikt waar de manoeuvre kon worden gehouden en daar deelde de generaal zün dispositie mede om ten slotte te zeggen„lieeren, we zullen zooveel mogelijk de werkelijkheid trachten nabij te komen en daarom zal ik in den loop der oefening verschillende veronderstellingen maken en ik verzoek de heeren onmiddellijk en pre cies te handelen naar de onderstellingenzoo spoedig mogelijk en precies." Hel lieve leventje der onderstellingen begon. Nu eens onderstelde de generaal, dat plotseling en absoluut onverwacht een sterke afdeeiing vijandelijke artillerie uit den grond opreesdan weer onderstelde hij, dat midden de uitgestrekte heide waarop werd gemanoeuvreerd een groote spooi weg brug zich bevond die door den vijand gedeeltelijk was vernieldtelkens werd nu dit dan verlofgangers, aan wie, in verband met eeue vorige oproeping in werkehjken dienst, door den zeUfleu genees kundige reeds eene verklaring is uitgereikt, dan kan ook voor ntet-ouvermogendoo met eene o..gezegelde en n iet-gel egaliseerde verklaring worden volstaan. Na hun herstel vervoegen zy zich onverwijld bij hur. korps. Hij, die zonder geldige reden niet voldoet aan deze oproeping, wordt, na daartoe verstrekte machtiging van den Minister van Oorlog, als deserteur afgevoerd. Hij, die zonder geldige reden zich te laat by het korps aanmeldt, maakt zich strafschuldig. Het niet-ontvangen eener bijzondere oproeping ontheft een verlofganger geenszins van zijne ver plichting tot opkomst in werkelijkeu dienst, daar de openbare kennisgeving Eb MG en ALLEEN als BEWIJS geldt, dat hjj behoorlijk is opgeroepen. Den verlofgangers, die, op grond van kostwinnerschap, vertueenön in de termen te verkeeren tot het erlangen van ontheffing van bovenbedoelden werkelijken dienst of van eene geldelijke ver goeding, wordt aangeraden hun verzoek daartoe bii voorkeur ongeveer zes weken vóór hunne op komst aan DE KONINGIN te doen. Dat verzoek san op ongezegeld papier worden geschreven en moet rechtstreek-, aan Hare Majesteit worden gezonden. Frankeering is niet noodig. Wenscht men alleen voor eene geldelijke vergoeding in aanmerking te komen, dan kan deze bij ongezegeld en ongefrankeerd verzoekschrift aan den MINISTER /AN OORLOG worden gevraagd. Overigens wordt ten deze verwezen naar de afzonderlijke publicatie betrekkelijk „KOSTWINNERS", en kunnen inlichtingen mondeling worden gevraagd ter Gemeentesecretarie, eiken werkdag zoo noodig nadere tusschen 10 en 12 uur voormiddags. Amersfoort, 11 Juni 1907. De Burgemeester voornoemd, WUIJTJERS. Heeft de Gemeente voordeel van de buitenleerlingen der H. B. S., öf moet er geld bij Die zoo eenvoudige vraag, door «Een inge zetene" in het vorig nummer gedaan, is niet zoo gemakkelijk te beantwoorden. Worden door het Rijks-subsidie alle kos ten ten behoeve der buitenleerlingen gedekt, öf moet er geld bii Zoo ja, dan is het mij uiet duidelijk waarom men de buitenleerlin gen niet weigert, ot - en misschien is dit voor alle belanghebbenden hier beter het schoolgeld voor hen zóo hoog stelt, dat er een beetje voordeel voor de gemeentekas uit voortvloeie"aldus de korte inhoud dei- vraag, door den inzender gesteld. Laat ons eens nagaan wat de directe Ont vangsten en Uitgaven voor de Hoogere Bur gerschool zijn geweest in 1900. Het Rijks-subsidie voor de H. B.S. bedroeg f11 500, bet schoolgeld bracht op f13 785; samen dus 125'285. De tracleraenten van deu Directeur en de leeraren bedroegen f30 976; tractementen en toelagen concierges en amanuenses f 1350; schoonmaak en onderhoud f 1050vuur, licht, hulpmiddelen, bureaubehoeften f 1950 samen dus f 41 326. Dit zijn de nuchtere cjjfers van de Gemeen te-begrooting en volgens die cijfers heeft de school dus een tekort opgeleverd van rond f 10 000. Feitelijk echter wordt dit cijfer veel kleiner als men bedenkt, dat een groot deel terug vloeit in de Gemeentekas door hetgeen zoo wel de leeraren als de ouders der 96 bier wonende en de verzorgers der 46 hier in de kost zijnde leerlingen bijdragen in de gemeen telijke belastingen. Van de 225 leerlingen, die in 1906 de school bezochten, waren 83 spoor-leelingen, die ech ter óok nog heel wat per jaar indirect voor deel geven voor de Gemeente. Wat nu precies zoo'n buitenleerleerling kost, met andere woorden moet er geld bij", kunnen we niet beantwoorden. Maar dit is zeker: indien voor hen het schoolgeld hooger wordt gesteld dan voor de hier wonende leerlingen dan trekt het Rijk onverbiddelijk zjjn subsidie iu. Bij de Staatsbegrooting voor 1902 is over wogen, do Gemeentelijke Hoogere Burger school hier, te veranderen in een Rijks school, 't Heeft toen aan een haar gehangen, doch op den voor Amersfoort zeer ongelukkigen Vrij dag 13 December 1901 besloot de Tweede Kamer, van de school niet te maken een Rijks-school. We zouden den geachten inzender dei- vraag willen verzoeken, de in dien tijd in onze courant verschenen artikelen vele kolommen druks eens te komen lezen. Plaatsgebrek noopt ons, ze nu te herdruk ken, te meer omdat er thans niet is dat periculum in mora, al wijst- zeer veel er op, dat met name het artikel in de Aft, Crt. van 14 dat verondersteld en de adjudanten renden wat zij rennen konden om al deze onmogelijke ver onderstellingen bekend te maken aan den kolo nel en de andere hoofdofficieren, die de een na den ander hoe langer zoo meer den kluts kwijt raakten omdat ze maar niet konden begrypen waar 't eigenlijk om ging. Eèn echter was er, die zich door al die onder stellingen niet van zijn stuk liet brengende dikke majoor, die „onmiddelijk en precies" zijn bevelen gaf, zóo vlug en met zóo veel zekerheid, dat het een lust was om hem gade te slaan. De generaal had er intusschen maar heel weinig genoegen in, dat de majoor zijn zaakjes zóo best deed. „Die maioor is van een geestelijke elasticiteit, die ik in der eeuwigheid niet achter hem gezocht zou hebben" zeide de generaal ten slotte tot zijn adjudant „maar 't zit hem niet alleen in de kennisook het uiterlijk speelt een groote rol Met zóo'n lichaam kan hij tóch geen promotie meer maken. Verbeeldje, dat hij kolonel wordt en zijn korps moet representeeren ze zouden hem uitlachen en het korps er bij. Hij is te dik en dat zal ik hem nu bewijzen." De generaal had een goeden inval en riep een ordonnans„Rijd naar majoor Kareis en zeg hem, dat ik onderstel, dat zijn paard door een granaat is gedood." De ordonnans rende er heen en de generaal wreef zich reeds van pleizier de handen. „De majoor moet nu afstijgen" dacht hij „en dat zal twee uur langer duren dan de eeuwig heid en ik kan dan met alle recht tegen hem xeg- October 1901 vau «Een vader van een bui tenleerling" zoo zoetjesaan weer zeer actueel wordt. Geen hijks school, doch tijdelijke verhoo ging vau het Rijks subsidie werd het toen en destijds ook sprak de toenmalige Minister Kuyper van de sedert hier beroemd gewor den «stroomafleiding der buitenleerlingen" naar de Ryks-school te Utrecht of de gemeen telijke schooi te Hilverssum. Die stroomafleiding heeft nog niet bijster gewerkt, schreven we in een vorig nummer toen we vermeldden, dat voor den nieuwen cursus zijn aangemeld 91 candidaten, van welke 58 uit buitengemeenten. Doch het Rijks-subsidie is telken jaro meer teruggebracht van het buitengewone tot het normale. Sedert 1902 bedroeg het f 10 000, voor 1903 werd het gebracht op f 15 000, voor 1907 is het reeds weer verminderd tot f 11 000. 't Zal dan ook niet zoo heel lang meer duren of we krijgen een herhaling van de question bruiante vau 1901. De eenige oplossing zal zijn we herhalen hier wat we verleden jaar November schreven dat Amersfoort in den zak tast en op een gunstig terrein een alleszins voldoend ge bouw sticht voor de Hoogere Burgerschool, maar dan zóo een, dat het Rijk het ook kan overnemen en Diet weer, als in 1901, de on derhandelingen hierop afspringen. Ds. E. M. ten Cate, uit Apeldoorn, hoopt aanstaanden Zondagochtend half elf hier weer voor te gaan bij de godsdienstoefening van den Doopsgezinden Kring, in het Loge-ge- bouw aan de Van Persyn-straat. H. M. de Koningin vertoefde hedenochtend bij Haar reis van Het Loo naar Den Haag van 9.56 tot 10.24 aan het station hier. De Burgemeester van Amersfoort en me vrouw Barchman Wuytiers van Vliet dineer den Dinsdag ten paleize «Soestdyk". De Kamer van Koophandel en Fabrieken boud Zaterdagavond een openbare vergade ring, ten Raadhuize. De heer J. H. L. de Jong Schouwburg, sedert 30 Januari 1902 adjunct-archivaris der Gemeente, beeft ontslag aangevraagd als zoodanig. Men wil .veten, dat verandering zal worden gebracht in het aantal en den omvang der siem-distrieten in deze Gemeente. Dat mag ook waarlijk wel als men nagaat dat bijvoorbeeld voor den Gemeenteraad het aantal kiezers is 1006 in het Ie, doch daaren tegen 501 in het 2e en 709 in het 3e district. In den ouderdom vau 65 jaar is Dinsdag avond na langdurige ziekte te Haarlem over leden de heer A. C. de Kok, de ook hier ter gen„Dat gaat zoo niet, majoorwij kunnen slechts zulke officieren gebruiken, die ook licha melijk volkomen geschikt zijn". Dat zal hij dan wel moeten toegeven en dus er wel uit gaan. Nu zullen we eens zien hoe hij afstijgt". De generaal haalde zijn kijker voor den dag om het afstijgen precies te kunnen nagaan, maar de dikke majoor maakte niet de minste aanstal ten om af te stijgen en bleef doodkalm bovenop zijn dik strijdros zitten. „Ik heb uw bevel overgebracht" meldde juist op dit oogenblik de ordonnans. „Rijd nög eens naar den majoor en zeg hem nóg eens, dat ik onderstel, dut zijn paard onder hem is doodgeschoten en dut ik iaat vragen waarom hij niet is afgestegen. Ik heb toch ge zegd snel handelen en precies volgens do onder stelling". Weer joeg de ordannans over de heide om na eenige minuten terug te komen. „Hij zit er nög bovenop" bulderde do generaal „Heb je den majoor dan de onderstelling niet meegedeeld „Jawel, generaal." „En waarom stijgt de majoor dan niet af?" „De majoor heeft gezegd, dat, nu verondersteld wordt, dat zijn paard onder hem is weggeschoten, de majoor onderstelt, dat hij ook is afgestegen". De generaal was paff, gewoonweg pafl. Maar hij gaf 't nu ook voorgoed op, den dik ken majoor verder te plagen en deze bleef niet alleen in dienst, maar werd later óok generaal.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1907 | | pagina 2