Dinsdag 25
Juni 1907.
No. 7366
56e Jaargang.
Feuilleton.
De Jansen's.
AMERSFOORTSGEK COURANT.
UITGAVE:
FIRMA A. H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Legale,
officieële- en onteigeningsadvertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25; elke regel
meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening
gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de iDcasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19.
I
ie met ingang van 1 JULI
zich wenscht te doen in
schrijven als abonné, ont
vangt de tot dien datum
verschijnende nummers
KOSTELOOS.
Industrie- en Huishoudschool.
B. en W. brachten onder dagteekening van
13 Juni het volgende rapport en voorstel uit
betreffende het verzoek van de Amersfoortsche
Industrie- en Huishoudschool tot grooter steun
uit de 'Gemeentekas
Onder wederaanbieding van de verschillende
adressen van het Bestuur van de Vereeniging
„Amersfoortsche Industrie- en Huishoudschool"
hebben wij de eer het volgende te rapporteeren.
Waar wij een langen tijd gewacht hebben met het
uitbrengen vati ons rapport, moge hier medege
deeld worden, op welke wijze wij in deze aange
legenheid werkzaam geweest zijn.
Bij adressen van 28 April 1906 en 25 Juni
1906 verzocht de Vereeniging:
a. onder hypothecair verband op de eigen
dommen der Vereeniging, zooals aie bestemd
worden voor Industrie- en Huishoudschool, tegen
een annuïteit van f2500, te betalen gedurende
24 jaren, in 1907 een leening te verstrekken van
f40000;
b. aan de Vereeniging voor het jaar 1907
ineens een subsidie toe te kennen van f 1000,
als bijdrage in de kosten van inrichting;
c. ter tegemoetkoming in de kosten van ex
ploitatie de subsidie van f1750 te verhoogen
tot f2500.
De bij deze adressen behoorende begrootingen
werden gewijzigd bij schrijven van het Bestuur
van 17 Juli d. a. v. Na een onderzoek van deze
adressen en de daarop gevolgde correspondentie
en besprekingen met het Bestuur der school
kregen wij ondanks de tegenovergestelde
meening van het Bestuur deovertuiging.dat,
bij inwilliging van het verzoek en uitvoering
van de ontworpen plannen, zeer spoedig om ver
hoogden financieelen steun van de Gemeente
gevraagd zou moeten worden. Naar onze meening
n.l. bestond geen zekerheid, dat de bouwkosten
gedekt waren, waren geen gelden aanwezig voor
volledige aanschaffing van meubilair en zouden
de uitgaven der exploitatie van de nieuwe in
richting de inkomsten jaarlijks overtreffen.
Het behoeft geen betoog, dat wij onder deze
omstandigheden geen vrijheid vonden, U inwilli
ging van het gevraagde voor te stellen. Hiermede
stelden wij het Bestuur in kennis bij ons schrijven
van 12 September 1906, afdeeling I, no. 1725.
Aangezien evenwel ook ons college de over-
tuiging had, dat een betere huisvesting voor de
school van veel belang was, zagen wij naar andere
middelen uit om de Vereeniging te helpen. Wij j
hebben daarna onderzocht, of een financieel niet
te bezwarende regeling te maken zou zijn, volgens i
welke het tegenwoordige schoolgebouw van de
Hoogere Burgerschool aan de Indust'ie- en Huis-
houdsBchool verhuurd en een nieuw schoolgebouw
voor de Hoogere Burgerschool gesticht zou
kunnen worden.
Aanvankelijk liet het zioh aanzien, dat dit
plan èn voor de Industrie- en Huishoudschool
èn voor de Gemeente uitvoerbaar was; bij de
nadere uitwerking en na besprekingen en corres
pondenties met het Bestuur der inrichting eu
met den Inspecteur van het Middelbaar'onder
wijs H. J. de Groot bleken zóo vele en Onover
komelijke moeilijkheden te bestaan, dat wij ons
opgevatte voornemen moesten laten rusten. In
hoofdzaak bestonden de bezwaren hierin, dat
alleen de Industrie- en Huishoudschool in het
schoolgebouw ondergebracht kon worden en voor
de Fröbelschool een afzonderlijk gebouw ingericht
moest worden. Voort» werd van Rijkswege
bezwaar gemaakt tegen een verhuring en werd
eigendomsverkrijging geëischt. üe school had
hiervoor niet de noodige fondsen; bovendien
was verkoop voor de Gemeente uit financieel
oogpunt af te keuren.
De correspondentie, waarin dit alles behandeld
i», leggen wij hierbij voor U ter inzage.
Bij de behandeling dezer aangelegenheid, in
't bijzonder in verband met de eventueele ver
huring van het schoolgebouw der Hoogere Bur
gerschool, is ons duidelijk geworden, dat de
vermoedelijke uitgaven voor de stichting en
exploitatie der Fröbel-school belangrijk hooger
zouden zijn, dan de inxomsten, die de Vereeni-
fing door de Fröbel-school zou ontvangen.
ndirect zou dus de Gemeente door het verleenen
der subsidie, het Fröbelonderwijs subsidieeren.
Dit nu achtten wij een verkeerd standpunt met
het oog op andere vereenigingen, die Fröbel
onderwijs doen geven en geen subsidie der
Gemeente ontvangen. Wij hebben daarom als
stellige voorwaarde voor verderen steun onzerzijds
gesteld, dat èn financieel èn administratief de
Fröbel-scbool geheel afgescheiden moest worden
van de Industrie- en Huishoudschool. Aanvan
kelijk scheen deze voorwaarde niet ingewilligd
te kunnen worden wegens de Rijkssubsidie,
maar nadat wij in een vergadering met den
genoemden Inspecteur van het Middelbaar
onderwijs onze meening nader toegelicht hadden,
mochten wij later vernemen, dat ook de Inspec
teur krachtig op de door ons verlangde scheiding
heeft aangedrongen.
Voorts hebben wij het Bestuur der school
medegedeeld, dat, indien wij besloten U te ad-
viseeren een leening aan te gaan voor de school,
wij U hierbij de voorwaarde zouden voorstellen,
dat jaarlijks door de school aan de Gemeente
terugbe'aalds worde, hetgeen de leening jaarlijk
aan de Gemeente kost. Besluit n l. de Gemeente
aan de school onder annuïteits-aflossing te leenen
en kan de Gemeente voor zich zelve geen an-
nuïteits-leening sluiten, dan zullen in de eerste
jaren de kosten der leening voor de Gemeente
belangrijk hooger zijn dan hetgeen zij als an.
nuïteit van de Vereeniging terugontvangt. De
uitgaven der Gemeente zouden, mede in verband
met het voorstel tot verhoogde subsidie, voor
de eerste jaren te plotseling toenemen,
't Gevolg van een en ander is geweest, dat
het Bestuur der school een nieuw adres heeft
ingezonden hetgeen bij uw besluit van 28 Mei
in onz6 handen is gesteld.
Volgens deze nieuwe plannen zal de Fröbel
school geheel afgescheiden worden van de In
dustrie- en Huishoudschool. Het gebouw zal
gesticht en de school geëxploiteerd worden door
een andere Vereeniging, zoodat de mogelijkheid
dat öf de gemeentelijke subsidie indirect voor
het Fröbel-onderwijs gebruikt zal worden öf de
kosten van het Fröbel-onderwijs een nadeeligen
invloed zullen uitoefenen op de exploitatie der
Induitrie- en Huishoudschool is uitgesloten.
Ook aan de door ons gestelde voorwaarden
betreffende de geldleening is deor het Bestuur
'ijdens de behandeling dezer aangelenheid
hadden wij meermalen gelegenheid, het Bestuur
Toen de kolonel op zijn bureau kwam, zat de
kapitein-adjudant reeds ijverig in een berg nukken
te siudeeren.
„Morgen, Krol
„Kolonel."
De kolonel deed zyn sabel af, stak een sigaar op,
ging voor z\jn schrijftafel zitten en keek met onver
holen schrik naar den stapel brieven, die daar door
de goede zorgen van zijn kapitein-adjudant reed» lag
opgehoopt.
„Moet ik dat alles lezen, Krol
„Maar een derde ongeveer, kolonel. De belangrijk
ste stukken heb ik rechts gelegd van de hoofdzaak
uit het linker pak heb ik een uittrekaeltje gemaakt
op het vel papier, dat .c bovenop ligt."
«Dank je zeer" antwooidde de kolonel „telkensen
telkens weer komen er aanschrijvingen om minder
papier te vermorsen en toch worden er voor elk
bagatel talloozen vellen volgeschrevenEniiu, ik
kan daaraan niets veranderen."
Na een goed half uurtje legde h\j het laatste stuk
uit het rechter pak met een zucht van verlichting
neer, liep de anderhalf vel „uitstreksels" uit den
linker berg even door en vroeg toen aan den kapitein
adjudant, die inmiddels ijverig had doorgewerkt
„Nog ander nieuws, Krol?"
„Geen ander, kolonel, dan dat een van de Jansen's
eeu kind heeft gered."
De kolonel zag zijn adjudant met groote oogen
aan.
„Eeu kind gered? Daar heb ik niets van geboord."
„Ik heb 'tóok maar uit de courant, kolonel; het
stond er nog wel met vette letters <u."
„O mai.r ik lees uit principe nooit ieti, dat met
veile letiers is gedrukt" antwoordde de kolonel „Ik
lees nu al heel wat jaren couranten an heb daardoor
geleerd, dat hetgeen in bet eene nummer vet is go.
drukt, in het volgende wordt tegengesproken. Waar
toe zal men zich nu den tsenen dag over iets opwin
den als men zich daarover den volgenden dag moet
afwinden Maar wat is er gebeurd Heb je de cou
rant soms bier?"
De kapitein-adjudant gaf den kolonel de courant,
waarin hg het berichtje reeds met blauw had orn-
haald en de kolonel las„Een edelmoedige redder.
Even voor het afdrukken van dit uummer bericht
men ons, dat een negeujarig zoontje van wachtmee
ster A, dat al Bpelend in de om dezan lijd sierk
gezwollen gracht was geraakt en reeds tweemaal
was gezonken, op 't allerlaatste oogenbiik is gered
door een officier, die toevallig de plaats des onbeils
voorbij kwam. Zonder zich te bedenken, sprong de
edelmoedige redder in de zeer diepe gracht. Hij bad
het geluk, het knaapje te grijpen en weder op den
vasten wal te brengen.Na de kunstmatige ademha
ling op den kleinen drenkeling te bebbeu toegepast,
mocht bij de voldoeoing hebben, den knaap weder
levend aan zijn inmiddels toegeloopen ouders ter
band te stellen. Men kon ons niet meedeelen, wie
van de beide beeren Jansen deze edele daad vol-
braobt, te meer wijl de edelmoedige redder weigerde,
eenige iulicbting ie geven".
„Je stijltje wel" meende de kolonel „doch de hoofd
zaak is, dat een der Jansen's zich werkelijk krauïg
heeft gedragen. Wie ia 't geweest, Krol?"
De kapitein haalde de schouders op. „Ik wee»
het niet, kolonel. Ik heb dadelijk getracht, infor
maties in te winniQ maar heb slechts gehoord, dat
de zaak zich juist zóo beeft toegedragen als in de
courant wordt meegedeeld."
De kolonel las het berichtje nóg eens door.
„Zie je, Krol, een van de Jansen'e heeft zich
werkelijk kranig gedragen. Ik zal zien, dat ik de
reddingi-medaille voor hem krijg. De gracht is ge
vaarlijk met haar sterken stroom en modder igen
bodem en om er op goed geluk in te springen, is
Ook al heel wat. Maar welke Jansen is «at nu ge
weest, Frans of Frils?"
„Ik weet het waarlijk niet, kolonel."
De kolonel vertrouwde ziju ooren niet. Zou zijn
adjudant hem in den steek laten Dat was nog nooit
gebeurd.
„Wat? Weet je dat niet? Je hebt je er toohzeker
al naar geïnformeerd
tegemoet gekomen.
TT
der schoof mede te deelen, dat wij slechts dan
bereid waren eventueel een vooratol tot groote
ren financieeleu steun te doen, indien wij de
overtuiging hadden, dat, behoudens onvoorziene
omstandigheden, met de thans aangevraagde gel
den de school in de eerste jaren goed geëxploi
teerd en dus niet binnen korten tijd wederom
verhooging van subsidie gevraagd zou worden.
Tot ons genoegen kunnen wij verklaren, dat het
ons voorkomt, dat uit de thans ingediende be
grooting is af te leiden, dat inderdaad in de
eerstvolgende jaren de exploitatie mogelijk zal
zijn zonder nieuwe nfièrs der Gemeente.
Alvorens evenwel onze voorstellen in te die
nen, hebben wij den genoemden Inspecteur ver
zocht, ons op dit punt te willeu voorlichten.
Deze schrijft ons
„Voorzoover dit door mij beoordeeld kan wor
den, ia thans de zaak op goeden leest geschoeid
en is ook op mijn aandrang de Fröbel-school van
de Industrieschool gescheiden.
„Bij de ontwikkeling van het vakonderwijs,
ook in uw Gemeente, kan ik natuurlijk niet mei
wiskunstige zekerheid zeggen, of de school in de
„Zeker, kolonel, ik beb 't zelfs deu beiden beeren
gevraagd, maar ze geven elkaar de schuld".
„Wat? Maar dat kan toch niet, Krol, en datmilg
toch niet. Eén van beiden beeft dieu jongen gered
en moet dus daarvoor worden beloond. Ik stel er
hoogen prijs op, dat hij beloond wordt, zeer hoogeu
Erijs zelfs. Jg moet er nu maar eens achter zien te
omen, wie 't geweest is, Jansen I of Jansen II."
„Ja, zeker, kolonel, een van de twee Jansen's heeft
bet gedaau, maar ik meen dat bet toch heel moei
lijk, zoo niet onmogelijk zal zijn, uit te viDden wie
van de twee."
„Dat zullen we eens zien" meende de kolonel „Dat
zullen we eens zien of dat nu zöo onmogelijk is, uit
te vissohen.
„Met uw verlof, kolonel bet wil me zoo voorko
men, dat zij elkaar beloofd bebben, over het voor
gevallene het zwijgen te bewaren", bracht de kapitein
adjudant hier tegenin.
„Maar waarvoor dan, Krol?" viel de kolouel uit
„Waar voor, vraag ik je, Voor zoo'n daad behoeft
toch niemand zich te scbamen, zou ik zoo zeggen
en wie 't niet gedaau heeft, mag er trouch op ziju
zoo'n tweeliugsbroerte hebbeu."
„Zeker, kolonel, maar 'tkan dok, dat de eeue twee
lingbroer, hetzij dan Jansen I of Jansen II, het on
aangenaam vindt, dat zjjn broer die daad niet beeft
volbracht. Ziet u, bij zal zóo redeneeren't is heel
o..pleizierig voor mijn broer, dat juist ik genoemd
word en dat juist ik de medaille krijg, en niet hg
daarom wil ik die medaille niet hebben omdat ik
die niet met hem ban deelen en daarom boud ik
me stil. 't Is werkelijk niet zoo ondenkbaar, dat de
eene broer den ander heeft verzocht, over het heele
geval te zwijgen eu uieas woord daarop heeft ge
vraagd."
„Malligheid" zeide de kolonel „Ik bedoel natuur
lijk niet wat je daar zooeven zei integendeel, er is
veel vóór te zeggen, dat is zelfs heeiemaal iets voor
de Jansen's, maar toch mogen we ons daarmee Diet
tevreden siellen. Ik zèl weten wie 't geweest is, eu
wie 'tdeed, krijgt de medaille. Ik zal te natuurlijk
niet dwingen, buu woord te treken, maar er is eeu
doodeenvoudig middel om Jen reddeg uit te vin
den."
„En dat ia?" vroeg de adjudant.
„Wel, we laten doodeenvoudig den jongeu hier
verre toekomst meerdere offers van de Gemeen
te zal viagen.
„Ik geloof evenwel, dat over voldoende mid
delen valt te beschikken om deze school in de
eerstvolgende jaren zonder meerdere inkomsten
te kunnen exploiteeren."
Wij merken hierbij terloops op, dat onze hier-
voren medegedeelde verwachting, dat voor de
exploitatie van de ochool, overeenkomstig de
adressen van 1906, geen voldoende gelden aan
wezig waren, in alle opzichten gemotiveerd wordt
door de begrootingen en rekeningen, die thans
overgelegd worden.
Bij de beoordeeling, of het thans gevraagde
ingewilligd kan worden, vestigen wij er de aan
dacht op, dat door de bepaling, dat de school
jaarlijks aan de Gemeente terugbetalen zal, het
geen de leening jaarlijks aan de Gemeente kost,
het eventueel leenen aan de school voor de
Gemeente geen verdere uitgaven mee zal brengen.
Hoewel wij ons niet de bezwaren ontveinzen,
verbonden aan de verhooging der jaarlyksche
subsidie van f1750 op f2500, meeneu wij toch
U in overweging te moeten geven, hiertoe te
besluiten. Worden de thans aanhangige plannen
uitgevoerd, dan zal inderdaad een zeer groote
verbetering voor de school tot stand komen
een goed. doelmatig en zoo eenvoudig mogelijk
ingericht schoolgebouw.
Gedurende den kor'en tijd van haar bestaan,
heeft de school getoond in toenemende mate in
een behoefte te voorzien. Wij achten het ook
voor de Gemeente van belang, dat hier eeu
inrichting besta, die dezen tak van onderwijs
behartigt.
Om deze redenen stellen wij U voor, de jaar-
lijksche subsidie te verhoogen van f1750 tot
f 2500 en ineens een som f 1000 voor inrichtings
kosten te geven.
In afwachting van uw besluit hebben wij ons
reeds tot verschillende instellingen gewend met
de vraag of en, zoo ja, onder welke voorwaarden
de GemeeDte eene annuïteits-leening voor het
aangegeven doel zal kunnen sluiten Hetisv0or
de school van belang, dat ook zij met de Ge-
1 meante een annuïteits-ieening sluite. Mocht de
J Gemeente hierin evenwel niet slagen, dan zal
j ook roet de school een leening aan egaan moeten
I worden, die jaarlijks met een geluk bedrag zal
worden afgelost. In ieder geval behoort vast te
staan, dat de jaarlijksohe onkosten der Gemeente
jaarlijks'terugbetaald worden.
Wij stellen ons voor, zoodra wij voldoende
aanbiedingen ontvangen hebben, U een voorstel
betredende de leening zelve te doen. Het is in-
tusscheo voor de Vereeniging wensohelijk, zoo
spoedig mogelijk te vernemen of uw vergadering
bereid is, den gevraagden steun te verleenen.
Daarom hebben wij de eer U het hierbij ge
komen en de beide broers 6ok en dan zegt de jon
gen natuurlijk: „die beeft me er uit gehaald."
„PardoD, kolonel, u vergeet, dat de Jansen's op
elkaar gelgken als twee droppels water."
„Dat is zoo" stemde de kolonel toe. terwijl hg
zich nadenkend achter 'toor krabde „Onlangs nog
heb ik den een een uitbrander gegeven, die voor
den ander bestemd wss. 't Is een gek geval, dat die
tweelingen bij bet zelfde korps zyu ingedeeld. Ze
lijken te veel op elkaar."
De kolonel bad volkomen gelijk; zjj leken teveel
op elkaar. In het korps werd dau uok altijd slechts
gesproken van de Jansen's, óok als men er ëen be
doelde. Lengte, figuur, gezioht, kleur van oogen en
baar, alles was bij beidot) precies gelyk en in fla-
granteu strijd met de oude leer, dat niet twee diugen
op dit on lerraaanscbe volko tien gelijk zgn. En niet
alleen naar het uiterlijk, maar ook innerlijk waren
zij volkomen gelijk en behept met de zelfde deug
den eo geb-eken. Als de eene Jansen geen lust bad
in een partijtje whist, dan had de ander er óok geen
trek in; wilde men een leening sluiteu by den een,
dat was de ander toevallig óok sleoht bg kas. Aligd
waren de tweelingen nog onafscheidelyker dan het
eenmaal beroemde Siameesohe broederpaaraltijd
waren ze éen van zin en de eon was steeds volko
men bereid, zich voor den anderen op te offeren.
De kolonel las het courantenberichte nóg eens
over. Plotseling sloeg by met zijn vuist op de tafel
en zeide
„En toch haal ik het er uit. Ik zal ze hier laten
komen en vraag 't buu en breng hen onder 't oog,
dat het spreken van onwaarheid legen een meerdere
streng wordt gestreeft."
dal u de boeren niet wilde dwingen tot woordbreuk.
„Daar heb je gelgk in, Krol, volkomen gelgk. Dan
moet ik trachteD op eeo andere manier er achter
middag 8 uur op de vereenigiDgszaal verwacht; da
buofd-uflicieren behoeven niet te komenja, die
ook."
Reeds vóór drieën waren alle beeren ter plaatse.
Allen hadden bet bcrichtjo gelezen of cr van geboord
en allen reels aan de Jansen's gevraagd wie't gedaan
(zie obim)