December 1907.
txmi m
No, 7445,
57e Jaargang.
KOSTELOOS.
Feuilleton.
UITGAVE;
FIRBIA A. H. van CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en ZaterdagmiddagAbonnement per 3 maanden ƒ1.—
franco per post ƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. By regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reolames 1—5 regels ƒ1.25 elke regel meer ƒ0.25. Groote
lettere naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Telephoon 19
Bij dit nummer behoort een
BIJVOEGSEL.
1* lie zich met 1 JANUARI
Uf wenscht te doen in-
11 schrijven als abonné,
ontvangt de tot dien datum
verschijnende nummers
KENNISGEVINGEN.
Melkomlorzook,
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT
brengt ter algemeene kennis de vulgende mede-
deeling van den Directeur van den Landbouw
„Wijl het veelvuldig voorkomt, dat de oorzaak
van gebreken van melk en van melkproducten is ge
legen iu afwijkingen of ziekten der melkkoeien, in
zonderheid van den uier, worden met ingang van
15 December 1907, aan de Rijks-seruminrichting,
op aanvrage, kosteloos onderzoekingen gedaan van
melk en melkproducten, wanneer het vermoeden
bestaat, dat de oorzaak der geoonstateerdo gebreken
in de melk aanwezig was, voordat deze den uier
verliet.
Indien noodig, wordt vanwege de Rijks serumin-
richting een plaatselijk onderzoek ingesteld. De
eigenaar de dieren, de directtur der zuivelfabriek ot
der melkinrichting, die een onderzoek verlangt, ia
gehouden den ambtenaren der Rijks-zerurainricbting
alle inlichtingen te verstrekken, welke voor het
onderzook vereisoht worden.
Veeartsen, landbo .wieeraren en zu.veiconaulenten
zijn eveneens bevoegd, m verband met het m deze
publicatie bedoelde onderzoek, de hulp der Rijks
seruminrichtiug in te roepen.
Vanwege de inrichting worden gedrukte aan
wijzingen gegeven mei betrekking tot het verzamelen
en het opzenden van melk enmelk^oductenen
gedrukte formulieren verkrijgbaar gesteld, welke
5oor Jo baisngbehbenden, "I1"k
vir.d»Tr s d. -
vrager een schrittelijk rapport.
21 vooinoemd,
WUIJTIERS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AS« opïï'6 n 7 de, HMBBBWra,
Brengen ter kennis van het pubhek, dat een door
L Q PONNE ingediend verzoek, met by lagen, om
vergunning tot het oprichten van een petroleummotor
dienende tot bet in beweging brengen v»neen
dynamo in het perceel alhier gelegen aan de Krom
mestraat No. 59, bjj het Kadaster bekend onder
Sectie E No. 507, op de Secretarie der Gemeente ter
visie ligt en dat op Maandag, den 6, Januari
aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gele-
27).
„Ik begrijp uw beweegredenen," verklaarde de heer
Wake, „m..nr vóór alles zal het thans wel de vraag
zijn, miss Palnier te viodeo. Hebt u voor uzelven
reeds eon voorstelling van haar verdwijning ge
vormd?"
„Ik vrees, dat zjj ons met opzet is ontvoerd óf
niet geweld óf ouder oen valsch voorwendsel, dnur
er geen stuk van haar garderobe ontbreekt en zij
baar woning, naar den echjjn te oordeeleo, beeft
verlaten, zooals zjj reilde en zeilde."
„Maar wat wilt u doen om bet meisje te vinden?"
vroeg de oude beer oogeduldig. „Voor het geval
dat u meent, dat u in dit geval iets doorgeld kunt
uitrekten, dan stel ik mijn beurs te uwer beschik
king."
„Ik zal vóór alles trachten, door verrassing iets
van Rachel Gibbs aan de weet to komen." antwoordde
Rider, „ofschoon zjj niet tot dat soort van personen
behoort, di» gemakkelijk te overbluffen zijn."
„Zoek de verblijfplaats van miss Palmer tot eiken
prijs te weten le komen," riep de oude heer opge
wonden uit, „bet ia een m(j dierbaar leven, dat mij
toeschijnt in gevaar te verkeeren en dit te meer ala
uw vermooden van een gewelddadige ontvoerwgea
inrichting in te brengen.
Tot het beroep, bedoeld in artikel 15, le lid der
Hinderwet, zjio, volgens de bestaande jurisprudentie
alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig art. 7 der
Hinderwet voor bet Gemeentebestuur of een of meer
zyner leden zijn verschenen, teneinde hunne
bezwaren mondeling toe te lichten.
Amersfoort, 23 December 1907.
Burgemeestei en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT
brengt, ter voldoeuing aan de aauschrjjving van
den Commissaris der Koningin iu de provincie
Utrecht d.d. 20 December 1907, 4e afdeeling, no.
6605/4819, ter kenuis van belanghebbenden, dat in de
Gemeente Baarn een geval van MILTVUUR ia
voorgekomen.
Amersfoort, 28 December 1907.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
DE KERSTENGEL
DOOR
H. M. SCHERMER.
Iu bet midden der huiskamer, op de groote
ronde tafel, staat de Kerstboom nog. Hij is
reeds geplunderd; groote en kleine hauden
hebben hem ontlast van die hartverrukkeude
schatten, waarmee hij enkele uren achtereen
zoo beloftevol stond te prykeD. De goud- en
zilverdraden, de flikkerende papieren sterren
en fonkelende glasbolletjes, die zyn schoon
heid zoozeer verhoogden, schitteren nog onder
de gasvlammen der kroonlamp; maar zijn
bontgekleurde kaarsjes zijn reeds lang uit
gebrand. De Kerstboom heeft, als heerlijk
zinnebeeld van licht, liefde en leven, zijn ze
genende gaven uitgedeeld aan groot en klein
eu daarmee zyn schoone taak volbracht.
Nog voor de nacht ingaat, zal hij in de schuur
geworpen worden, bij het brandhout.
Toch is het, alsof hij zich aan dat vonnis
niet onderwerpen wilof nij met gevoel eu
leven is bezield en tot ons spre kt. Want
zijn frisscbe dennegeur, die ons in gedachte
terugvoert naar de bosschen, waarin wij nog
kort geleden onze najaarswandelingen maak
ten, vervult nog de kamer, ja dringt door
tot de achter-suite, waarin nu het huisgezin
om den feestdisch gezeten is.
Pa, Ma, Omoe, broer Johan, >onze" adel
borst, die de vacantie in de ouderlijke woning
doorbeogt; zus Reina, die ais »oudste" al
mee voor de «kleintjes" zorgt; die kleintjes
zelf, vijf, in getal, waarvan de éénjarige
Mies aller lieveling is allen hebben zich
om de tafel geschaard, waarop een porseleinen
ketel met dampende chocolade zijn geuren
met die van den onttroonden Kerstboom
vermengt.
Er wordt geschertst, ernstig gesproken, ge
lachen, iets verteld; alles op zijn beurt. Ieder
gevangenhouding gegrond ié. Maar denk niet aan
een zoo schandelijke behandeling als de gevangen
neming van een door bet ongeluk getroüen edel en
onschuldig meisje."
De detective baalde do schouders op, en de heer
Wake verwijderde zich alles behalve tevreden ge
steld.
Rider ijlde naar Wall Street terug en begaf zich
onverwijld naar de tweede verdieping van bet kan
toorgebouw van den heer Dwight.
Rachel verscheen op zijn kloppen in den gang
en vroeg met gekunstelde kalmte„Verlangt u nog
iets
De detective baalde een paar bandboeien uit zjjn
jaszak eu terwjjl hij onverschillig daarmede speelde,
zeide bij
„Ik ben overtuigd, dat jij bij de verdwijning van
miss Palmer de baadeu in bet spel hebt gebad
zeg mij thans onmiddellijk, waar zij is, of ik leg je
deze armbanden aan eu breng je uaar de gevange
nis"
Rider had zich in het karakter der oude vrouw
niet vergist, toen hij zich van zyn poging, haar
schrik aan te jagen geen schitterend gevolg had
voorgespeld zij was door de spoedige wederverschij
ning en de zooeven uitgesproken bedreiging wel is
waar verontrust, maar desniettegenstaande besloten
hem te trotseeren,
„Daar u alles schijnt te weten, begrijp ik niet
waarom u mij naar iets vraagt, dat mij volkomen
onbekend is," antwoordde zjj koel en afwjjzend.
De detective meende tbanB een schrede verder
te moeten gaan; hjj trad op Racbel toe en boeide
haar in weerwil van haar krachtig verzet.
is gelukkig, allen wyden het feest van liefde en
vrede op aarde, dankbaar en tevreden in,
op den avond voor Korstmis. Het is alsof de
lichtjes van den boom nog maar aldoor voort-
branden, zoo licht is bet in de kamer, zoo
helder is de glimlach op ieders gelaat.
De kleintjes mogen een uurtje langer op
blijven; Mies sluimert al, haar nieuwe «piep-
pop" in de mollige armpjes gekneld, in haar
hemelsblauw wiegje. Pa, die dokter is, heeft
heden al zijn zieken, waaronder gelukkig
niet éen gevaarlijk ia, reeds bezocht en hoopt
den geheelen avond thuis te blyven. Hij
heeft de door Reina geborduurde pantoffels
zijn Kerstgeschenk reeds aangetrokken
en zich, in zijn charabrecloack gehuld, zoo
echt huiselijk in zijn leunstoel neergezet.
«Heerlijk, pa thuis van avond, en omoe
blijft de beide Kerstdagen bij ons!" jubelt
de zevenjarige Greta. Johan, die naar omoe
genoemd is, denkt, dat hij bij haar .een
schrapje voor" heefthij zit naast haar, tel
kens de witte krulletjes uit haar muts trek
kend, haar te plagen met: «wit oudje".
«Goed, jongen", zegt omoe, «plaag maar
toe't is te hopen, dat jij óok nog eens heel
grys wordt".
.Dat zal grappig wezen", juichen nu de
zusjes, «Johan een grijsaard!" .Omoe, is u
óok een kind geweest, en hadt u óok een
pa en ma en een Kerstboom?" vraagt de
vijfjarige Lina nu.
.Wat al vragen, kleine kleuter", antwoordt
omoe vriendelijk, haar «Liueke" 't blonde
krullekopje streelend. «Ja zeker had ik een
pa en ma en óok een Kerstboom met hel
dere lichtjes en mooie presentjes".
«Weet u ook nog wat u kreeg, omoe?"
vraagt Willem, een vlugge achtjarige knaap,
die al Hink kan lezen, maar wiens schrift
nog veel van «hanepooten" en .pepernoten"
heeft,
«Ja jongen, dat zal ik je eens vertellen."
«Hè, vertellen En aller oogon richten
zich op het lief wit oudje. Pa en Ma luis
teren mee.
«Toen ik zoo oud was, als jij nu, Wim,
schreef ik zóo slordig en sag ik zóo tegen de
schrijfles op, dat ik wel vaak wenschte: er
mocht geen «schryven" bestaan. Ik werd
op school dikwyls voor myn knoeischrift be
straft, thuis vaak beknordmaar 't hielp
weinig. Dat begon me erg te verdrieten ik
deed mijn best wat beter, doch 't lukte
maar slecht. Maar daar bedacht ik wat.
Ik meende toen altyd, dat er een engeltje
uit den Hemel kwam om de lichtjes van den
Kerstboom aan te steken en de presentjes
er aan te hangen. Als dat engeltje mij nu
eens een pen gaf, waarmee ik mooi zou
kunnen schrijven, met fijne op- en neerhaal-
tjes, zonder spatten of kladden, wat zou ik
dan gelukkig zyn
Nog lang voor Kerstmis, keek ik 's avonds
naar de witte wolkjes aan den blauwen hemel,
altijd in de hoop, dat ik den Kerst-engel
zien zou, om hem te verzoeken zulk een pen
aan den boom te hangen. Maar hoe ik Ook
verlangde en zocht, ik kon hem maar niet
te zien krijgen. Een week vóór Kerstmis
dacht ik wacht, ik zal een briefje aan den
Kerst-engul schrijven, hem vertellen, dat ik
zoo naar een pen verlang, die «mooi" schrijft,
dan kan hij meteen z en hoezeer ik die noodig
heb. Dat was een goede gedachte. Op een
blad van mijn schrijfboek schreef ik mijn
verzoek, sneed het velletje er netjes uit,
vouwde het toe en schreef buitenopAan
den Kerst-engel in den Hemel. Maar nu
hoe moest mijn brief in den Hemel komen
Daar stond ik, verlegen met mijn kunstwerk
in de hand op mijn kamertje. Meteen hoorde
ik ma komen. O, dacht ik, ik zal moes mijn
briefje laten lezen en vragen of zy het ook
kan verzenden.
Nog is 't me of ik mijn lieve moeder zie
glimlachen toen zij mijn briefje las. «Wees
maar gerust, kind", zei ma, ik zal wel zorgen,
dat bet in orde komt".
Wat verlangde ik nu naar den Kerstboom.
Toen eindelijk de feestavond aangebroken
was en ik met myn vriendinnetjes iu de zaal bij
den schitterenden boom werd genoodiyd, was
mijn eerste zoeken naar... een pen. Eu ja,
daar hing er een, boog, heel hoog, juist onder
de vleugels van den »z Iveren engel", die in
den top zat. Myn hart klopte die mooie
ganzepen met keurig beschilderden veder
stalen pennen waren toen nog niet in ge
bruik reeds uit de verte tegen. En ja
ze was voor mij, met nog een beele bos
vermaakte pennen er bij. Jelui begrijpt wel,
wie voor mij de Kerst-engel was geweest?"
«Jawel, omoe", riepen de oudsten: «Uw
moeder
«Juist, maar dat wist ik toen nog niet; ik
dacht, dat de engel zelf gekomen was om
mij dien schat te bezorgen".
«En schreef u toen ook beter, omoe
vroeg Wim, die met gespannen aandaent
toegeluisterd had.
„Ik had het vaste geloof, nu beter te kunnen
schrijven, daardoor meer moed om mijn best
te doen en kreeg hoe langer zoo meer ge
noegen in het vroeger voor my zoo moeilijk
werk. „Slordig" of «slecht" kreeg ik nooit
meer op rnytt schrift, en..."
Een luide schelklank brak eenskaps Omoe's
verhaal af en deed allen opzien. Meteen
werd er aan de kamerdeur getikt, die open
gedaan en Sientjo de meid kwam verschrikt
binnen, roepende: «Meheer, of u gauw wil
komener is een kind bevroreneen jon
gentje is 'tl"
«Een kind bevroren? 'tls geen kleinig
heid Maar zóo koud is 't toch niet", zeiden
„Als je niet bekennen wilt, dan verklaar <k je
biermede voor mijn gevangene", reide hij „anders
verzeker ik je volkomen straffeloosheid."
„Maar ik kan niets bekennen om de eenvoudige
redeu, dat ik niets weet," riep Racbel, „miss Palmer
beeft me niet in haar geheimen ingewijd en me ook
niet gezegd, waarbeen ze zich begaf. Zoo u mij
arresteert, dan doet u dat met gevaar voor u iel-
ven; ik zal een aanklacht tegen u indienen wegens
onrechtmatige vryheidsberooving."
Rider zag in, dat zyn poging was mislukt en daar
bij niet de bevoegdheid had, baar te arresteeren,
moest hij haar de handboeien wel weer afnemen.
Mismoedig verwijderde hij zich toeu.
Hjj was evenwel nauwelijks eenige honderden
schreden gegaan toen hjj een man tegenkwam, op
wiens aanb.ilc hjj terstond zijn hand aan de revolver
in zjjn zijzak sloeghij was gereed, hem bjj de minste
verdachte beweging neer te sohLteu.
Die man was James Quinlan, een berucht inbreker,
die door Rider gesnapt en dientengevolge in het
turbtbuis gekomen was. Hij bad toenmaalB den
detective gedreigd, dat bjj zich op bem zou wreken
en van plan was, hem na afloop van -rijn siraftjjd
neer te schieten, zoodra zioh de gelegenueid daartoe
opdeed. Riler kende dezen man, een der vermetelste
karakters van New-York, heel nauwkeurig eu wist
zeer goed, waarop hjj tegenover hem verdacht moest
zjjn*
„Ahdat is Franklin Rider, de detective, die me
in het tuchthuis bracht!" riep Quinlan bjj de plot-
Beliuge ontmoeting.
„Die ben ik, en ik herinner me je bedreiging,
Quinlanmaar bedenk wel dat my u revolver even snel
als de jouwe schiet; neem je derhalve in acht, dat
je niet het eerst Daar de andere wereld verhuist t"
De ander deed eveuwel niets, dat aan een voor
genomen aanval deed denkenintegendeel, bjj stak,
tot groote verbazing van den detective, dezen de
hand toe en zeide:
„M«Deer Rider ik trek myn bedreiging in. Wat
u aau mijn ongelukkige familie hubt gedaan, ter
wijl ik in de gevangenis zat, be ft rajjn wraak ont
wapend. Van myn strnfiyd is me wegens goed ge
drag een gedeelte kwijtgescholden en ik heb mjjn
vrouw gezworeu, een nieuw leven te beginneu en
mijn brood door eerlijken arbeid te verdienen."
Franklin wierp een doordriugenden blik op den
ontslagen gevangene.
Maar Quinlan keek bem open in bet gelaat, en
nogmaal de band toestekende, zside bjj
„Sla toe, meneer Rider, want ik meen bet op
recht, en al heb ik ook vroeger gezworen u te
dooden, zoo ben ik thans besloten, wedor een goed
meosch te worden. U bebt toenmaals eenvoudig uw
plicht gedaan en u later over mjjn hulpelooze vrouw
eu mjjn kinderen ontfermd; als ik u dit eenmaal
door een dienst vergelden kan, dan zal ik dat gaarne
doen".
Rider was weldra van de opreobtbeid van den
gestraften misdadiger overtuigd eu de hem toege
stoken hand grjjpend, hernam bij
„Welnu, Quinlan, ik geloof je; het is nimmer
te laat om zich te verbeteren en ah ik je in goede
voornemens behulpzaam kan zjjn, dan kan je vol
komen op me rekenen."
(Wordt vervolgd.)