Zaterdag 5
December 1908.
58e Jaargang
UITGAVE
firma a h. tam cleeff
te AMERSFOORT.
IJwlrrday- eo Zaitrdayvuilday. Abonnement per 3 maanden fl.
ahram.^nt'ïS.Lrf6- Ad,ertentlen '-e eegela 60 cent; «lke regel meer 10cent. Bij regel-
ailvartJ C wairvan tarief op aanvraag koatetooa Legate, oflicieète- en onteigenings-
advertentien per regel 15 cent. Beolatnee 1—5 regela f 1.25 elite regel meer f0S5.Oroote
i n^r R Ruimte. Bewijsnummers naai- buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT9
Postbus 0.
Telephoon 19.
KENNISGEVINGEN.
nationale militie.
AME®!?*™17 WETHOUDERS ,.a
Gelet op de artt. 73 en 74 der Militiewet 1901
en art. 4b van het Koninklijk besluit van den
2 Dtcember 1801, Stbl. 230;
Gezien de kennisgeving van den heer kolonel,
Militie-commissaris in de provincie Utrecht van
den 12 November 1903;
Doen te weten, dat de zitting van den Mili
tieraad voor deze Gemeente op Maandag den
14 December 1903, des voorniiddags te 10 uren,
in het openbaar wordt gehouden in de zaal ge
naamd „Groot Kunstliefde" van het Gebouw
voor Kunsten en Wetenschappen, aan de Maria-
plaats te Utrecht, in te gaan tegenover de
botermarkt, en bestemd is tot het doen van
uitspraak: omtrent de lotelingen, die redenen
van vrijstelling hebben ingediend, de lotelingen
die van den dienst uitgesloten of daarbij voor-
loopig niet toegelaten worden, en alle overige
lotelingen, behoorende tot de lichting van het
jaar 1909.
En brengen tevens ter kenniB van de belang
hebbenden, dal de tijd en de plaats der zitting
aan eiken loteling zal worden bekend gemaakt
door middel yuii een aan zijne woning of aan
die van zijnen vader of voogd te bezorgen biljet,
alhoewel het niet-ontvangen van zoodanig biljet
niet ontheft van de verplichting tot het ver
schijnen voor den Militieraad, of tot hel indie
nen van de tot staving der redenen van vrijstel
ling gevorderde bewijsstukkenzullende de
loteling die vrijstelling verlangt wegens zieke
lijke gesteldheid, gebreken of gemis aan gevor
derde lengte, voor den Militieraad moeten ver
schijnen, op het hierboven vermelde tijdstip.
Amersfoort, 4 Decemner 1908.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIER8.
De Secretaris,
J. G. STENFEUT KROESE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
Gemeente AMERSFOORT.
Maken bekend.
I)ut de Inspecteur van het bouw- en woning- J
toezicht voor belanghebbenden in den regel zal
zijn te spreken op het Slachuis, iederen werk
dag van negen tot half elf uur des voormiddags.
Amersfoort, 5 December 1908.
Burgemeester en Wethouders
van Amersfoort,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
De BURGEMEESTER eu WETHOUDERS
van AMERSFOORT
doen te weten, dat door den Raad dier Ge-
meente in zijne vergadering van 21 November
1908 is vastgesteld de volgende verordening
Verordening, tot wijziging der
„Verordening op de tapperijen,
koffiehuizen en logementen" (vast
gesteld bij Raadsbesluit van 22 Juni
1900, gewijzigd bij besluit van 21
Februari 1905).
Artikel I.
In artikelen 4 en 5 der Verordening op de
tapperijen, koffiehuizen en logementen wordt in
plaatB van „11" gelezen „12".
Artikel II.
In het eerste lid van artikel 6 wordtin plaats
van „een tijdelijke" gelezen„in bijzondere ge
vallen" en vervallen de woorden: „of wel door-
loonende. maur immer herroepbare".
Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde
Staten van Utrecht volgens hun berichtvan
den 2. December 1908,3e afdeeling no. 4665/3092,
in afschrift medegedeeld.
En is hiervan afkondiging geschied waar bet
behoort den 5. December 1908.
De Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
Do Secretaris.
J. G. STENFERT KROESE.
De plaats lan de Commissie van Toezicht in
Als vervolg op hetgeen we daaromtrent in
ons nummer vau 28 November opnamen, worde
thans meegedeeld, wat in het „Weekblad voor
Gymnasiaal en Middelbaar onderwijs" van 3
December over deze belangrijke quae&tie wordt
geschreven.
Stelling I, verdedigd door den heerHazewin-
kel, luidde:
„De bovoegdheden, in sommige Gemeenten
by algenieene verordening aan de Commissie
van Toezioht toegekend, kunnen belemmerend
werken op den goeden gang van zaken aan de
school."
Spreker had zich lot taak gesteld,de kwestie
zoo objectief mogelijk te behandelen.
Titel IV van de' Wet op het Middelbaar on
derwijs omvat, het toezicht en de artt. 46, 49,
50, 51 en 52 daarvan betreffen meer in het bij
zonder de C, v. T., hare samenstelling, hare
benoeming door den Gemeenteraad, onverschil-
of het Rijks-, Gemeentescholen of bijzondere
inrichtingen van Middeloaar onderwijs betreft,
alsmedo hare bevoegdheden.
Drie miBBives, alle van 1872. werden hierbij
door spr. aangehaald, uit „De onderwijswetten
in Nederland en hare uitvoering, met aantee-
keningen voorzien door mr. P. F. Hubrecht".
a. een schrijven van 17 Augustus 1872 van
den Minister van Binnenlandsche Zaken over
het benoemen eener C. v. T. naast een Cura
torium.
Op een vraag van B. en W. eener Gemeente
of er naast het Curatorium, dat aar, eene bij
zondere school voor Middelbaar onderwas ver
bonden was, die reeds bestond vóór de invoe
ring der Wet op het Middelbaar onderwijs ook
nog een C. v. T. moes*. aangesteld worden, wijl
toch de function .an beide colleges de zelfde
waren, vereenigde de Minister zich met de op
vatting vau den Commissaris des KoDicgs,
luidende
..Zonder twijfel: de werkkring van een Cura
torium is een gehéel andere dan die van eehe
C. v. T.laatstgenoemde toch maakt een
deel uit van het schooltoezicht; curatoren daar
entegen zijn beheerders der inrichting."
Hieruit blijkt, dat de wetgever de taak van
uc C. v. T. scherp begrensd heeft, ten einde,
conflicten te voorkomen.
b. Een missive van 29 October 1872, naar aan
leiding van een verzoek van het Bestuur eener
Gemeente om nadere omschrijving van den werk
kring der C. v. T,
Het was n.l. voorgekomen, dat loden eener
C. v- T. ontslag vroegen, omdat zij hun werk
kring niet behoorlijk geregeld achtten. De Ge
meenteraad wendde zich te dezer zake tot den
Minister; deze vroeg advies aan de Inspecteurs
op het Middelbaar onderwijs waarmede Z. Exc.
zich vereenigde.
De Inspecteurs schreven
„Uit een en audor meenen wij te moeten af
leiden, dat de C'. v. T. zich zelve beschouwt als
6taande boven den directeur. Ten onrechte even
wel, want bij den directeur eener Bchooi en bij
eene commissie, welke alleen toezicht en geen
bestuur of beheer uitoefent, kan naar onze raee-
ning geen sprake zijn van administratieve hiër
archie, evenmin als van hooger of'lager staan.
De verhouding van eene C. v. T. tol een direc
teur laat zich dan ook niet in een reglement
omschrijven. Zoolang de commissie blijft binnen
de grenzen van art. 52 der wet is onzes inziens
een conflict onmogelijk."
„De C. v. T. schijnt te verlangen, in alles ge
raadpleegd te worden, o-a. in de wijziging van
het programma. Het opmaken en wijzigen van
een programma is een zaak van inwendig bestuur
der school.
„De C. v. T, schijnt uit het oog te verliezen,
dat ze is een Commissie van toezicht en niet
van bestuur, onverschil'.ig of het Rijksscho
len, Gomeentescholen of Bijzondere inrichtingen
betreft".
Hier was dus tusschen O. v. 1. en directeur
een conflict ontstaan, doordut eerstgenoemde de
grenzen van haar bevoegdheid oversohreed. Ge
lukkig dat de Minister weer duidelijk elks be
voegdheid aangaf.
c. Een ministerieel schryven van 21 November
1872 aan de directeuren der R. IL B b., waar
in hunne verhouding tot de C. v. T. nader wordt
De C v. T. heeft Diet het recht, den directenr
voor zich te ontbiedenwel kan zij hem ver
zoeken, haar vergadering bij te wonen.
Geheel anders dan aan de Rijksscholen is de
toestand aan vele Gemeentelijke Hoogere Bur-
gejsckole. Sommige Gemeenten hebben in de
Verordeningen" op het M. O. (zie art, 52) aan
de O. v.T, bevoegdheden toegekend, waardoor
deze het recht verkrijgt; iu te grijpen in het
bestuur der school, in de regeling van het on
derwijs, zoodat er soms heel wat tact aan beide
zijden noodig is om conflicten te vermijden
tnsscben de commissie eenerajds en den direc
teur en de vergadering van leeraren anderzijds. Nu
moge het waar zijn, dat men in 't openbaar wei
nig of niet hoort van de conflicten; toch is
daarmee niet gezegd, dat ze niet voorkomen,
en zeer zeker zullen ze dan de onderwijsbelangen
benadeelen.
Wel ie bij een dergelijk conflict een beroep
op B. en W. mogelijk, maar het zal niet veel
baten, want met de verordening in de-hand
zal nu de C.v.T. kunnen èischen, dat volgens
haar opinie de voorkomende kwestie wordt ge
regeld en B. en W.. moeten natnurlijk de ver
ordening handhaven
De fout ligt dus in de verordeningen.
De vraag kan nu gesteld worden: is het wen-
scbelijk, met het oog op den goeden gang van
zaken in de school, dat de Raad (want deze
stelt de verordèning vast) éen zóo groote macht
aan de C. v. T. opdraagt, dat deze haar karakter
als zoodanig verliest en zij, in plaats van:toe
zicht uit tc oefenen en advies te geven, dirigee-
rend opt oe.lt, b. v. bij het vaststellen van pro
gramma's, de goedkeuring van examenopgaven,
van leerboeken, het opleggen van straffen, het
toelaten en bevorderen van leerlingen tot hoo
gere klassen, enz.
Ten einde een goed inzicht in de znak te
krijgen, in hoeverre de verschillende Gemeente
besturen aan de C. v. T. rechten hebben ge*
schonken, heeft spr. nagegaan de verordeningen
van alle Gemeenten, welke H. B. S. met 5 of
3-jarigeu cursus hebben opgericht. Daaruit is spr.
gebleken, dat een 13-tal Gemeenten zich streng
gehouden hebben aan de voorschriften der Wet
op het M. O.; m. a. w. de C. v. T. verrichten
in die Gemeenten de zelfde functies als aan de
Rijks-H. B.-scholenhet zijn de Gemeenten
Almelo, Amsterdam, Delft, Dordrecht, Enschede,
Gorkum Groningen, Den Haag, Hilversum,
Sneek, Tiel, Utrecht en Zalt-Bommel.
In al de overige Gemeenten zijn in meerdere
of mindere mate bevoegdheden aan de C. v. T.
toegekend, welke aanleiding tot botsingen kun
nen geven met den directeur, met de vergade
ring van leeraren of mot de leeraren persoonlijk,
wat ongetwijfeld ongunstig kon en moet inwerken
op den goeden gang van zaken in de school.
Tot die bevoegdheden behooren
lo. Het vaststellen van het programma en
alles wat» daarmee samenhangt, een enkele maal
zelfs de verdeeling van de leerstof over de ver
schillende klassen. De commissies te Amers
foort, Arnhem en Schiedam mogen zich in dit
recht verheugen. Of ze er ooit gebruik van ge
maakt hebben, weet spr. niet en betwijfelt het
zeermaar aangezien het opmaken van 't pro
gramma, enz. een onderdeel is van het inwendig
bestuur der school, behoort het ongetwijfeld tot
den werkkring van den directeur. (Zie de reeds
vermelde missive van den Min. v! Binnenl. Z.
21 Oct. '72 en het advies daarbij van de Inspec
teurs). Natuurlijk kunnen B. en W. zich nadere
goedkeuring voorbehouden, wat trouwens in
meeste verordeningen uitdrukkelijk is aangege:
en bunnen ze daarvoor advies van de C. v. T.
inwinnen. Het zal echter geen betoog behoeven,
dat directeur en leeraren de aangewezen des
kundigen zijn, met wier meeuing, in het belang
der school, B. en W. in de eerste plaats reke
ning dienen te houden.
'2o. De regeling van en de beslissing omtrent
loelatings- en overgangs-examens.
In de Gemeenten Amersfoort, Apeldoorn,
Arnhem, Breda, Kampen, Leiden, Nijmegen,
Rotterdam, Winschoten en Zutphen heeft de
C. v. T. het recht om te beslissen over de toe»
lating en den overgang, na ingewonnen advie
van directeur en leeraren. Aan sommige scholen
wordt het examen afgenomen ten overstaan van
de C. v. T.; een der leden fungeert dan als
voorzitter, maar de examen-commissie beslist;
aan de overige wordt eenvoudig kennis gegeven
van den uitslag van het examen.
Vooral dit recht van de C. v. T. moet aan
bedenking onderhevig geacht worden. Zij oor
deelt alleen naar de overgelegde cijfers en
moet de persoonlijkheid van den leerling bui
ten rekening laten. Wel kan de directeur het
gevoelen der leeraren in de vergadering van de
C. v. T. verdedigenmaar of dat van invloed
zul zijn op de beslissing, is onzeker. In het
belang der candidates is het stellig gewenscht,
dat uitsluitend aan de vergadering van leeraren
het recht wprdt toegekend om te bcoordeelen
of een een jongmensch geschikt is het ouderwijs
in een bepaalde klasse te volgen.
Verdedigers van bedoeld recht beroepen zich
soms op het College van curatoren aan onze
Gymnasia, maar vergeten daarbij, dat het ka
rakter van béide colleges zeer verschilt.
8o. Tijdelijke en definitieve verwijdering van
leerlingen, als maatregel van tucht. De hand
having van orde en tucht moet, met mede
werking van de leeraren, berusten in handen
van den directeur, als zijnde belast met het
be9tu','r van de school. Aan de meeste scholen
heeft dan ook de directeur het recht een leer
ling voor hoogstens een week van de school te
verwijderen, met kennisgeving aan de O. v. T.
Voor langer tijd, tot het maximum van een
maand, beslist de C. v, T.; definitieve verwij
dering geschiedt door B. en W., op advies van
de C. v. T.
In sommige Gemeenten bezit de C. v. T. het
recht tot definitieve verwijdering, en wel te
Amersfoort, Apeldoorn, Breda, Deventer,
Enkbuizen, Haarlem, Rotterdam en Zaandam.
Hier komt de kwestie van machtsoverdracht
ter sprake, welke spr. overlaat aan de beoordee
ling van mr. De Visser.
Mr. dr. De Visser, voerde het woord over de
volgende stellingen
II. De werkkring der C. v. T. op het Mid
delbaar onderwijs is door de wet beperkt tot
het toezicht op de naleving der wet.
III. Verordeningen, welke deze commissies
de regeling of het beheer der aangelegenheden
van de school opdragen, zooals o.a. het toelaten
of weigeren van leerlingen, het vaststellen der
programma's, het straffen van leerlingen enz.,
zijn in strijd met de wet en behooren dus te
worden vernietigd.
De C. v. T. ex. art. 46 Wet Middelbaar on
derwijs nlduB vangt spreker aan hebben
haar ontstaan te danken aan opmerkingen, te
vinden in het verslag der commissie van rap
porteurs, omtrent het eerste wets-ontwerp, in
gediend in de zitting 18611862. Oorspronke
lijk was het toezicht opgedragen aan Burge
meester en Wethouders. De afdeolingen der
Tweede Kamer meenden, dat B. en W. reeds te
veel werk op hun schouders was gelegd in de
grdote Gemeenten en meenden dat in kleine
Gemeenten in hun college niet altijd de ge
schikte personen zonden te vinden zijn voor
deze taak.
Naar aanleiding van deze opmerkingen werden
in het tweede ontwerp, ingediend in de zitting
van 1S62-T-1868, deze plaatselijke commissies
in hèt leven geroepen, „wier leden bijzondori|jk
voor deze taak konden worden gekozen".
Welke is nu de taak dezer commissies en
welke zijn hun bevoegdheden.
Art. 46 geeft uitdrukkelijk aan: het houden
van toezioht, welke taak haar en den In-
speeteure is opgedragen. Mocht dit toezicht ook
omvatten het recht van beheer, dan komt
zulks gelijkelijk toe aan de Inspecteurs.
De artt. 49, 50 en 52 stellen vast op welke
wijze deze plaatselijke commissies het toezicht
zullen uitoefenen, geven deze eeu: 'e bevoegdhe
den. Gaarne wordt toegegeven, dut art 52 is
enuntiatief, en niet limitatief, m.a.w'. dat wel
andere voorschriften kannen worden gegeven,
mits deze strekken tot bereikiog van het doe,
n.l. het houden van toezicht. De opgedragen
taak begrenst de middelen.
Wat dient men te moeten verstaan onder
„het honden van Uezicht"; omvat dit ook het
beheer der school, het vaststellen van het pro
gramma, het beslissen over toelating van leer
lingen, enz?
De thans op vele plaatsen geldende verorde
ningen zeggen ja"de wet echter zegt „neen".
Schijnbaar kan voor de toekenning van het
recht van beheer worden aangevoerd, dat art.
56 bepaalt, dat de eindexamen-commissie der
Burgerscholen wordt voorgezoten door een lid
der plaatselijke commissie en kan men trachten
daaruit af te leiden, dat de plaatselijke com
missie ook zelf deelneemt aan het bedrijf der
school, doch ten onrechte.
Deze eindexamen-commisrie is een ad hoo
gekozen oommissie, die evenmin recht van be
heer heeft als de eind-examen-commissie H. B.
S. met 6-jarigen cursus, ex. art. 57 gekozen door
den CommissnriB der Koningin, over de scholen
der provincie. Geroepen om het eind-examen
der Burgerscholen af te nemen, is de taak en
bevoegdheid der commissie daartoe begrensd.
Het oordeel van den wetgever zelf is dan ook
ten deze zeer duidelijk en bekend.