Dinsdag 23 Februari 1909. No. 7626. 58e Jaargang. Cet^eter- F IRMA A H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.— franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. By regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Beolames 1—5 regels 1.25 elke regel meer 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT 9 Postbus 9. Telephoon 19. KENNISGEVINGEN. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS v»n AMERSFOORT, Gelet op «rtt. 6 eu 7 der HINDERWET, BreDgen ter keunie van het publiek, dateendoor E. J. van OMMEN ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het oprichten van een elachtery en rookery in het perceel alhier gelegen aan de Arnhemse!)estraat No. 25, bij het Kadaster bekend onder sectie E. No. 89-54, op de Secretarie der Ge meente ter visie ligt, en dat op Dinsdag, den 9 Maart aanstaande, des voormiddags te half elf uren, gele genheid ten Raadbuice wordt gegeven om ten overstaan van het Gemeentebestuur of van een of meer ayner leden, beawaren tegen het oprichten van de inrichting in te brengen. Tot bet beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hinderwet, zyn, volgens de bestaande jurisprudentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeentebestuur of éen of meer zyner leden zyn verschenen, teneinde bun bozwareu mondeling toe te lichten. Amersfoort, 28 Februari 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, BURGEMEESTER en WETHOUDERS der GemeeDte AMERSFOORT brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden, ingevolge art. S der HIN DERWET, aan E. J. van OMMEN wonende alhier, vergunnirig is verleend tot de oprichting van een gasmotor van 2.5 pk. dienende tot het in beweging brengen van eene vleeschhakmachine in het perceel Arnbemschestraat wijk A. No. 19, kadastraal bekend Gemeente Amersfoort, Sectie E, No. 1790, onder voorwaarde 1. de fundeering van den motor wordt uitge voerd in metselwerk of stampbeton en rondom geheel vrij gehouden van de opgaande muren met hunne fundamenten; 2. de afvoerpijp voor de afgewerkte gassen van den motor wordt zonder korte bochten gecon strueerd en is van voldoende wijdte 3. de in sub 2 genoemde afvoerpijp wordt voorzien van een knalpot van voldoende afme tingen, zoodat de afvoer der gassen zonder hin derlijk geraas plaats heeft 4. de in sub 2 bedoelde afvoerpijp wordt tot eene hoogte van minstens 0.50 Meter bovea den nok van de bekapping boven de slachtplaats geleid. Amersfoort, 23 Februari 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Do Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. Art. 4 Arbeidswet. Iu het begiu des jaars heeft de Ka uier van Koophandel en Fabrieken gewezen op het ontwerp van den Algemeenen maatregel van bestuur tot wijziging van art. 4 der Arbeidswet. In haar vergadering van 30 Januari maakte zij deze voor bijna alle nyve- reu hoogst belangrijke zaak commisso riaal. Thans heeft zij aan verschillende pa troons toegezonden het ontwerp met de zeer uitgebreide Memorie vau toelichting. En zij verzoekt, tnogelyke bedenkingen en die zullen z e er vele zijn uiter lijk Vrijdag 26 dezer te mogen ontvan gen, aan het adres van haar Secretaris, tien heer Hs. P. van Haselen, Muur huizen 13. Dat nu ook de patroons in de bouw vakken, de hoofden van fabrieken en allen wie deze zaak aangaat, in tyds hun bezwaren inbrengen. Oók de werk lieden. De Minister vroeg critiek. In deze bewoordingen„omdat het gewichtige belangen van ondernemers en arbeiders betreft". Het geldt niet „een enkel artikeltje", gelijk onlangs een bij dit ontwerp zeer veel belanghebbende meende, doch een reeks bepalingen, welke, als zij ongewij zigd worden ingevoerd bij den Algemee nen maatregel van bestuur, menig be drijf om 200 zeggen onmogelijk maken. Daarom: stelt U op de hoogte van bet ontwerp en dien in tyds dat is: uiterlijk aanstaanden Vrijdag uw be zwaren in. Eenzijdig Dienstbodenrecht. In «Evolutie", veertiendaagsch blad voor de vrouw, onder redactie van de dames W. Drucker en Th. P. B. Haver, wordt in een artikel over het Arbeidscontract toegelicht de eenzijdigheid waarmee de wetgever heeft geregeld het nieuwe dienstbodenrecht ten gunste van de dienstbode en ten nadeele van de werkgeefster. Erkend wordt, dat deze herziening van het Burgerlijk Wetboek aan de positie der vrouw eenige verruiming heeft gegeven en dat afgeschaft is de geheel uit den tijd zijnde bepaling, waarbij de meester werd geloofd op zijn woord, desgevorderd met eede gesterkt, waardoor de meerdere in elk geval en onder alle omstandigheden geloofwaar dig werd verklaard, en de ondergeschikte onbetrouwbaar. Voorts is er gezorgd, dat de dienstbode op tijd haar loon ontvangt, zeker is van goede ligging, goed voedsel, goede behan deling maar daartegenover is op geen en kele wijze er voor gewaakt, dat de werk geefster er niet op alle mogelijke manie ren inloopt. De wet gaat uit van de stelling, dat de dienstboden zijn bekwaam, ijverig, trouw, fatsoenlijk, en dat zij beschut en beschermd moeten worden tegen de malversatiën te haren opzichte der meesteressen. De wet, zooals zij daar ligt, draagt het huisrecht des meesters voor een zekeren tijd over aan deze of gene kwaadwillige dienstbode, wier overmoed men beeft af te koopen met een door baar te bepalen som of wel, die men zes weken in zijn buis heeft te dulden, al doet zij ook alles eu alles om den menscben, by wie zij is, het leven ondraaglijk te ma ken. Betoogd wordt vervolgens, dat de gods penning althans nog een soort band tuescheu meesteres en dienstbode legde, maar die penuiog zal wel uit de mode geraken, ver vangen als hij wordt door bet arbeidscon tract. Intusscben, er is zóu geknoeid roet bet zoogenaamde inverdienen van den godspen- niog, dat verondersteld mag worden, dat een gelijk spelletje zal worden gespeeld met de contractverbreking. Iemand er toe te brengen, dat by of zy een dienstbode wegzendt, is heusch geen kunst, temeer daar het arbeidscontract van de(n) arbeidnemende niet vergt, dat hy (zij) goed werkt, maar dat bij (zy) den bedongen arbeid naar zyn (haar) beste vermogen ver richt. Niet meester of meesteres hebben dus te oordeelen over het werk, maar de werk- nemende. Dat de keukenmeid alle dagen verbrand nf halfgaar eten opdient, de werk meid de bedden niet opmaakt, doch een beetje orahutselt wij hoorden onlangs nog van iets dergelijks bij een pasgehuwd paar uit den eersten stand is volstrekt geen reden om ze weg te zenden; de menschen hebben gegeven wat ze konden geven. Wil men ze kwyt zijn, dan beeft men in de beurs te tasten. Wat het dezen onbekwamen, vaak onwilligen, dubbel gemakkelijk maakt, is, dat men op aanvrage verplicht is een getuigschrift af te geven, waarin vermeld wordt de betrekking, welke de persoon in kwestie beeft vervuldmaar met geen syllabe mag worden gesproken over naar qualiteiten. Dit, wijl wat goed is iu het oog van gene, slecht kan wezen in het oog der andere. Tijd van komen en gaan mag geluk kig nog op het stuk vermeld worden, zoo dat daaruit althans eenigszins valt op te ma ken, of de dienstbode beeft voldaan of niet. Was vroeger dienstweigering reden tot ontslag, thans is ze dat slechts als in de weigering hardnekkig wordt volhard. Als nu, om maar iets te noemen, een dienstbode weigert voor de kachels te zorgen, is dit geeu reden om baar te ontslaanmaar moet die periode van niet-willen eenigen tyd zijn voortgezet hoe lang? Drie, vier, vijf of zes weken? Eigenaardig is bij deze wet omgesprongen met ons heilig huisrecht. De dienstbode toch kan thuiskomen wanneer het haar goed dunkt, des nachts uitblijven als zy dit ver kiest. Art. 1639c zegt wel«De arbeider, die bij den werkgever inwoont, is verplicht, zich te gedragen naar de orde des huizes", edoch, dat is een van die vage aanduidin gen, waarvan ons Burgerlyk Wetboek we melt, waar geen vat op te krijgen is. Im mers, als dringende reden van ontslag wordt een dergelijke handelwijze niet genoemd, ergo kan bij of zy, die zulke stukjes uit haalt, slechts worden ontslagen met toeslag van zes weken loon. Een der redenen tot ontslag geeft een inwonende arbeider of dienstbode, als bij (zij) „den werkgever, diens familieleden of huisgenooten, of zijn medearbeiders mishan delt, grovelijk beleedigt of op ernstige wijze bedreigt". Wat is mishandelen, groYelyk beleedigen, ernstig bedreigen Wij hebben een dienstbode gekend, die mijnbeer de boterhammen naar 't hoofd gooide, wyl zy die niet naar haar zin vond; een andere, die mevrouw worst in het gelaat wierp, omdat zij beweerde, dat er van gesnoept was. Mishandelen is dit feitelijk niet. Gro velijk beleedigen? Al naar men het opvat. Ook in zake contract-verbreking is de werknemer in gunstiger conditie dan de meesteres. Mogen toch haar kennissen en familieleden de meesteres op alle mogelijke wijze beleedigen bijv. door standjes maken zonder dat die van invloed is op het aangegaan contract, de werkgever daar entegen is verantwoordelijk voor bet gedrag van al zyn huisgenooten, het overig perso neel incluis. Ook kan de inwonende zonder opzegging vertrekken indien niet behoorlyk voorzien wordt in kost en inwoning. Wat is: behoorlyk? In de Memorie van antwoord op art. I638ij wordt gezegd, dat men niet bedoelt, voeding en ligging, welke aan boogere eischen voldoen aan die gesteld worden voor het gezin van den werkgever zelf". Ergo, een dienstbode, die vergt eeo kamer als zoon, dochter, broeder of zuster van den huize, al hebben deze dan ook schier vor stelijke weelde, blijft binnen de perken van het hier gestelde! Wat betreft de verpleging gedurende zes weken in geval van ziekte, haalt het artikel het bekende gevoelen aan van mr. S. van Houten, volgens wien deze verpleging op geen enkelen rechtsgrond berust, maar enkel bepaald wordt door eischen van humaniteit. Zoo niet vooraf proeftyd is bedongen, heeft de dienstbode, die gisteren in dienst trad, evenveel recht op de geneeskundige hulp en verpleging als zij, die jaren in de familie heeft verkeerd. Absurd noemt «Evolutie" de bepaling, dat de verpleging geregeld wordt »oaar gelang van de levenswijs van het gezin van den werkgever". Stel, dat een dienstbode een operatie moet ondergaan, welke, zoo zij moest geschieden bij vrouw of dochter van den huize, een vijfhonderd gulden zou kos ten, dan zal de werkgever verplicht zijn, een even belangrijke som uit te trekkeu voor iemand, van wien hij misschien eenige weken geleden het bestaan niet eens be vroedde. In elk opzicht zoo besluit het artikel is voor de dienstbode tamelijk gezorgd voor de werkgeefster zoo goed als niet. De goede zijde der wet: zy stelt werk geefster en werkneemster tegenover elkan der als gelijkwaardige partijen, verheft de dienstbode en met haa>' het huishoudwerk. De kwade zyde: haar eenzijdigheid. Deze is evenwel tamelijk te ondervangen door de volgende clausule uit het ontwerp-contract- Van Houten: „De dienstbetrekking vangt aan bij indiensttreding en eindigt met on derling goedvinden of door opzegging van een der partijen op bet bij de opzegging te bepalen tijdstip, hetwelk niet vroeger kan worden gesteld dan op den volgenden dag te negen uur en niet later dan zes weken na de opzegging. Met inachtneming van den in de vorige zinsnede bepaalden kortsten ter mijn kan elk der partijen na oen opzegging de beëindiging van den dienst vervroegen." De eerste twee maanden worden als proeftijd beschouwd. Waar overeenstemming bestaat tusschen beide partijen, zal het Arbeidscontract van geen invloed zijn. Het is alleen daar voor menscheu, die zeiven hun plichten niet ken nen. Daarbij kan en mag niet uitgegaan worden van de stelling, dat de eene groep, uit den aard van haar zijn, bestaat uit plicht- loozen, de andere uit louter plichtbewusten. Nooit mag eenige wet den een de gele genheid geven, den ander te plukken als een vink, en nog minder mag zij als zooda nig knotten het huisrecht, dat de hoofden des huizes, op poene van boeten, komen on der de willekeur van de tijdelijk inwonende. Resultaat van de nieuwe wet al vermoe delijk zijn: uitwonende dienstboden, met daar achter: het coöperatief huishouden. De Uui8vlyttentoon9telling te Utrecht. Het verheugt ons te vernemen, dat men in verscheidene gezinnen met ijver bezig is, voorwerpen van nut en van smaak te ver vaardigen, ten einde ze in Juni a s, naar de Huisvlijt-tentoonstelliog te zenden. Mogen wij afgaan op de van velerlei zijden tot ons komende berichten, dan zal deze op allerlei gebied heel wat aardigs en merkwaardigs te zien geven. Op éen punt wenschen wij heden inzon derheid de aandacht te vestigen. De deelneming wordt namelijk openge steld voor bewoners der geheele p r o v i n- c i e Utrecht. De Regeliogs-commissie zou zoo gaarne zien, dat de tentoonstelling óok een beeld zou geven van de huisvljjt, zooals die in de verschillende deelen der provincie op zoo heel verschillende wijze wordt be oefend. Meer dan eenige andere provincie van ons land heeft de provincie Utrecht een veel-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1