Donderdag 28 October 1909. No. 7732. 59e Jaargang, Stadsnieuws. FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1. franco per post 4.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke re^el meer 10 cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kos:eloos. Legale, offic'eële- en oate'genings- advertentiëa per regel 45 cent. Reclames 45 regels ƒ1.25 elke regel meer ƒ0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kasten eveüals afzonderlijke nummers 40 cent. Eij advertent'ën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACF f Ds. E. M. ten Cate hoopt aanstaanden Zondagochtend om half elf weer voi r te gaan in de godsdienstoefening van den Doops gezinden kring, hier. De Commissaris der Koningin in dit gewest is verhinderd, aanstaanden Zaterdag audiëntie te verleen en. Behalve de in het vorig nummer vermelde stukken werd in de Raadszitting van Dinsdag middag onder meer ingebracht het reeds mee gedeelde antwoord van Burgemeester en Wet houders up de vraag in de vergadering van 28 September gedaan nopens de inkwartiering. De heer R ij k e n sIk wil beginnen met een woord van dank voor de nota van het Dagelijksch Bestuur, doch ben niet in allen deele bevredigd. Als ik het tegendeel zou zeggen, zou uw college begrijpen, dat ik zulks niet meende. Nadat ik de vragen had gedaan, kwam ik tot de ontdekking, dat deze questie er een is tusschen Rijk en B. en W. en niet den voor Raad. Ik wil dit aannemen, doch wat ik niet kan aannemen, is, dat B. en W. zoo weinig voor de burgerij zouden gevoelen en ook zij het als werktuig van hooger gezag onrechtvaardig zouden willen zijn tegenover de inwoners, omdat zij met vaderlijke zorg voor hen dienen te waken. In hun plaats zou ik, al ware ik volgens de letter der wet geen verantwoording schuldig, toch met genoegen deze gelegenheid hebben aange grepen om mij in de oogen van den Raad te rechtvaardigen. Hooger geplaatsten dan een col lege van B. en W. hebben dat wel eens gedaan. Het college van B. en W. heeft zich op het standpunt gesteld, dat de Raad niet te maken heeft met deze zaak, doch te gelijk zich laten verleiden, te zeggen, dat met ernst er naar is gestreefd, de inkwartiering zoo goed mogelijk te regelen. Doch ik mag hier slechts spreken over den geest der nota, omdat het overige valt buiten het interpellatie-recht van den Iiaad. Wel wil ik zeggen, dat dit „gij hebt er niet mee te ma ken" naast „wij hebben het wel goed gedaan" prikkelt en uitlokt, elders zijn bezwaren in te brengen over de wijze waarop deze wet hier is ten uitvoer gelegd. De Voorzitter: Ik kan niet recht begrij pen het verband tusBchen uw verklaring en het standpunt van B. en W. B. en W. zouden gaarne hebben voldaan aan hetgeen U vroeg, doch meenen, dat dit in strijd is met de wet, omdat het hier geldt de uitvoe ring eener Rijkswet. Dat in de vorige vergadering niet aaustonds dit antwoord is gegeven, zit hierin, dat uw vraag niet duidelijk was. De heer R ij k e n s Ik dank U voor uw ant woord, doch dit is niet anders dau een recapi tulatie en U komt niet tot de feiten. U zegt goed g6daan te hebben, doch dit betwist ik. De Voorzitter: Ik stel voor, het antwoord van B. en W. aan te nemen voor kennisge ving. Hetgeen geschiedt. Punt 9 (Salaris-regeling Lager onderwijs). De heer Gerritsen: B. en W. hebben in hun Memorie vau antwoord mij en de andere heeren, die dit voorstel indienden er een ver wijt van gemaakt, dal we dit te laat hebben ge daan. Ik moet toegeven, dat we tengevolge van allerlei omstaudigheden, iets te laat zijnmaar ik moet dan toch óok verwijzen naar volgn. 103, der Begrooting, waar B. en W. óok veel te laat f250 vragen voor een klerkje bij Openbare wer ken en voor inrichting van het pand naast het Stadhuis voor dien tak van dienst. Het verwijt is dus niet verdiend. Nu over de quaestie zelve. Zeer zeker zijn verleden jaar verbeteringen, gebracht, doch de oudere onderwijzers ziju daar door niet in gunstiger conditie gekomen. Ik ben het oneens met B. en W., dat het thans vigeerende systeem goed is. Over eenige jaren zal het maximum weer worden terugge bracht op 12 jaar. Over de waarde der hoofdakte is al. zóo veel geschreven, dat ik er niet meer over behoef te spreken. Ik acht de bestaande traktementen onvol doende tegenovér den steeds stijgende u levens standaard. Ik verwijs naar den staat, verleden jaar door het Ned. Onderwijzers Genootschap de n Raads leden toegezonden en waarop Amersfoort geen schitterend figuur maakt, hetgeen vrt leger wel het geval was. Waar. volgens dien staat, het traktement te Gouda f1200, Leiden f1300 en in de meeste plaatsen f 1200 is, blijf ik mijn voorstel dan ook volkomen handhaven. De heer Van Esveld: Uit welke middelen zullen we deze verhooging bestrijden, die nu zoo bont portant wordt ingediend? De hoer Gerritsen: De bedoeling is ge weest, het saldo over 1908 te verminderen met f2000. Be heer Van Esveld: Ik meen, dat een saldo, dat is een toevallige bate, geen basis kan zijn om er een vaste uitgaaf op te bouwen, die na 1 of 5 jaar, geen tweeduizend, doch zeker wel een kleine vierduizend gulden zal bedragen. De voorstellers zullen, meen ik, wel iets in 't vooruitzicht hebben ten gevolge waarvan ook in dien tijd het geld er zal wezen. De heer Gerritsen: Naar mijn algemeenen indruk van den financieelen teestand der Ge meente kan ik me niet vereenigen met dergelijke pessimiste beschouwingen. Als ik naga, dat er telkens batige saldi zijn en dat verleden jaar Birkhoven kon worden gekoent zonder te leenen, meen ik, dat Amers foort zeer hard vooruitgaat en we wel kunnen rekenen, dat de ontvangsten ook andere jaren goed zullen zijn. Wethouder Celosse: De heer Gerritsen meent, dat minder juist in het antwoord van B. en W. is de waarschuwing om na de afdee- lingsvergaderingen te komen met een zóo in grijpend voorstel, dat inderdaad grooten invloed kan hebben op de cijfers der Begrooting. Die waarschuwing was niet te onpas. Nu maar te zeggen, dat de inkomsten zullen stijgen, is een wissel trekken op de toekomst; doch het ziet er niet naar uit, dat dit wordt bewaarheidalthans wat betreft de vestiging van welgestelden. De heer Gerritsen heeft weinig of niet bestre den de opmerking van B. en W., doch eenige beschouwingen ten beste gegeven. Hij gaf ook een lijst van salarissen elders, doch noemde daar niet bij de bijomstandigheden, als daar zijn duur leven, hooge huren, enz. Ik geloof dus, dat waar de opmerking van B. en W. niet is weerlegd, er geen reden ia voor den Raad om terug te komen op bat besluit, dat pas verleden jaar i3 genomen. Het wordt bovendien onaangenaam, telkens te moeten spreken over éen soort ambtenaren. Ik meen dus, dat B. en W. hun voorstel kunnen handhaven en geef den Raad in over weging, het aan te nemen. heer Gerritsen: Deze lyst was óok bekend aan den heer Celosse, die beangst schijnt te zijn, dat mijn voorstel de Begrooliug in do war zal sturen, omdat het wat laat kwam. Maar het kwam niet later dan het voorstel van B. en W. omtrent Publieke werken. Ik zou B. en W. willen nazeggen„Ik moet voor 't vervolg voor een dergelijke wijze van handelen waarschuwen. Het wil mij voorkomen, dat er voldoende gele genheid bestaan heeft om vóór het houden der afdeelings-vergaderingen eventueels voorstellen is te dieuen. Door na het onderzoek der Begroo ting in de afdeelingen dergelijke voorstellen, die van grooten invloed zijn op de Begrooting, in te dienen, verliest het onderzoek der Be grooting i.i de afdeelingsvergadering veel van zijn waare'e." De heer Celosse heeft verleden jaar op de zelfde wijze meegewerkt tot ten zelfde voorstel. Thans heet dit te laat. De heer Celosse: Verleden jaar waren de omstand gheden antlers dan nu. Tom bestond er inderdaad vrijheid om dat voorstel te doen. De Voorzitter: Naar aanleidiug van het verwijt aan B. en VV. nopens hun voorstel om trent het lokaul voor Publieke werken, moet ik wel opmerken, dat de zaken niet precies gelijk zijn. In de Memorie van toelichting der Gemeente- begrooting hebben B. en W. dit voorstel reeds aangekondigd; de heer Gerritsen kwam met zijn voorstel na de afdeelings-vergaderingen. De heer Van Kalken: Een jaar geleden is de positie der onderwijzers verbeterd om goede krachten te verkrijgen of te behouden. Het salaris is afhankelijk van do anciënniteit en niet wat m.i. beter is van de qualiteit van het onderwijs. Ik acht dit een fout in de salaris-verordening, vooral ook omdat zoo moei lijk de grens te bepalen is of lust on ijver vol doende zijn. Welke bij-akten een onderwijzer ook heeft, hij krijgt geen hooger salaris als hij geen onder wijs geelt in die vakken. Ik zou wenscheu, dat B. en W. eens ernstig overwogen of niet een scherpor maatstaf kan aangelegd voor de verhooging der salarissen. Ik hoop hierop te zijner tijd terug te komen. De Voorzitter: B. en W. hopen gebruik te maken van dezen wenk. De heer Rij kens De Voorzitter heeft ge sproken van een verwijt; wie kaatst, moet den bal verwachten. De Voorzitter heeft wel geant woord op het zwakste argument, het gebouw voor P. W., doch niet op het sterkste, het sala ris van den klerk. Wethouder Celosse: Ik zou wel eens willen zien, dat da heer Van Kalken een nieuwe maatstaf van beoordeeling ons aan de hand deed. Den heer Rijkens wil ik antwoorden, dat het met het klerkje, volgens hem het sterkste argument, niet anders kon. Wethouder Sanders: Met de aantrekking van het pand is gewacht tot de nieuwe Wet houder benoemd zou zijn. Het was mij werke lijk onmogelijk, eerder het voorstel gereed te hebben. De benoeming van het klerkje hangt ten nauwste samen met de in gebruik neming van het gebouw. De heer R ij k e n sDan beklaag ik B. en W. dat zij, wegens gebrek aan ruimte, tot dus ver zich zoo moesten behelpen. De heer Van Duinen: Ia wil nog opmer ken, dat, hoewel het niet in het voorstel staat) j het de bedoeling is, de 30-en 35-jrrige periodieke verhooging te handhaven. De Voorzitter: Ik breng in stemming het voorstel Gerritsen. Het wordt verworpen met 11 tegen 5 stemmen, die van de voorstellers. De adressen op deze zaak betrekking hebbende, worden hierna verworpen z. h. st. Punt 12 (Gemeente-begrooting) nam bijna drie kwartier in beslag. Bij de Algeraeene beschouwingen zeids de heer Van Kalken: In onze afdeeling zou ik een enkel woord hebben gesproken indien de Wet houder van Openbare werken daar tegenwoordig ware geweest. Onze Voorzitter is de heer Ce losse. Toen de heer banders onlangs werd geïnstal leerd. vroeg hij den steun van den Raad; ik wil hem dien geven. Zooeven zijn verschillende verzoeken ingeko men o.a. voor de Lieve Vrouwe-«traat en inder daad, als men eenige jaren te Amersfoort is dit weet de Wethouder zoo niet krijgt men den indruk alsof men ergens komt, waar een smerige huisvrouw is. De straten zijn vies, het plantsoen is schan delijk, bij de Beek over de Hoogere Burgerschool zijn nu al glijbaantjes, voor het marktwezen gebeurt niets, de vischmarkt is een schande en de open goten stinken. Een gast, die met me de stad, waar hij vroeger woonde, doorwandelde, wees me op een en ander. Ik antwoordde, dat ik er niet veel aan kon doen. „Dan zou ik liever bedanken als Raadslid" zeide hij, waarop ik antwoordde: „Ja maar dat kan niet het is zoo prettig, lid van den Raad te zijn" (daverend gelach). Ik hoop, dat de Wethouder van Openbare werken een echte straatlooper zal worden en ik zal hem af en toe graag den weg wijzen. Nu de beklinkering van den Hof is uitgespaard, hoop ik, dat een deel dier gelden zal worden besteed tot verbetering der misstanden, die ik noemde. Ik hoop, dat ik den Wethouder volgend jaar mijn compliment mag maken. De Voorzitter: Het kan zijn, dat de heer Van Kalken eeD grooten dienst heeft bewezen aan den Wethouder van Openbare werken, doch ik trek mij bijzonder aan zijn klacht over de plantsoenen. Ik heb steeds gehoord, dat de plantsoenen er netjes uitziennog Maandag sprak ik iemand, die hier in 20 jaar niet was geweest en die een heel ander jn in.lruk meer dan de heer Van Kalken nu gaf. Ik zou er toe komen, te meenen, dat de heer Van Kalken nooit een voet iu de plantsoenen zet. De heer .Van Kalken klaagde ook over open goten. Als we een rioleering hadden, zou dat stellig beter zijn. Wie weet wat de Wethouder later doet. Het spijt me, dat de heer Van Kalken zoo'n ongunstigen indruk heeft van Amersfoort. De heer Gerritsen: Ik wil beginnen met het tegengestelde te beweren als de heer Van Kalken. Ik ben een geboren Amersfoorter. He' spijt me, dat do heer Van Kalken deze woorden heeft gebruikt in openbare zitting. Als men Amers foort van ur vergelijkt bij dat van 10, 20, 30, 40 jaar geleden dan is dat een hemelsbreed verschil. Stellig is er hier of daar wel een straat of een riool minder goed, doch het spijt me, dat de heer Van Kalken in openbare zitting zóo afgaf op de stad. Nu over den financieelen toestand der Ge meente, dien ik zeer gunstig acht. Ik hoop dan ook, dat B. en W. voor den kleinen burgerman het schoolgeld belangrijk zullen verlagen en progressief schoolgeld zullen heffen. De kleine burgerman kan niet zooveel betalen. Wethouder Sanders: Ik dank den heer Van Kalken voor de joviale en cordiale wijze waarop hij mijn zijn steun aanbood. In- tusschen zijn de opvattingen van den heer Van Kalken subjectieve, maar het is goed, dat hij ze hier eens duidelijk en open meedeelde. Ik ben het niet eens met den heer Gerritsen, waar deze zeide, dat dit niet thuis hoort in open bare zitting. Allen zijn wij het er over eens, dat er nog veel te verbeteren valt. Ik zal trachten, dit systematisch te doen. Ik meen dankbaar te kunnen wezen over den aangenomen toon en acht eerlijke opositie zoo goed. De heer R ij k e n sBij de ontwprp-begrooting 1910 zeggen B. en W. „Wij meenen deze nota niet te mogen eindigen zonder de opmerking, dat, ten aanzien van nieuwe uitgaven een groote mate van voorzichtheid in acht geno men". Dit is een waarschuwing, die telken jare door B. en W. wordt gegeven men zou er, ter besparing van kosten, een cliché van kunnen laten maken. In 1907 heette het: „De onzekerheid, dat deze saldo's volgende jaren even hoog zijn, maakt het noodzakelijk, met het voteeren van nieuwe uitgaven voorzichtig te zijn", en in 1908 werd, met kleine wijziging van woorden, precies het zelfde geschreven. Dergelijke waarschuwing zou gegrond zijn als de Raad verkwistend ware. Wandelen we hier op asfilt, baden we iu een zee van licht, geven we 'e veel uit voor den Reinigingsdienst, zóo veel, dat onze ambtenaren en werklieden met hun gezin behoorlijk kunnen rondkomeu w e geven niet meer dan het houg noodige en dus is die herhualde waarschuwing ongegrond. Niet van ons is het, gelukkig nu weer inge trokken, voorstel tot beklinkering van den Hof. Ik kom in de verzoeking, te zeggen: genees meester, genees uzelven. Dat de uitgaven voortdurend stijgen, is niet meer dan natuurlijkdit houdt verband met den groei en ontwikkeling der Gemeente. Dat die uitgaven in de laatste jaren sneller stijgen dan vroeger, is wellicht een gevolg van achterstand. M»*n is vroeger M te zuinig geweest en wij mogen thans betalen wat onze voorgan gers in den zak hebben gehoudendoch dit mag voor ons geen reden zijn om het zelfde te doen ten opzichte van wie na ons komen. Willen wij Amersfoort, dat door ligging voor beschikt is tot een aantrekkelijke plaats, zijn aantrekkelijkheid doen behouden, dan moeten wij met onzen tijd meegaan. B. en W. sommen in hun Memorie van antwoord wel allerlei zaken op, die de stad aantrekkelijker hebben gemaakt; zeker, ik zal het dankbaar erkennen; maar er moet nog veel meer geschieden. Dat kost natuurlijk geld. Eu dan mag het niet de taak van den Raad zijn, elke gevvenschte verbetering af te wijzen met de uit drukking „er is geen geld" en ook niet van het Dagelijksch Bestuur om reeds bij voorbaat de Raadsleden te waarschuwen tegen het uiteu van weuscben, doeb dan dienen B. en W. en de Raad samen bronnen te zoeken waaruit het geld kan vloeien, ten einde te voldoen aan de eischen eener zich uitbreidende stad. Ik meen, dat als zulke bronnen dienst kunnen doen een progressieve inkomstenbelasting en, wanneer de gelegenheid zich voordoet, verstan dige gemeen lelijke grond-exploitatie. Een hoogst pernicieus stelsel lijkt het mij, voortdurend de behoeften te regelen naar het bestaande belastingstelsel, in plaats van het be lastingstelsel naar de behoeften. Dat moet zich op den duur wreken. Nu zeggen B. en W. in hun antwoord wel, dat zij in principe voor een progessieve inkom stenbelasting zijn; dat durft tegenwoordig bijna niemand meer ontkennen, omdat men zeer goed inziet, dat zooiet3 rechtvaardig is; maar wo hebben aan betuigingen niets, doch moeten daden zien. De gewone bezwaren worden weer opgesomd, o.a. het vertrek van gegoede inwoners. We kunnen moeilijk huis aan huis ga-n bellen en vragen: gaat u ook verhuizen, als we nier eeu progessieve

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1