Donderdag 9 December 1909. No. 7750, 59e Jaargang, Wie zich met KOSTELOOS. UITGAVE: FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1 franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- ad ver ten tien Der regel 15 cent. Reclames 1—5 regels ƒ1.25 elke regel meer ƒ0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderliike nummers 10 rent - wvnyouuuiuici a naai uull evenais afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de BUREAU KORTEGRACHT9 incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9. Telefoon 19 1 Januari vvenscht te doen inschrijven als abonné. ontvangt de tot dien datum ver schijnende nummers KENNISGEVINGEN. Negende volkstelling. (Wet van 22 April 1879, Staatsblad no. 63). (Koninklijk Besluit van 16 April 1909, Staatsblad no. 109). BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT, brengen ter algemeene kennis, dat dit jaar zal gehouden worden de negende algemeene tienjaarlijksche VOLKSTELLING. Deze heeft ten doel de aanwijzing van allen, die te middennacht tusscheu 31 December 1909 en 1 Januari 1910 huune werkelijke woouplaats binnen Nederland hebben. Deze allen wordeu aangewezen, onver- schillig of zij op genoemd tijdstip in hunne woning al dan niet aanwezig zijn. Ook worden aangewezen zij die, zon- der werkelijke woonplaats binnen Neder- laud te hebben, op genoemd tijdstip aldaar aanwezig zijn. Omtrent deze allen moeten de opga ven verstrekt worden, die gevraagd worden, cp kaarten, welke tusschen 26 December 1909 en 1 Januari 1910 zullen worden rondbezorgd en dadelijk na Nieuw jaar zullen worden teruggehaald. Door of voor ieder moet aan zijne woning worden ingevuldeue gele kaart voor oen man (of jongen) niet in gestichten, of witte kaart voo. eene vrouw (of meisje) niet in gestichten of instellin gen, een blauwe kaart voor een man (of jongen) in gestichten of instellingen, een grijze kaart voor een vrouw (of meisje) in gestichten of instellingen. Bovendien moet door of voor ieder aan de woning, waar hy tydelijk aanwezig is ingevuld wordeu eene oranje kaart voor een tijdelijk aanwezige man (of jongeu) of eene rose kaart voor eene tijdelijke vrouw (of meisje). Het hoofd van ieder gezin, elke afzon derlijk levende persoon of de bestuurder van iedere instelling, gebouw, gesticht of schip waar de kaarten worden bezorgd, is verplicht, voorde behoorlijke invulling zorg te dragen. Deze z)rge er dus voor, dat aan den teller, wanneer hij de kaarten bezorgt, worde opgegeven hoeveel gele, witte, blauwe, grijze, oranje en rose kaarten er in de woning uoodig ziju. 1 Overtreding van dc voorschriften be treffende de volkstelliug wordt krach tens art. 20 der Wet van 15 April 18S6 j (Staatsblad uo. 64) gestraft met hech tenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van teu hoogste honderd gul- <*en- IV i De nauwkeurige, door de volkstelling te verkrijgen kennis der bevolking is eene zaak van algemeen belang. Tot het verkrijgen dier kennis is noodig, dat alle vragen op elke kaart met de i meest mogelijke nauwkeurigheid en vol ledigheid worden beantwoord. Op verzoek der Regeering noodigen Burgemeester e Wethouders allen met aandrang uit. door nauwkeurige en vol ledige invulling der kaarten tot het wel slagen der volkstelling mede te werken. Amersfoort, 4 December 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS De Secretaris J. G. STENFERT KROESE. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Gemeente, dat het door den Directeur van 'a Rijks directe bela-tingen, enz. te Utrecht executoor verklaard kohier no. 4 van de Bedrijfsbelasting, over het dieustjaar 1909/1910 aan den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier ia ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat sen aangeplakt te Amersfoort den 8 December 1909. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De invloed van liet weer op de gezondheid. De onaangename zomer, dien we hebber, door leefd, de nagenoeg totale afwezigheid van zonne schijn en zonnewarmte, waarmede een goed deel daarvan gepaard ging, de koele, somwijlen koude avonden waardoor het seizoen zich veelal kenmerkte, de scherpe Noordewinden. die weken aaneen zich lieten gelden, gaven gereedelijk en schier dagelijks gelegenheid om de meening te hooren verkond'gen, dat de algemeene gezond heidstoestand ouder dat alles in belangrijke mate zou lijden. De uitroep „wat zullen er weer een groot getal zieken zijn of komen 1" was menigmaal aanleiding tot allerlei min of meer diepzinnige redeneeringen op het met zoo bijzonder veel voorliefd h wandelde terrein der meteorologie en ziekte let... Het zoeken van verband tusschen weer en gezondheid is niet nieuw integendeel, de be langstelling in weerswisselingen was van oudsher zóo groot, dat waarnemingen op dit gebied reeds werden gedaan eer het tegenwoordig be schavingstijdperk ons de betere hulpmiddelen daarvoor aan de hand heeft gedaan, waarmede die waarnemingen thans worden verricht. Zelfs zijn wilde volksstammen, bijvoorbeeld de Indi anen, nu nog in staat, op hun primitieve wijze weerkundige waarnemingen te doen en behoe ven zij daartoe geen thermometer of barometer binnenshuis ofeeD windwijzer daarbuiten. Verwondering kan ons die algemeene belang stelling in het weer niet baren. Immers nage noeg niets grijpt dieper in ons gevoel van wel behagen eu in onze stemming in dan juist het weer. Terwijl het toch eeu voortdurend afwis selenden invloed oefent op onze lichaamswarmte, op de ademhalings- en verdampingsprocessen en op den bloedsomloop, ja zelfs, door middel van de belangrijkste zintuigen, op ons zenuw en geestesleven, kan men licht begrijpen, dat, al naar mate Let weer zich voordoet, wij ons nu eens frisch en opgewekt, dan weer aange grepen en gedrukt eu ten laatste zelfs ziek kunnen gevoelen. Meer in het bijzonder geldt dit voor gevoelige en minder sterke, niet aan weer en wind gewende menschen, wier aantal grooter is dan men oppervlakkig zou denken. Hoevele van die zoogenaamde weerwijzers ont moet men niet. dagelijks op zijn weg Ret is intusschen oneindig moeilijker dan leeken dikwijls meenen, iets zekers over den werkelijken invloed van het weer op onze ge zondheid en als ziektemakende oorzaak vast te stellen, dsuir we zelfs van den invloed van de gewoonlijk zeer gerirge veranderingen, die dage lijks voorkomen, zoo weinig weten. Wie toch zal kunnen zeggen, welke gevolgen voor onze gezondheid de geringe schommelingen in ue sa menstelling, de drukaing, de vochtigheid, de electriciteit der lucht na zich zulleu sleepen? j Wel zal hier, evenals gewoonlijk overal, de onbe- voegde en onervarene spoedig met zijn antwoord j gereed staan, doch de wetenschap is tot nu toe onmachtig, in deze belangrijke quaestiën eenig licht te ontsteken. Integendeel. We zijn nog verder uil den koers geraakt, sedert we nebben geleerd, niet meer de lucht, het ozon of allerlei denkbeeldige miasmen als oorzaken van ziekte j te beschouwen, doch veeleer onze toevlucht heb ben genomeu tot die kleine en kleinste organi- I sche wezens, die men met den naam van bac- teriën heeft bestempeld en waarvan er inderdaad reeds vele soorten zijn bekend, die als ziekte- makende oorzaak kunnen gelden. Hierbij voegt zich de omstandigheid, dat, in dien het weer al invloed op den mensch uit oefent, dit dan slechts zelden of nooit spoedig plaats grijpt. Bijna nooit onmiddellijk volgt bijvoorbeeld ziekte na een weersinvloed, waarvan men deze zou willen laten uitgaan, zooals groote warmte of heftige koude. We zien veeleer, dat o.a. de gevolgen van een buitengewoon langen en strengen winter zich eerst in het voorjaar of i in den zomer openbaren, evenals die van een d-ukkend heeten zomer eerst in den herfst voor j den dag komen. Het zoogenaamde kouvatten door net weer is soms minder een onmiddellijk gevolg van een kouden luchtstroom of van wind dan wel van voorafgegane hitte. Gelukkig bezit de mensch bovendieu een I meegaande natuur, is bij zoodanig aangelegd, dat men gerust mag aannemen, dat zijn gezond- I heid niet ernstig kan worden bedreigd door slechts een enkele oorzaak of invloed uit zijn omgeving, dus bijvoorbeeld evenmin door hitte als door koude. Hij bezit tegenover al derge- i lijke dreigende elementen zijn behoudende en behoedende machten ja zelfs, indien hij voor het overige gezond en sterk genoeg is, eeuigszins j voorzichtig leeft, is hij ten laatste in staat, alles te verdragen, zich tegen alles te acclimatiseeren. I Zelfs al is er zoogenaamd slecht weer langen i tijd aaneen, zonder te groote en te plotselinge 1 sprongen in de temperatuur, dan r.og doet het j den meesten menschen hoegenaamd geen kwaad. I Iets anders is het echter, wat betreft zwakke personen of menschen, die, zooals men het noemt, nergens tegen kunnen. Want huiszitten- den, of zij die gewend'zijn, zich te vertroetelen door het voortdurend verolijf in warme kamers of door te warme kleeding en ligging, gevoelen zich reeds ongesteld door den minsten wind of de gexingste verandering in het weer, of wel bij eenige koude, die aan andere, meer geharde personen ongemerkt voorbijgaan. Ook is het een bekend feit, dat in den winter, evenals in den heeten zomer, steeds het meest kinderen 1 en oude menschen sterven. Om kort te gaan ons vermogen om weer stand te kunnen bieden aan verschillende 1 weersinvloeden, ontwikkelt zich slechts langza merhand door middel van een verstandige manier van gewennen. Immers, zelfs gezonden geraken onder den invloed van weerswisseling; i iedereen gevoelt zich, zoowel bij de eerste j zomerhitte minder aangenaam, niet zoo lekker i als later. En terwijl bijvoorbeeld Eskimo's, j Groenlanders, enz. hun vreeselijke winters zonder I warme kleeding, woning en dergelijke hulp- middelen doorkomen, krijgen negers dikwijls I reeds last van koude op 't eiland Ceylon en i andere in de tropenstreek gelegen landen, j Eveneens gaat het ons Nederlanders in Italië j en de Levant, waar de winter? op zich zalven zacht zijn en waar wij toch meer last ran de koude hebben dan de inboorlingen, eenvoudig omdat wij aan warmere kamers gewend zijn. j Een van de voornaamste factoren echter, het- geen het meest bij het weer de doorslag geeft, I is de staat der heerschende warmte. Alle ver- anderingen in het weer, zoowel bij dag en nacht, als ten opzichte van jaargetijde, werelddeel en I landstreek, komen ten laatste neer op eene ver- i warming door de zon van de aardoppervlakte en van de luchtlaag, die deze omgeeft. I) ich ook de gedaante dezer aardoppervlakte oefent een niet geringen invloed uit; ik wijs slechts op de verschillen op bergen en in lalen, ophoogenof j lagen grond, in rivier- en zeestreken, enz. Het zijn vooral de winden, die zich op deze verschillende toestanden van het aardoppervlak en zijn oingevenden luchtkring doen gelden, j Daarom hangt het weer en zijn afwisselingen ten slotte geheel en al af van de heerschende winden. Al naar de richting, waaruit zij tot ons komen, brengen deze ons warmte of koude, droogte of regen, kortom al ilie veranderingen, waardoor een zoogenaamd gematigd klimaat als het onze zich kenmerkt en Jat voor ons bestaan een noodzakelijkheid is. Ik moet in h«l voor- bijgaan nog doen opmerken, dat ook die win den hun oorsprong vinden in temperatuursver schillen in de onderscheiden streken van den dampkring, dus ten laatste ook onafhankelijk zijn van de zon. We zien dus, dat het de warmte is, die het weer en zijn afwisselingen beheerscht. Daarom is de invloed van de onderscheidene jaargetijden, van de uren van den dag, van de landstreek, enz. van zóo groote beteekeniB. Steeds en overul komt het er op aan of de atmosfeer warmer dan wel kouder, of zjj tevens droog dan wel vochtig isvoorts of zij in beweging dan wel in rust is, uit welke windstreek zij tot ons komt en eindelijk, of warmte en koude lang aaneen voortduren dan wel vaak afwisselen en in welke mate; dus of het weer bestendig is dan wel afwisselend. Intusschen schijnt gewoonlijk' ovenmin warm als koud, ruw weer positief schadelijk op ouze gezondheid te kunnen inwerken, behalve als een i buitengewoon hooge warmte of buitengewoon lage knudegraad langen tijd duurt. Eu zelfs dan nog zijn het in den regel bijna uitsluitend slechts zwakke en gevoelige personen, vooral l vrouwen, kinderen en ouden van dagen, voorts sukkelaars en herstellenden van zware ziekten, j die er onder lijden. Zulke menschen krijgen het hoofdzakelijk te kwaad door koude en bij snelle en beftige veranderingen in het weer, terwijl krachtige, gezonde gestellen gewoonlijk meer door warmte lijden, de mannen gemid- j deld meer dan de vrouweu. I Over het algemeen schijnt echter groote hitle j veel gevoeliger en soms zelfs scha lelijker op i ons in te werken dan matige koude, vooral I indien de atmosfeer tevens vochtig is. Zoo gun stig zulk een toestand ook voor de plantenwe- I reld is, zoo ongunstig is zij voor den mensch. Onze I frischheid en ons weerstandsvermogen lijden I daarbij meestal veel meer dan bij koude, on bovendien kunnen wij ons tegeu deze laatste heel wat beter beschermen. Alle lichamen zijn, tengevolge van hun zoo gecompliceerde samenstelling, door den invloed i van hooge warmtegraden meer of minder ver anderlijk en voor vernietiging vaatbaar, en alles, j wat den stroom des le/ens in te snel! beweging brengt, bespoedigt daardoor zijn verval. Mis- I scl.ien is hieruit voor een goed deel te verkln- j ren het uitbreken soms van de hevigste en I vooral epidemische ziekten, die men bij voor- j keur in den zomer en in den herfst ziet ont- staan, en dit wel nergens zoo veelvuldig als in I slecht bebouwde, moerassige streken en in j ongezonde steden en wijkeu, met, name gedu rende en na buitengewoon warme zomers. In tropische landen is echter de sterfte gemiddeld altijd drie en viermaal grooter dan bij ons. Zelfs in onze gematigde luchtstreek oefent het I warme jaargetijde op de middelbare en beste ouderdomsklassen naar verhouding den noodlot- tigstcn invloed uit, terwijl in den winter, door koude en vorst, bij voorkeur ouden van dagen en zwakken en met name kinderen als offers van het seizoen vallen. Men heeft nagegaan, dat bij hevige hitte meestal een grooter aantal menschen ziek wordt en sterft dan bij matige warmte of koude. Doch wat daaromtrent ook wordt bericht, een feit is het, dat bij ons de zomer, trots de bezwaren aan de hitte verborgen, toch altijd het gezondste j jaargetijde i3 ri. daarentegen de winter het j ongezondste, niet alleen tengevolge van de kouce, I doch ook, en misschien nog meer, door de voortdurende afwisselingen in het weer en de I scherpe winden. De meeste sterfgevallen komen bij ons des winters voorde minste in den herfst. Van December tot April sterven haast evenveel menschen als in andere maanden deB i jaars te zamen. Het grootste gevaar voor onze gezondheid brengt altijd een vochtig-koud weer mede, zooals I dit nu en dan in natte winters, doch ook inde vroege lente of den naherfst, meermalen heerscht, een weersgesteldheid, waar, bij donkeren hemel, veel nevel en damp, langdurige regenbuien en neerslagen aan de orde van den dag zijn. Want, hoe vochtiger een koude lucht is, des te ver- j koelender werkt zij op ons lichaam, en dit te meer bij gelijktijdige luchtBtroomen of koude 1 winden. Daarom hebben wij op koele herfstdagen dikwqla meer last van de koude dan op de veel koudere winterdagen, waarop de lucht wel is waar koud, doch tevens droog is. Om de zelfde reden vat men bijvoorbeeld in Schotland, ja zelfs in Italië, 's winters veel vaker koude dan in Rusland, en in heldere zomernachten dikwijls gemakkelijker dan in den winter, in het bijzonder na heete dagen of na voorafgaande verhitting. Want bij den koude-rer wek kenden invloed der vochtige koude lucht voegt zich hier die

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1