Zaterdag 11
Juni 1910.
PRIJSVERMINDERING.
No. 7826.
59e Jaargang.
DAMESHOEDEN.
JJJJFDEIB1KE,
AMEE5F00ET.
UITGAVE:
FIRMA A H VAN CLEEFF
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden (i.~
franco per post ƒ1.45. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tariel' op aanvraag kosteloos. Legale, ollicieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseer Ito sten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT 9
Postbus 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVINGEN.
STEMMING.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT,
brcDgt ter openbare kennis, dat de stomraing
Ier vervulling van 4 plaatsen in de Provinciale
Staten van Utrecht in het kiesdistrict Amers
foort zal plaats hebben op Vrijdag 17 Juni 1910,
van des voormiddags acht tot des namiddagB
vijf uur.
Candidaten zijn
A. J. BICKER CAARTEN,
K. VAN DER BURG,
D. GERRITSEN,
H. C. A. DB JONG,
W. VAN KLOOSTER,
Dr. A. J. A. THOMAS,
A. M. TROMP van HOLST.
Verder worden de ingezetenen herinnerd aan
den inhoud van artikel 128 van het Wetboek
van Strafrecht, luidende
„Hij, die, opzettelijk zich voor een ander uit
gevende, aan eene krachtens wettelijk voor-
Bchrift uitgeschreven verkiezing deelneemt, wordt
gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
een jaar".
Amersfoort, 9 Juni 1910.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
KIESRECHT.
De BURGEMEESTER der Gemeente AMERS
FOORT,
brengt, met het oog op de aanstaande stem
ming ter verkiezing van 4 leden van de Pro
vinciale Staten van Utrecht, aan belanghebben
den in herinnering het bepaalde by do artikelen
57, 58 en 154 der Kieswet, luidende:
Art. 57. Personen, bij wie en bestuurders van
bijzondere ondernemingen en instellingen, waar
bij mannen, die den leeftijd van vijf en twintig
jaren hebben bereikt, in dienstbetrekking zijn,
zijn, voor zoover niet bij algemeenen maatregel
van bestuur vrijstelling is verleend, verplicht ie
zorgen, dat iedei van dezen, die bevoegd ia tot
de keuze mede te werken, gedurende ten minste
twee achtereenvolgende uren tusschen acht uren
des voormiddags en vijf uren des namiddags
daartoe gelegenheid vinde.
Art. 5S. Personen en bestuurders, in het voor
gaand artikel bedoeld, zijn, voor voover arbeid
wordt verricht in fabrieken of werkplaatsen ver
plicht te zorgen, dut in het arbeidslokaal, en
zoo er meerdere arbeidslokalen zijn, in het groot
ste of wel in meer dan éen arbeidslokaal, ge
durende twee werkdagen vóór en op den tot
stemming bepaalden tijd op een zichtbare wijze
is opgehangen eene door hen of van hunnent
wege onderteekende lijst, de uren in hot voor
gaand artikel bedoeld, vermeldende, voor elk
afzonderlijk of groepsgewijze of voor allen ge
zamenlijk.
Art. 154. Overtreding van de artt. 57 en 58
dezer wet wordt, gestraft met hechtenis van ten
hoogste veertien dagen of geldboete van ten
hoogste vijf en twintig gulden.
Bovenbedoelde algemeene maatregel van be
stuur, welke is vastgesteld bij Koninklijk besluit
van 24 Mei 1901 (Staatsblad no. 109) luidt als
volgt
AM. 1. Vrijstelling wordt verleend aan dein
art. 67 der Kieswet bedoelde personen en be
stuurders van bijzondere instellingen en onder
nemingen ten aanzien van bij hen in dienstbe
trekking zijnde personen, welke uit hoofde van
die dienstbetrekking op den dag der stemming
tusschen de in vermeld artikel genoemde tijd
stippen- niet gedurende twee achtereenvolgende
uren vertoeven in de Gemeente, op welker kie
zerslijst zij voorkomen.
Art. 2. Vrijstelling, als omschreven in het
voorgaand artikel wordt voorts verleend aan
geneeskundigen en apothekers ten aanzien van
bij hen in dienstbetrekking zijnde personep,
alsmede aan personen en bestuurders van bij
zondere instellingen en ondernemingen ten aan
zien van bij nen in dienstbetrekking zijnde
ziekenverplegers.
Amersfoort, 9 Juni 1910.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
18 LANGESTRAAT.
Nogmaals het Rapport der
Ineenschakelings-conimissie.
Van zoo vele en zoo verschillende zijden ver
zocht men ons het rappott, zoo niet in zijn ge
heel, dan toch zoo uitgebreid mogelijk te willen
moedeelen, dat we meenen aan dit verzoek ge
hoor te moeten geven, althans wat het laatste
betreft.
Het eerste der beida zeer lijvige deelen be
gint met een verslag aan H. M. de Koningin
over de wijze van uitvoering der zeer omvang
rijke taak, in 1903 aan deze Stauts-commissie
opgedragen.
Daarin wordt onder meer herinnerd, dat bij
de installatie der commissie de Minister van
Binnenlandsche Zaken er op wees, dat zij haar
taak zoo ruim mogelijk had op te vatten, met
dien verstande, dat niet een bepaald Boort van
onderwijs openbaar of bijzonder doch het
onderwijs in zijn geheel het voorwerp der
beraadslagingen en adviezen zou uitmaken.
Nadat in de eerste vergaderingen de hoofd
lijnen van het reorganisatie-plan waren vastge
steld, werden deze nader uitgewerkt in een aan
tal verhandelingen en memoriëu, die tot l<ii-
draud zouden kunnen dienen by de samenstel
ling der wetsontwerpen en daarbij hehoorende
toelichtingen.
Naarmate dit work vorderde, werden subcom-
missiën benoemd, aan welke de leiddraad werd
toegezonden, teneinde het daarin ontwikkelde
en gemotiveerde plan van reorganisatie te over
wegen en er schriftelijk advies over uit te bren
gen aan de Staatscommissie.
Benoemd werden sub-commissiën voor bet
lager onderwijs, voor het middelbaar onderwijs,
voor het voorbereidend-hooger onderwijs, voor het
vakonderwijs en voor het gymnr stiek-onderwijs.
Over de vraagstukken, die het universitair
onderwijs betreffen, werd het advies der onder
scheidene faculteiten van alle universiteiten ge
vraagd.
Na die voorbereiding kon de commissie ter
stond overguao tot het ontwerpen van baar
definitieve voorstellen. Deze werden opgebouwd
uit hetgeen in den leiddraad voorloopig was
vastgesteld en uit de daarop ingekomen advie
zen. Enkele punten daargelaten, bleek over
't geheel eon verblijdende eenstemmigheid te
bestaan tusschen de adviezen der verschillende
sub-commissiën en de denkbeelden in den leid
draad ontwikkeld.
Viif wetten worden maar het oordeel der
Staatscommissie, voor een goede regeling van
het onderwijs vereischtnaast de thans bestaande
wetten is een wet op het vakonderwijs onmis
baar en het voorbereidend-hooger onderwijs
moet worden geregeld in een afzonderlijke wet,
naast de hooger-onderwijswet staande.
De wijzigingen, in de wet op het Lager
onderwijs, uit het oogpunt van organisatie ver
eischt, waren niet van dien aard, dat bet noo-
dig geacht wordt, een geheel nieuwe wet te ont
werpen.
Gelijksoortige overwegingen gelden ten op
zichte van de Hooger onderwijswet; ook ten
aanzien van deze werd daaromtient slechts een
wijzigingswet ontworpen. De regeling van het
onderwijs aan de Technische hoogeschool kwam
eerst in 1905 tot standbelangrijke wijzigingen
schenen hier de niet noodig. Uitgewerkte voor
stellen nan te bieden betreffende een op te
richten handelshoogeiichool of landbouwhooge-
school. zou, naar het oordeel der Staatscommis
sie, ook dan niet op baar weg hebben gelegen,
wanneer zij de daarvoor noodzakelijko voorlich
ting in elk opzicht had kunnen verkrijgen. Niet
anders oordeelde zij over de veeartsenij-hooge-
school, do akademie voor Beeldende kunstenen
de akademie voor Toonkunst.
Geheel anders stond het echter met het mid
delbaar ouderwijs, het vakonderwijs, en het
voorbereidend hooger onderwijs.
Uit de wet, houdende regeling van het M i d-
d e 1 b a a r onderwijs, moest vervallen al hetgeen
op het vakonderwijs betrekking beefthet mid
delbaar onderwijs voor meisjes moest worden
geregeld wal tietrekking heeft op de Hoogore
Burgerschool met 5-jarigen cursus tnoest over
gebracht worden naar de regeling van het voor
bereidend hooger onderwijs, en ook de eenige
overblijvende school, de lloogere Burgerschool
met ö-jarigen cursus, moest niet onbelangrijke
wijzigingen ondergaan. Dit alles leidde noodza
kelijkerwijze tot het ontworpen van een nieuwe
wet tot regeling van het middelbaar onderwijs,
hetwelk, naar do meening der Staatscommissie,
het algemeen vormend onderwys behoort te zijn
voor hetgeen men den middenstand noemt.
Eene n et op het V a k o n d e r w ij e bestond
tot dusver niet, noch hier, noch, voor zoover
bekend is, elders. Een geheel nieuw ontwerp
moest dus worden opgebouwd, waarin allo onder
wijs, dut voor byzondere doeleinden opleidt, dat
niet strekt tot nlgemeene vorming en niet een
in engeren zin wetenschappelijk karukler draagt,
zijn regeling zou vinden.
Wat het Voorbereidend hooger on
derwijs betreft, tot dusver in de Hooger on
derwijswet geregeld, in verband met de over
brenging van de polytechnische school uit de
wet op het middelbaar onderwys, moest het be
grip voorbereidend-hooger onderwys ruimer wor
den opgevat dan lot dusver; de voorbereiding
voor de studie aan de technische en aan andere
hoogescholen behoort daardoor ook tot het voor
bereidend-hooger onderwijs, dat nlzoo niit alleen
do tegenwoordige Gymnasia, maar ook de tegen
woordige Hoogere Burgerscholen met vijfjarigen
cursus in zich moest opnemen.
De toelichting tot deze wetsontwerpen geeft
ook aan enkele boofdpnnten betreffende de uit
voering der wetten, in het bijzonder wat de toe-
latings-exnmens en de leerplannen aangaat. Voor-
zoover de dienaangaande ontworpen Koninklijke
besluiten betrekking hebben op de akten run
bekwaamheid tot haf geven van Middelbaar en
Voorbereidend hooger onderwys, sluiten zij zich
aan bij de voorstellen der zoogenaamde Bevoegd
heids-commissie.
Ton aanzien van akten voor vakomierwys werd
zooveel mogelijk aansluiting gezocht ann de
voorstellen van do commissie van 1907 betrek
kelijk de z.g. teekeonkte en aan de programma's
voor de practijk, samengesteld door de commissie
van 1903, benoemd door do Voreoniging tot be
vordering van de vakopleiding iu Nederlnnd.
De Staatscommissie verklaart ten slotte, dat
zij ten opzichte van de meeste haror voorstellen
tot eenstemmigheid is kunnen komen. Alleen
ten aanzien vrn een drietal onderworpen betrek
kelijk het Voorbereidend hooger onderwijs gaf
de mindorhoid blijk van hHar afwijkende raeening.
Als vrucht van haar arbeid biedt de commissie
dan aan de Koningiu aan:
1. als inleiding Algemeeno beschouwingen
betreffende de reorganisatie;
2. een ontwerp van wet. tot wijziging der
wet tot regeling van het Lager onderwys;
8. een ontwerp van wet tot regeling van het
Middelbaar onderwys
4. een ontwerp van wet tot regeling van het
Vakonderwijs
5. een ontwerp van wet tot regeling van het
Voorbereidend-hooger onderwys alle met een
memorie van toelichting en grondslugen van
eenige Koninklijke besluiten
6. een ontwerp van wet tot wijziging der
wet tot regeling van hot Hooger onderwij»;
7. twee nota's van leden, die botroffendo eon
drietal punten van het wetsvoorstel tot rege
ling van het Voorbereidend-hooger onderwijs
hun van dat der meerderheid afwijkend gevoe
len wenscben toe te lichten.
Hier volge oen zoo beknopt mogelijk overzicht.
I. Lager onderwijs.
A. Algemeen vormend
1. de gewone lagere school
2. scholen voor blinden, doofstommen, spruuk-
gebrekkigen en zwakzinnigen
3. scholen vun voortgezet lager onderwys
4. scholen van uitgebreid lager onderwijs.
B. vormend voor bijzondere doeleinden:
1. handelsscholen, zeevaartscholen en zeevie-
scherjjscholen
2. landbouwscholen en mjjnbouwscholen
3. ambachtsscholen, nijverheidsscholen en
nijverhoidikunstscholen
4. vakscholen voor meisjes:^
5. cursussen tot opleiding van verplegers van
zieken, zenuwlijders en krankzinnigen, en
kweekscholen voor vroedvrouwen.
II. Middelbaar onderw|]a.
A. Algemeen vormend:
1. de gewone middelbare school
2. de middelbare scholen voor moisjes (met
8» en met 5-jarigen cursus).
B. Vormend voor byzondere doeleinden
1. kweekscholen, normaalscholen, normaal
lessen en cursussen tot opleiding van onderwij
zers en leeraren aan Bcholen van algemeen-vor
mend en van vakonderwijs
2. handelsscholen en zeevaartsoholon
3. landbouwscholen en^ mijnboawacholen
4. technische scholen,* industriescholen, en
scholen voor nijverheidskunst.
III. V o orbereideu d-h ooger onder
wys en Hooger onderwys.
A. Voorbereidend-hooger onderwys, lycea.
B. Hooger onderwys.
a. hoogescholen
1. do technische hoogeschool.
2. de landbouw-hoogeschool.
3. de veeartsenij-boogeschool.
4. do handels hoogoscbool.
b. akademiën
1. do akademie van Beeldende kunsten.
2. de akademie van To mkunet.
c. universiteiten.
Voorgesteld wordt art. 15 van de gewijzigde
wet op het Lager onderwijs to doen luiden
Art. 16. Lager schoolonderwijs wordt gegeven
aan
a. scholen van gewoon lager onderwijs
b. scholen voor blinden, doofstommen, spraak-
gebrekkigen, zwakzinnigen,
c. scholen voor voongozet-lager onderwijs
d. scholen voor uiigebreid-lagor onderwys.
Do daarop volgende artikelen bepalen, welke
vakken aan ieder dezer scholen onderweien
worden. De vakken der gewone lagero school
zijn de zelfde, die thans in art. 2, 1' genoemd
worden, doch vak j wordt gonoemd de eerste
oefeningen der gymnastiek.
Ten behoeve van plaatsen, waar geen school
van uitgebreid lagor onderwijs bestaat en toch
voorbereidend hooger onderwyB gewouscht wordt,
is in art. 15bis, 2 bepaald
„Aan scholen van gewoon lager onderwys kan
een cursus worden verbondon, waar, in uren
buiten het gewone leorplan vallende, de
beginselen der Franscho taal worden onderwezen
ten behoeve van hen, die het onderwijs wenschen
te volgen unn een middelbaro school of aan oen
lyceum."
In de plaats van herhalingsonderwys stelt de
Staatscommissie voorvoortgozet lager onderwys.
2. Hot onderwijs (cursus van 2 jaar minstens)
omvathet lezen, het rekenen, do Noderlandsabe
taal (verplicht), en voorts facultatief die vakken
vun pructischen aard, welke de plaatselijke be
hoeften noodig maken.
Aan de scholen van uitgebreid lager onderwys
wordt in 't bijzonder onderwijs gegeven in ésn
of meer dor volgende vakken: do beginselen
van het Fransoh, Duitsch, Eugelsoh, Algomeene
geschiedenis, Wiskunde, Hundtookenen, en
Gymnastiekvoorts de friutie handwerken voor
meisjesaan de zelfde leerlingen worden niet
meer dan twee talen onder wesuu.
Middelbaar Onderwijs,
wordt ondsrschotden in de gewone middelbare
«obool (toogankeliik voor jongens en meisjes)
en middelbaru scholen (bepaaldelijk) voor meisjes.
Aan de gewone middelbare scholen mat een
cursus van drie jaren worden de zelfde vakken
onderwezen sis aan de tegen woordigo middelbare
school met drie-jarigen cursus, met aitsonderiog
vun de Staathuishoudkunde.
De middelbare scholen voor meisjes hebben
öf een drie-jarigen df een vjjf-jnrigen cursus.
In de Memorie van toelichting wordt in een
nfzondorlijk hoofdstuk de verhouding van het
middelbaar tot het uitgebreid lager onderwüs
besproken. Dit hoofdstuk eindigt in de volgende
conclusie: „Het uitgebreid-lager onderwys moet
lager onderwys blyven en daaraan alechta
eenige uitbreiding geven, voor soover de voor
bereiding voor de middelbare school en die voor
de sobool van voorbereidend-hooger onderwys
die noodig maken, of ook de behoeften van den