Donderdag 28
Juli 1910.
No. 7846.
59e Jaargang.
OP REIS.
FIRMA A H VAN CLEEFF
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.—
franco per post 1.15. Adyertentiën 1G. regels 60 cent; elke regel meer40cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 4—5 regels 1.25, elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Postbus 9.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTE6RACHT9
Telefoon 19
Aan onze abonné's die tydelyk elders,
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven
wordt op aanvrage, en met duidelijk©
opgave van adres, de courant eiken ver
schijndag tegen vergoeding van het porto
toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wijze de geregelde toezending van
de „Amersfoort8che Courant" tjjdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
Humeur,
Dat het de kleine dingen van ons le
ven zijn, de moeite om ze te noemen te
nauwer nood waard, die doorgaans ons
uit ons humeur brengen, is maar gedeel
telijk waar. Scherp gezien, is de zaak
zóo, dat ons boos humeur zich gaarne
uit door de kleine dingen van het leven.
De kleinste dingen van ons leven be
hoeven ons niet uit ons humeur te bren
gen wij zijn het reeds. Het leven is ie
deren dag een aaneenschakeling van
kleine dingen van opstaan 's ochtends en
zich kleeden van ontbijten van de
deur uitgaun bij mooi of leelijk, bij koud
of warm weder, van ingaan tot den heel
gewonen plicht van onzen dagelijkschen
arbeid temidden van menschen, omringd
ook alweer van de allergewoonste dage-
lijksche dingen van eten van drin
ken van avondeten, met of zonder
bezoek van slapen gaan ja, en dat
alles iederen dag precies weer zoo, met
heel geringe afwisseling iederen dag pre
cies weer zoo.
En men raadplege maar eens een ieder
zijn eigen ervaring nu is het een klee-
dingstuk, dat niet bij de hand is of
waaraan een knoop ontbreekteen thee
lichtje, dat gewalmd heefteen ei, te
zacht of niet zacht genoeg gekookteen
verkeerde stap, bij 't gaan uit de deur
eten, dat onsmakelijk is; lastig of ver
velend bezoekeen bed, te koud of te
warmja nu zijn het deze, dan die klei
nigheden die ons uit ons humeur plegen
te brengen.
Maar het bromde en gromde, stak en
kriebelde al eenigen tijd in ons diepste
binnenste, en die knoop, los aan uw
jas, was alleen het lang gezochte cor
pus delicti om hem of naar te kunnen
beschuldigen, beknorren; om naar aan
leiding daarvan uw boos humeur te
kunnen ontlasten op hem of haar.
Kent gjj zulk een geestelijk onweer!
Ach, wie zou het niet kennen 't Is
altijd de zelfde inleiding, het zelfde voor
spel: „maar man, hoe kitn je nu toch
zoo boos worden om zulk een kleinig
heid Dat ik die knoop vergat aan je
jas te naaien, is toch niet de moeite
waard om van te spreken, laat staan
om er zoo'n kabaal over te maken
„De moeite niet waard!" stuifthjjop.
„De moeite niet waard! 't Is juist de
moeite waard! Aan zulke kleinigheden
herkent men juist het karakter! Stel je
voor, dat ik straks op kantoor me een
dubbeltje verreken en dan kalm en doods
bedaard zeg: 't is maar een kleinigheid,
niet de moeite waard om van te spreken.
Kun je begrijpen
En hiermee zjjn de poppen doorgaans
al snel aan 't dansen. De huisvrouw is ge
raakt, geeft een stekelig antwoord 't
eene woord haalt het andere uit de
atmosfeer wordt steeds dreigender het
onweer, dat noodweer kan worden, is
nu niet meer af te wenden.
Dus, zegt iemandboos humeur wordt
niet van buiten at opgewekt, maar groeit
van binnen uit als een monster, dat al
lerlei kleinigheden als zjjn buit beloert,
bespringt, verslindt en niet tevreden is
alvorens zij daardoor jammert van pjjn
of verontwaardiging.
Het boos humeur heeft wat van ebbe
en vloed in de zee. Er gaan dagen, soms
weken voorbij, dat alles in ons huis zoo
goed mogelijk gaatmaar op zekeren
dag begint het op onverklaarbare wijze
te ebben; ge wordt stil, mopperig, vit
terig en kunt er niets, absoluut niets
aan doendat duurt dan éen of twee
dagen en daarna wordt de toestand weer
normaal, 't Schijnt een wet te zijn over
ons geesteljjk leven, evenals in de na
tuur: na zooveel tijd mooi weer volgt
onherroepelijk wind, regen, storm.
Maar 'dit mooie beeld, heeft een zwakke
plaats, daar sommige menschen nooit uit
hun humeur zijn. Wel zijn ook zij den
eenen tijd minder opgewekt dan den an
deren; ook in hun binnenste bromt en
gromt het op zijn tijdmaar tot geen
prijs zullen zij den huiselijken vrede laten
verstoren door een geestelijk onweer. Er
valt in zulke kritieke oogenblikken ook
bij heu wel eens een scherp woord, maar
als ze zien, dat er vuur gevat is, be-
heerschen zjj zich direct en volkomen
en blusschen met alle hun ten dienste
staande middelen het binnenbrandje eer
het een uitslaande brand wordt.
Zij beheerschen zich direct en volko
men. Dat is de kern der zaak, waardoor
alle misverstand kan worden opgehelderd.
Boos humeur, prikkelbaarheid, die zich
gaarne wil uiten, ach, is een door en
door menschelijke eigenschap, waaraan
wel niemand vreemd zal wezen, geboren
uit de disharmonie van onze ziel, en 't
is God alleen bekend, hoe onze ziel bin
nen zóo korten tijd meermalen harmo
nisch en disharmonisch gestemd kan zijn
't Is alsof er in ons geestelijk bestaan
een gezwel is, dat telkens weer aangroeit
en, als het weer rijp is, doorbreekt.
Nu kan men in dat kritieke oogenblik
twee wegen inslaan öf de vuile stof naar
rechts of links laten wegvloeien, en dat
verwekt dan een geestelijke pestillentie,
alias een zich ontlastend boos humeur;
öf de vuile stoffen zorgvuldig wegnemen
en wegbergen. Het eerste is gemakkelijk,
maar allerellendigst voor de huisgenooten,
over wie de bui zich ontlast. Het tweede
is plicht, maar moeilijk, omdat het ver-
eischt een hcoge mate van zelfbeheer-
sching. Toch is het laatste mogeljjk.
Ieder kan zich in zelfbeheersching ten
deze oefenen. Maar wie het wil beproe
ven, bedenke, dat goede voornemens al
leen niets uitwerken.
Geestelijke goederen worden nooit ons
deel door redeneerenmaar door doen.
En dit „doen" hebbe vooral een voorbe
hoedend karakter. Zeg tegen iemand
als zijn boos humeur woedt: beheersch
je toch ge zoudt evengoed tegen het
hollend paard kunnen zeggensta stil.
Wie ljjdt aan de kwaal van boos humeur,
d. w. z. wie zich niet kan beheerschen in
de oogenblikken van boos humeur, oefene
zich in dit soort van zelfbeheersching
als er geen wolkje aan de lucht iswant
i3 er grooter geesel in het huiselijk leven
dan de vloek van een boos humeur!
O, zeker, de eene mensch zal, ingevolge
zjjn vuriger temperament, moeilijker
strijd ten deze hebben dan de ander en
de een zal in dien kamp ook meer door
zijn huisgenooten worden bijgestaan dan
de ander; maar in hoogste instantie
kan en moet hij zelf den strijd beslissen
in zijn voordeel.
Oefening kweekt kennis óok ken
nis van de dingen, die wij van noode
hebben om boo3 humeur binnen de per
ken van den huiselijken vrede te houden.
Oefening kweekt kunst óok de kunst
om de dingen, die daarvoor van noode
zijn, te beheerschen, te krijgen in onze
macht.
De belooning daarvoor, een gezelliger,
vrediger leven, is een extra inspanning
ten volle waard.
H. C.
Wat moet mijn zoon worden
Geëxamineerd zooveelgeslaagd zooveel.
Dat is thans een vaste rubriek in de courant.
Het eene examen immers is nog niet afge-
loopen of het andere is al weer begonnen.
»De eene helft van Nederland examineert
de andere helft" beeft iemand eens gezegd.
En hoewel overdreven daarin schuilt
veel waars!
Vooral in dezen tyd van het jaar brachten
en brengen de couranten weer lange lijsten
met de namen van hen, die zoo gelukkig
waren, na volbrachte studie het einddiploma
te verwerven van de inrichting waar zij hun
jeugdig lief en leed gedurende 3, 5 of 6
jaren hadden genoten of geleden, waar zij
gevormd werden om het leven in te gaan,
gewapend met een goede dosis kennis, die
hen van nut zal zijn. Misschien ook met een
nog grootere dosis, die zij zoo spoedig mogelijk
weer zullen vergeten of, als ballast voor J
practijk, overboord zullen werpen.
Elk jaar opnieuw wordt de maatschappij
voorzien van een grooten toevloed gediplo
meerden, en onwillekeurig rijst de vraag,
wat er toch in de naaste toekomst van al
die jongelui wordt.
In de eerste plaats vallen er natuurlijk al
heel wat af, voor wie het einddiploma slechts
de eerste stap is tot verdere studie aan een
onzer boogescholen. Verder vermindert het
aantal ook door degenen, die hun opgedane
kennis dienstbaar gaan maken in de zaak
van ouders, oom of eenig ander familielid,
waar zij reeds een plaats voor zich openge
houden of gecreëerd vinden en waar zij na
korter of langer tijd als patroon of compagnon
zullen optreden.
Wordeu de gelederen op deze 'ijze eenigs-
zins gedund, toch blijven er nog honderden
jongelui over, die met het afgelegde eind
examen de school den rug toekeeren en
zich in 't maatschappelijk leven een plaats
moeten zien te veroveren. Daaronder zijn
er zelfs velen, die nog niet eens weten in wel
ken tak van dienst of bedrijf zij een bezig
heid en een toekomst zullen zoeken.
Voor dezen nu is bet lang niet gemakkelijk
om er in te komen, om iets te vinden, al
loont het dan ook in den beginne nog niet
voldoende om er zonder hulp van te kunnen
bestaan. Voor dezen nu gaat een macht sol
licitatie-brieven de wereld in. Kennissen,
bij voorkeur met veel invloed, worden in
den arm genomen om tot kruiwagen te die
nen, ter verkrijging van een betrekking, on
verschillig wat, als zij toch maar iets heb-
beu om mee te beginnen. Voorzeker een
echte harddraverij, met weinig kans op een
prijsje, of beter nog: een loterij met byna
niets dan nieten. Men moet dan ook som
migen maar hooren, hoeveel maal zy gesol
liciteerd hebben eer het lot zich over hen
ontfermde en zy een plaatsje als klerk op
een kantoor machtig geworden waren.
Onwillekeurig vraagt men: hoe komt het
toch, wat is toch Ie oorzaak, zich ieder
jaar voor allerlei kleine betrekkingen hon
derden welopgevoede en welonderlegde
jongelui zich aanbieden Voor een salarisje,
dat nauwelijks voldoende is voor een be
hoorlijk onderdak, is een keuze uit tientallen.
De oorzaak van dit verschijnsel is van
tweeëerlei aard. De eerste moet gezocht
worden in de vtle gelegenheden van den
tegenwoordigen tijd om voortgezet en middel
baar onderwijs te verkrijgen. En de tweede,
maar niet de minste, is de zucht van vele
ouders om hun jongens wat meer te laten
worden in de maatschappij dan zy zelf zijn.
Nu is geen van die beide oorzaken op
zichzelf te veroordeelen. Hoe meer gelegenheid
toch tot ontwikkeling en beschaving, zoo
beter. En dat ouders het voor hun kinderen
hooger zoeken, is in 't algemeen ook niet
te laken, ofschoon 't niet te ontkennen valt,
dat vooral aan het laatste veel bezwaren zijn
verbonden, zoowel van materieelen als van
psedagogischen aard, vooral wanneer het
streven er uitsluitend op gericht is om van
de jongelui slechts zoogenaamde kantoor-
heeren te maken.
Natuurlijk, de kantoorkruk moet óok bezet,
vooral in onzen tijd van inkt en papier. Wie
echter zijn zoon alleen om het uiterlyk-aan-
trekkelijke van heer te zijn op een kantoor
plaatst en meent hem te kort te doen door
hem een ambacht goed te laten leeren,
handelt daarmee zeer verkeerd.
Eu ofschoon er ia den laatsten tijd op dit
gebied wel eenige kentering merkbaar is en
arbeid en ambacht niet meer zoo in discre-
diet verkeeren als vroeger, zijn er toch nog
te velen, met grove werknandeo, die mee-
nen hun zoons dat lot te moeten besparen.
Boord en manchetten en het uiferlyk-aan-
trekkelijke van heer te zyn, hebben voor hen
meer bekoring dan de werkmanskiel.
Dat dezen toch mochten bedenken, dat de
maatschappij waarlijk geen behoefte heeft
aan menschen, die geen vak verstaan, maar
daarentegen zoo veel te meer aan degelijke
vaklui.
Hoevoel bedryveu zyn er, waarin een ont
wikkeld jongmensch promotie zou kunuen
maken, indien hij by zijn schoolkennis tevens
het eene of andere vak machtig was. Hoe
veel voordeeliger zou het dus voor hem zijn,
wanneer hij, na afloop zijner studie, nog ge
durende een paar jaar een goede vakschool
bezocht, zoodat hij, goed toegerust, het leven
kon ingaan. Voordeeliger èa voor hem zelf
èo voor de maatschappij. Voor hem zelf,
omdat hij dan, theoretisch en practisch goed
onderlegd, direct in veel gunstiger conditie
kan komen dan achter een lessenaar en op
een kantoorkruk; en voor de maatschappij,
omdat de arbeidsmarkt in de branche van sol-
llciteerende halfbl&nks-heertjes dan Diet zoo
schromelijk overvoerd zou zyn.
't Is toch ontegenzeglijk waar, dat een
vakmaD, die goed voortgezet vakonderwijs ont
ving, meer waard is, dan iemand, die zoo
maar van de school in het vak treedt.
Menige zaak beaoeit juist zulk een ontwik
keld practicus en menig patroon zou zoo
iemand gaarne tegen hoog salaris wenschen