Donderdag 20
October 1910.
No. 7882.
60e Jaargang.
AMEESFOOETSCIICOUEAIT.
FIRMA A H VIN CLEEFF
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.
franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, ollicieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels 1.25, elke regel meer 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de ineasseerkoden in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9
Postbus 9.
Telefoon 19,
kennisgeving.
De GEDEPUTEERDE STATEN dor Provincie
UTRECHT,
Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
de Rekening der Provinciale inkomsten en uit
gaven over het dienstjaar 1908, goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van 27 Augustus 1910, no. 34,
en de Begrooting der Provincinle inkomsten en
uitgaven voor het dienstjaar 1911, goedgekeurd
bij Koninklijk besluit van 10 October 1910,
no. 41, ingevolge artikel 100 der Provinciale wet
verkrijgbaar zijn gesteld ter Provinciale Griffie
van Utrecht, ieder tegen betaling van f0.40per
exemplaar.
Utrecht, 17 October 1910.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
F. D. SCJIIMMELPENNINCK,
Voorzitter.
L. J. RIETBERG,
Griffier.
l)e nood der Gemeenten.
In den „Gids" bespreekt de heer J. J.
Bekaar onder het opschrift „Arme die
naren van den Staat" den nood der
Gemeenten en vergelijkt die bij de-be
dienden in geringe woningen bij een
heerenbehuizing en meent, dat de heer
rijk genoeg is, beter voor hen te zorgen.
Daarbij de toestand van 's lands
financiën is niet zóo slecht. Zeker, er
j wachten ons voor sociale wetten nog
vele uitgaven, maar er zijn op het
Departement van Financiën ook nog
eenige vergeten hoofdstukken te vinden.
Daar is een belasting op waardever
meerdering van onroerend goed, zooals
door het Duitsche Rijk ter hand genomen
is. Men kan de opbrengst van zulk een
belasting voor Nederlaud veilig op ander
half millioen stellen.
De ongesplitste Inkomstenbelasting,
nu al tien jaar in de pen, zal ook einde
lijk wel eens op papier komen. Men
behoeft daarvan geen exorbitante ver
wachtingen te koesteren, maar dat alleen
V door betere controle dan een half millioen
zal gevonden worden, kan toch gerust
jjf.worden aangenomen.
Maar ook een iets hoogere progressie
dan onze tegenwoordige Inkomstenbe
lasting is werkelijk nog niet onrustbarend.
Ze gaat tot 3.2 pCt.
Saksen en Oostenrijk gaat tot 5 pCt.
Lubeck tot 6 pCt. Hieruit is nog éen
millioen te vinden, zonder dat de fiscus
Overvraagt.
Daar zijn verder de goederen in de
doode hand. Een statistiek daarvan ont
breekt; we vinden alleen, dat ze met 3
millioen per jaar in waarde toenemen.
Daarop afgaande, zijn ze te taxeeren op
300 millioen, en aannemend, dat daarvan,
als van als andere goederen, Vermogens
belasting zou worden betaald, komt men
op een half millioen per jaar voor de
schatkist, uiterst matig berekend.
Dan is er een Beursbelasting een
heffing, waartegen wel niemand bezwaar
zal hebben, en die dan ook in Frankrijk,
Duitschland, Engeland en Oostenrijk be
staat. In Duitsehland is de opbrengst 52
millioen, hetgeen voor Nederland dus,
naar evenredigheid, vier en een half mil
lioen zou zijn. Aannemend, datheteffec-
teuzegel van onze fiscus in mindering te
brengen zou zijn, blijft er nog drie en
een half millioen te innen.
Dan is er de vrijstelling van den land
bouw in de Bedrijfsbelasting.
Voor deze vrijstelling moge bij de in-
oering der wetten van 1893 iets te zeggen
ijn geweest; de geweldige concurrentie
an Amerika ruïneerde toen menigen
boer. Maar die tijd is voorbij. In 1893
exporteerde Amerika nog 25 pCt. van
zijn oogstin 1907 nog maar 10 pCt., en
de uitvoer zal naar alle waarschijnlijk
heid niet meer stijgen.
Met aan te nemen, dat eerst bij het
bebouwen van 20 H.A. het inkomen van
f 650 en de belastingplicht zou aanvangen,
rekent men zeer matig, eu ziet dan uit
de jaarcijfers, dat rond 1200 pachters
aan de Bedrijfsbelasting ontsnappen en
een evengroot aantal eigenaars.
De belastbare opbrengst van al die
gronden, boven 20 H. A., is samen te be
rekenen op 26 millioen.
Voor de opbrengst van de Bedrijfsbe
lasting, aan de landbouwers op te leggen,
kan men dus, zeer matig berekend, een
half millioen stellen
Dat is de raming op het inkomen uit
landbouw voor dat uit veeteelt (er wor
den jaarlijks 210 000 runderen geslacht
en 40 000 uitgevoerd) kan er gevoeglijk
nog een sommetje worden bijgeteld. Er
is geen enkele reden, dezen tak van nij
verheid steeds onbelast te laten.
Wanneer een Minister van Financiën
verder de bronnen van ons volksvermo
gen nagaat, dan blijkt hem uit de statis
tiek der successiebelasting, dat het natio
naal vermogen voor iets meer dan 50
pet. uit effecten bestaat. Voor Engeland
werd dat aandeel door Giffen indertijd
geschat op 36 pet.voor Pruisen door
Schmoller op 25 pet.
Onze natie is er dus wel eene van
renteniers. Juist dit dt el nu van ons na
tionaal inkomen is door den fiscus steeds
ontzien, en was tot 1893 geheel vrij.
In 1907 werd van 272 millioen totaal
nagelaten vermogen slechts 13 millioen
geheven dus gemiddeld bijna 5 pet.
Kekenend, dat elk vermogen om de 30
jaren door versterf in andere handen
overgaat, is dit een belasting van 1/6
pet. of 4 pet. van het inkomen.
Ook de Vermogensbelasting neemt ge
middeld 4 pet., zoodat men kan aanne
men, dat in Nederland het inkomen uit
roerend vermogen met 8 pet. belast is,
hetgeen, wordt het ontwerp tot verhoo
ging der successiebelasting verheven tot
wet, tot hoogstens 9 pet. stijgt.
In Engeland is, naar „Conrad's Hand-
wörterbuch" in een artikel over succes
siebelasting berekent, dat inkomen met
13 pet. belast.
Deze helft van ons nationaal vermogen
draagt dus onevenredig weinigmen be
denke, dat het onroerend vermogen bo
vendien in de Grondbelasting betaalt, naar
6 pet. der belastbare opbrengst.
Eerst wanneer de Vermogensbelasting
50 opcenten heit, zal de verhouding op
een billijke gaan geljjken. Hier zijn du3
nog ruim 3 millioen beschikbaar.
Een categorie van belastingschuldigen,
die voorts weinig betaalt, zijn de Naam-
looze Vennootschappen, nog steeds belast
naar 2.5 pCt., terwijl in Nederlandsch-
Iudiö reeds een, nog vrij zwakke, progressie
is ingevoerd.
De 7 millioen dividend der Maat
schappijen tot exploitatie van petroleum-
bronnen (éen Maatschappij keert 2y2, en
een l>/2 millioen dividend uit, zijnde
10 pCt. van het gestorte kapitaal) worden
niet hooger belast dan de moeizaam
verworven dividenden beneden 1 pCt.,
van bijvoorbeeld de eene of aDdere familie
van visschers, die met f30 000 kapitaal
zou werken.
Een matige progressie zou de opbrengst
van dit deel der Bedrijfsbelasting met
2'/2 millioen doen stijgen.
Kortom er ia nog geen reden tot
pessimisme. Het bouwvallige huis der
Gemeenten kan verbouwd worden tot
een flinke woning, naar de eischen des
tijds, harmonisch aansluitend aan het
heeren huis van den Staat.
Zelfs al moest het geld kostendoch
wat nood. In dat heerenbuis is er geld.
Uit den goeden ouden tijd.
Wanneer, zoo schrijftDe Middenstander"
er mannen mochten wezen en menzegt,
dat ze er werkelijk zijn die groote oogeu
opzetten, de eene hand aan het hoof Ibaar bren
gen en de andere hand op de portemonnaie leg
gen,als zij de modisten- en andere rekeningen
van vrouwlief te zien krijgen, dan strekke
hun dit tot troost, dat hun voorvaderen van
vóór eeuwen ieden hebben gehad om de
zelfde bewegingen te maken.
Heel nauwkeurig kunnen wij niet opgeven
w;.t toen een vrouw van stand voor haar
toillet en kleeding noodig had of uitgaf zon
der het noodig te hebben. Maar uu en dan
komen er van die papiertjes en aanteeken-
boekjes uit het grijs vérleden aan den dag,
die ons kunnen doen raden, hoe het ongeveer
gesteld was in dit opzicht.
Nu is weer de aandacht gevestigd op de
uitgaven van een Duitsche dame in een lijd,
toen de eenvoud der Duitsche vrouw nog
spreekwoordelijk was. Haar man was hoofd
man van het leerlooiersgilde te Liegnii„. Op
12 Mei 1619 was zij tot een >Vesperbrol"
(wij zouden zeggeu in ons eigenaar lig Neder
landsch op een five o'clock tea) bij Herto
gin Dorothea Sibylla genoodigd en voor deze
gelegenheid, dat een burgervrouw bij een
adellijke dame werd geuoodigd, moest er
natuurlijk dit of dat wezen.
I Wij vinden dau de volgende opgave19
el damast voor een kleed 18 Tnaler eu 18
Gr.; zilverboordsel voor 12 Thiler en 9 Gr.
een met verguldsel versierde borst 4 Tb.
handschoenen, kousen, enz. 3 Th. en lOGr.
een paar schoenen met zilver 5 Thalereen
waaier l Thaler en 18 Gr. een nieuwe muts
13 Th.allerlei kantwerk 7 Th. en 14 Gr.;
maakloon en voorschot 6 Th. en 4 Gr.kunst
bloemen 1 Th.oppoetsen van halsketting
en armbanden 13 Gr.; aan de meid voor
kleine uitgaven 3 Th.totaal ongeveer 75
Thaler fiets meer) dat is 135 gulden.
Als we nu nog in aanmerking nemen, dat
wij in 1619 zijn en dat de Thaler toen zeker
driemaal zooveel waard was als nu, dan ko
men wij tot een bedrag van ongeveer 400
gulden vopr een «kopje thee", zooals dat bij
ous zou beeteD.
Och, in dien goeden ouden tijd waren de
menschen toch zoo bar eenvoudig I
De O. d. s.-redacteur van het »Hdbld." zingt
het zelfde liedje op eenigszius andere wij->,
waar hij schrijft:
Indien de waarde van den mensch afhan
kelijk moest gesteld worden van zijn levens
standaard, dan zou er reden bestaan, ons te
v rheugeo, want eiken dag schijnen wij aan
onderhoud ie:s meer te kosten! Zoo zijn wij
in den loop van tien jaren ongeveer 40 pCt.
in waarde gestegen en ons leven is heden
driemaal zoo duur als onder Prins Will-m I.
Waarschijnlijk is het onze maag, die ons
op de grootste kosten jaagt. Niet, dat wij
zooveel meer eten of zooveel meer smullen,
maar de levensmiddelen zijn zoo geweldig
gestegen en stijgen nog bijna dagelijks.
Het brood is daarbij nog het minste om
hoog gegaan en stellig is het in kwaliteit
aanzienlijk verbeterd; vaklieden, die het
weten kunnen, verzekeren, dat de rijken
der aarde eenige eeuwen geleden nog een
broodsoort aten, waarvoor nu de armste
slokker den neus zou optrekken. De gemid
delde prys van tarwe bedroeg per Hectoliter
tusschen 1608 en 1793 hoogstens 42 gulden
en minstens 28 gulden, hetgeen stellig groote
verschillen zijn. Doch te zelfder tijd betaalde
men toen soms in de eene stad eenige gul
dens en in een stad daar dichtbij tientallen
guldens.
Het vleesch is, in verhouding tot het brood,
veel duurder gewordenin de dertiende en
de veertiende eeuw was het tienmaal minder
waard daD nu. Een os kostte ongeveer 18
?ulden, soms 11 gulden een schaap tusschen
en 2 gulden.
Eieren kostten in die tijden zelfs twaalf
maal zoo weiDig als nu.
Het is intusschen waar, dat andere arti
kelen, die nu als goedkoop gelden, toen duur
waren.
De menschen, die in de Middeleeuwen
leefden, kochten zich niet arm aan linnen
goed. In de veertiende eeuw kende men pas
de weelde van het daghemdeen eeuw
later veroorloofde men zich de luxe van het
nachthemd Beddenlakens lieten nog veel
lauger op zich wachten. Rijke lieden kleed
den 7i"h 's nachts poedelnaakt uit en sliepen
tusschen veeren kussens arme lieden lagen
tusschen twee zakken met hooi. In de dorpen
sliep men in de zestiende eeuw nog dikwijls
op een hoop kastanje- of eikeblaren.
Aan schoenen gaf men toen ter tijd óok
niet veel uit. Uit zuinigheid liep men veelal
blootvoets, en houten schoenen in onze
landen reeds vroeg de klompen werden
zoo goed mogelijk dichtgetimmerd. Maar
toen de leeren schoenen in gebruik kwamen,
betaalde het volk hoogsteus een gulden per
paar; aanzienlijke lieden besteedden wel
meer, en toen, op het eind van 1700 de
geweldige weelde velen beving, betaalde
men zijn schoenen stellig niet goedkoop
al betaalde men tweemaal zooveel voor het
poederen van de pruik.
Looneu waren in vroegere eeuwen naar
rato. Zeven eeuwen lang zijn de metselaars
tevreden geweest met een daggeld van 40
centrBediende-S 'larissen bedroegen hoogstens
25 gulden per jaar in 1600; een eeuw vroe
ger 10 gulden. Het gewone, ongeoefende
werkvolk dat uu in Frankrijk den giooten
loonstrijd op touw zette voor een minimum-
bezoldiging van 5 Iranc per dag ontving
tot 1S00 tusschen 10 en 20 centen.
Droogmaking der Zuiderzee.
Het weekblad «Schuttevaer" bevatte onlangs
een hoofdartikel «naar aanleiding van een
feest", n.l. het 300-jarig bestaan der VVie-
ringerwaard. De drooglegging der Wierin-
gerwaard bracht den schiijver tot enkele
opmerkingen omtrent de drooglegging der
Zuiderzee.
Wat brengt mij, wat brengt ons, wat
brengt voor het algemeen die plas op?
vroeg hij.
De WieriDgerwaard ik heb er grint
heengebracht, zegt de een ik steenkolen;
ik metselsteen, zegt een ander. En ik laadde
er bieten uit, vult een vierde aan. Alle die
reizen bezorgen mij werk, verdiensten, vracht
penningen. En de Zuiderzee wat heb ik
daaraan Niemendal, als men het genoe
gen om er in te zeilen buitensluit; het ge
noegen, dat óok al niet veel opbrengt.
Wat zouden wij, schippers, niet in de
Zuiderzee kuonen brengen, niet er uit kun
nen halenwat een werk, wat een vracht-
penningen, wat een verdienste zou zij ons
niet opleveren, alsde Zuiderzee land
was
Want de Zuiderzee als land is zoo on
eindig veelgrooter dan de Wieriogerwaard I
Wij hebben in ons vorig nummer betoogd,
dat uitzetting van de palen, vergrooting vau
het arbeidsveld voor de schipperij een nood
zakelijke eisch begint te worden. Wij zijn,
zoc wordt gezegd, overbevolkt met schippers
in Nederland. Welnu, vestigden wij in ons
vorig nummer den blik op het Zuiden, ook
in het centrum vau het land ligt een zeer
groote vlakte voor ons braak. Bre.ak, helaas 1
Maar de drooglegging der Zuiderzee zsi
geld kosten.