Donderdag 8
November 1910.
No. 7891.
60e Jaargang.
firma a. h y \n cleeff
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, oflicieële- en onteigenings-
aavertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gobracht en, kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerko^ten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
kennisgevingen.
Genen het besluit van den Commissaris der
Koningin in de Provincie Utrecht dd. 1 November
1910 4e afdeehng, no. 699/47, houdende mededeeling
van liet voorkomen van en de ie nem-m maat-
regelen legen de uitbreiding van eene riekte van
den wyustok, opgenomen in Provinciaal blad no 60
van dit jaar.
Brengt ter kennis van belanghebbenden de door
het hoofd van den Pbytopatbologischen dienst aan
den Directeur-Generaal van den Landbouw in
afschrift gezonden mededeeling, betreffende de
•nthracnose van den wijnstok
In bijkans alle landen, waar de wijnstok buiten
eu in 't groot voor de wjjuproductie wordt geteeld,
is tegenwoordig deze gevaarlijke ziekte verbreid, eu
in onderscheidene streken houdt zjj leeijjk buis.
Zonder twijfel is zy vaa het eeue laud in het andere
verbreid met uit besmette strekeu geïmporteerde
wijnstokken waarvan het hout door de anturaurose
wub aangetast. In streken waar de wijnstok wordt
geteeld voor de productie van tafe'druiveu, be
paaldelijk waar dit gewas ond.r glas wordt geteeld,
is de authracnosii minder algemeen, maar daarom
niet minder schadelijk. In België ontbreekt ge niet
en ook odb land is er niet meer vrij van. Iu 1908
toch werd zij door mij te Aardenburg gevonden,
waar zij dit jaar wederom voorkwam, eu dezen zomer
werden mij door Rnthracnose aangetaste twijgj-s,
bladeren en vruchien toegezonden, afkomstig van
verscheidene plaatsen op Zuid-Beveland, terwijl
bovendien een aantal zieke wijnstokken werdeu
aangetroffen in de Gemeente Bierum, Provincie
Groningen.
De verschijnselen der anlhracuose zijn de volgende
aan de oppervlakte van alle groene p'autendeelen
(bladeren, ranken, jonge scheuten, jonge vruchten)
ontstaan zwart of donkerbruiti gekleurde plekken,
die gestadig in omvang toeuemen. Langzuuerband
ziDkt het midden dier plekken in, terwyl de kleur
witachtig begiut te word-nde rand der plekken
zinkt niet meer in, en vormt dus we'dra oen dikke
lijst om de zieke plek heen. Vooral de plekken op
de onrjjpe bessen zijn heel karakteristiekzij ziju
scherp omgrensd, aauvaukelijk donkerbruin, rna.r
later lichtaschgrauw, met een verheven, donkeren
raud. Van de aldus aaugetaste druiven komt uit
den aard der zaak niet veel terecht.
De bruine plekken op (te bladeren schrompelen
vaak geheel iu elkaar, zoodat er gaten oiitataan. Als
de bladeren erg zijn aangetast, gaan zij heel vrseg dood.
Wanneer de twijgen ziek worden, wanneer zij
reeds wat ouder ziju, dan vindt men er bruine
plekken op, die steeds dieper invreten Inter breken
de twijgen gemakkelijk op de aaugetaste plan sen af.
Jonge scheuten eu raukeu worden, als zij zijn
aangetast, zwart en schrompelen iuéenzij zien er
uit alsof er een vuur bjj ueeft gebrand, dat ze
gezengd heef'.
Dal de anthracnose eene gevaarlijke ziekte ie, die
zoowel den gro> i van den wijnstok belommert als
den oogst doet mislukken, behoeft, na hetgeen boven
omtrent de verscbyuselen werd meegedeeld, niet te
worden gezegd.
De ziekte is in erge mate besmettelijkde ziekte
kiemen kunnen woiden overgebracht zoowel van
andere streken met aang. taste wijnsu a>eu, maar
zij kunneu ook van de eeue plaats nair de audere
overwaaien.
Om verdere uitbreiding dezer gevaarlijke ziekte te
voorkomen, dieut overa waar men haar aantreft de
raad te worden gegeven, de aangetaste stokken
dadelijk af te snijdeu en te verbrand n, lerwijl de
ma r of schutting, waartegen de plant geplaatst
was, met teer ofc irbolineum moet worden bestreken
of met een oplossing van ijzervitriool van 5 K.G.
op 10 Liter water moet worden scnoongemaaki. Door
opoffering van slechts enkele stokken kan betkwaad
nog in den aanvang gestuit worden en daarmee
wordt aan de uiterst belangrijke druiveucultuur vau
het Westiaud een zeer groote dienst bewezen.
Amersfoort, 8 Novemuer 1910.
De Burgemeester van Amersfoort,
WÜIJTIERS.
BE11IJK.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien het besluit van Gedeput erde Staten van
Utrecht dd. 31 October 1910, le afdeehng no.
4205/285'1, J
Brengen ter algemeene keunis dat de herijk van
maten en gewichten in 1911 voor deza Gemeente
zal plaats hebben op 20, 21, 22, 23, 24, 27, 28, -9,
30 Maart, 3, 4, 5, 6 en 10 April a.s. De verdere
regeling zal tezjjnertijd nader worden bekend gemaakt.
Amersfoot, 9 November 1910.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
De Secretaris. WUIJT1ERS.
J. G. 8TENFERT KROE8E.
Eén tak van wetenschap is er ech'er, nl. het
muntwezen, waarin zeer weinig, en in ons
land heelemaal geen vooruitgang te bespeu
ren is; ook geen belangstelling ervoor. Dezo
was zeventig jaren geleden veel grooter dan
thans.
Vanwaar dit verschijnsel? In de eerste plaats
wegens de algemeene onkunde op dit gebied.
De jeugd vindt de studie van het geld on-sym-
pathiek, veelal om de zaak zelve, 6ok wel door
de wijze, waarop de wetenschap van het geld
in den regel wordt gedoceerd; de ouderen heeft
men tegen die studie weten in te nemen, omdat
de muntquaeslie, ziet U, zoo erg moeilijk is
't is een mysterie I
Geheel ten onrechte. Tal van problemen zijn
veel moeilijker en worden toch door betrekkelijk
breede ki ingen bestudeerd en begrepen. De ver
waarlozing der studie van het muntwezen is
zoo jammer, heeft zoo ontzaglijk veel kwaads
gesticht, zoo'n enorm onrecht mogelijk gemaakt.
Nu maakt onze Wetgevende macht zich ge
reed om nogmaals een stap te doen, lil. door
een nieuwe muntwet een eventueel grooten
bloei van Nederlandsch-Indië, zooals Oost-Su-
matia, Mexico, Argentinië e.a, dien beleefd heb
ben, voor dat groote overzeesche Rijk in de toe
komst bij voorbaat onmogelijk te maken, nu
ook voor Oost-Sumatra.
En het is te vreezen, dat er niets tegen te
doen zal zijn. Om steeds de zelfde reden„de
haute finauce wil het nu eer.maal zoo", zegt
prof. Aengenent, in zijn „Loer der Sociologie",
Theodor Fritsch, uit Leipzig, na.
Men begrijpt tegenwoordig wel, wat indertijd
eu nog later, tegen alle reden in, door de geld
magnaten en de andere strijders voor det^ gou
den standaard ontkend werd, nl. dat de over
gang van bet groote Duitschlund tot den gouden
standaard, terwijl al dadelijk andere Europeescbe
landen aanstalten maakten om te volgen, een
enorme stijging van de goudwaarde moest mee
brengen. Sedeit zijn, voor en no, altijd door
andere Staten goud als geld gaan gebruiken,
die dat vroeger niet of in mindere mate deden,
en daarom daalden dan ook; zij het ook met
schommelingen, de goederenprijzen op de wereld
markt.
Wat zal er nu gebeuren, als China, wnt zeer
waarschijnlijk is, zich door de geldvorsten van
de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en
andere landen laat bepraten om zija muntwezen
op „solieden voet te breDgen", om voor het ge-
heele Rijk een zelfde, eigen muntstelsel aan te
nemen, met het goud als basis? Zal dan de
waarde van het goud niet stijgen en nög eens
stijgen, jaren aaneen m.a.w., zal dan niet
nogmaals alles op de wereldmarkt goedkooper,
veel goedkooper worden
Als China met zijn meer dan driemaal hon
derd millioen inwoners, die nu thee drinken,
opeens tot de koffie overging, zou deze dan niet
enorm in waarde s'ygen Dit begrijpt toch ieder
logeerd is, en haast niemand in het Christelijk
kamp zich de moeite wil getroosten om het
mnntvraag^tuk wauraan tevens de legende
vastgeknoopt is. dat het erg moeilijk zou zijn
zelfstandig onder de oogen te zien
Mr. Verwer voelt het nadeel en het onrecht,
dat door de niets ontziende begeerlijkheid van
het groot-kapitaal en de onkunde van het pu
bliek door middel van onze muntwetgeving
over ons i3 gebracht. Anderen hebben het 6ok
gevoeld, waren er zich van bewust, maar begre
pen de zaak niet of niet voldoende om vooi hun
recht te kunnen opkomen. Z6o ging het met
de Europeescbe landbouwvereenigingen op Java,
die niet opkonden tegen de kennis, het prettige
en de oratorische talenten van mr. N. P. van
den Berg, den vader vun den hinkendeD (feite
lijk gelijk aan dea gouden) standaard ook voor
Indië, die hun oppositie opgaven en te gronde
of auders toch schromelijk achteruit gingen
(zie miju boek „Gewone dwaalbegrippen op
muntgebied", Amsterdam 1890). Z6o ging bet
met de farmers in het Westen van de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika, die sedert den
muiitzweiidel, als b;j instinct, met een innigen
haat bezield zyn tegen de geld-aristocrajie van
het Oosten, in de eerste plaats van New-York,
een haat, even groot als hun energie.
Mr. Verwer dwaalt, meen ik, niet in de con
stateering, dat onze muntregeling slecht is en
onrechtvaardig, maar in het middel om daarin
verheieiing te brengen. Hij zoekt de schuld bij
de Ned. Bank, „als agent der liberale partij, die
op haar beurt, iu haar economische politiek een
blind instrument is in handen van het interna
tionale groot-kapitaal".
De Ned. Bank is, om het hier in een paar
woorden saam te vatten, een institnut, dat zon
der risico, millioeneu en millioenen verdiend
heeft en nog verdient, welke minstens even
goed voor het publiek door den Staat aan zich
hadden kunnen getrokken worden, en welk insti
tuut bovendien herhaaldelijk Ministers van
Financiën geleverd beeft, die dan in hun lands
betrekking zich bleven voelen „nis ngenten der
liberale partij, die op haar beurt" enz.
Maar rechtstreeks schuld hebben aan de
jarenlange malaise in onzen landbouw en onzen
nijverheid doet de Ned. Bank wel niet. Mr.
Verwer meent, dat alles klaar zou zijn, als de
Ned. Bank maar gelegenheid bood om ons
zilver, ook voor den binnenlandschen handel,
in onbepaalde hoeveelheden bij haar in gouden
tien'jes om te zetten. Maar dat kan uitmuntend
buiten de Ned. Bank om. Men koope een wissel
op Londen, betale dien met zilver of bankpapier,
en late voor het bedrag te Londen goud koopen.
Dat goud zende men naar de Munt te Utrecht
en enkele weken daarna, of eerder, ontvangt
men hel volle bedrag, iels meer dan de wissel
gekost heeft, in gouden tientjes, te verminderen
met bijna 1/3 pCt. voor munlloon. Maar dit
zou toch niet tot een goud-igio leiden, zoolang
man van zaken en ieder man van geen zaken. hut bedrag van onze zilvermunt riet al teover-
En de koflie-productie kan naar gelang van de
behoefte uitgebreid worden, maar met de pro
ductie van goud is dit slechts in ze e r geringe
mate mogelijk. Daarbij de jaarljksehe productie
van een edel metaal, waarvan sedert tiental
len van eeuwen opschuring heeft plaats
gehad, kan slechts weinig invloed hebben op
Ons muntstelsel.
(INGEZONDEN.)
Sedert éen enkel menschenleven is de weten
schap met reuzenschreden vooruitgegaan. Vooral
op natuur- en werktuigkundig gebied staat men
verbaasd, verbluft over hetgeen bereikt is.
vlocdig wordt, wat alleen mogelijk is door de
valsche mnnt; waarover straks nader.
De Redactie van „De Maasbode" heeft het
wel bij het rechte eind, waar zij zeide, dat het
alleen gaat om de vraag: moet onze Munt weer
voor hel z lver geopend worden, ja of neen
Mair als dit werkelijk gebeurde, zegt de Redttc-
de waarde ervan. Van China uit dreigt voort- j tie, „dan mosje, oui in den Btijl van den mr.
dureud een levensgevaar voor den landbouw en i Verwer te bi.j .en, God ons arme vaderland voor
de industrie van ons land en de vele anderede toepassing zijner denkbeelden bewaren".
landen ook voor ons Indië. Maar voor Indië
behoeft dit niet zoo te zijn. Indien onzeStaten-
Ger.eraal den moed hebben, zich los te maken
van de gewone dwaaltheorieën op muntgebied,
en Indië een muntwet willen schenken in den
geest van mijn brochure: „Een ontwerp voor
een Ne l.-Indische Muntwet" (Den Haag 1907),
dan zal indië gaan bloeien, zooals Argentinië*
bloeit, zooals Oost-Sumatra dit tot dusverre ge
daan heeft, onverschillig of men in China ai
dan niet goud als ruilmiddel gaat gebruiken.
Maar er ip, meen ik, weinig hoop. Mr. Verwer
schreef terecht, dat „schier alles in Nederland,
rechts zoowel nis links, door de economische
doctrine van wijlen de heer Pierson, den gem
alen patroon (onzer) muntpolitiek, nog gebio-
(*Prof. Aengenentzegt in zijn „Sociologie", bl. 346
ten onrechte, dat Argentinië, Indië, Japan, nog zil-
verlaiiden zyn. Argentinië heelt goud voor den han
del met het buitenlaud, papier voor het binnenland.
Iu de laatste jaren volgt dit papier de waardeschom
melingen van het goud. Mocht echter een groote
crisis uitbreken, zooa's bij der. overgang va China
tot het goud zeker hel geval zal wezen, dan wordt
het muntpapier automatisch onafhankelijk van de
stngende goudwaarde. De geschiedenis van het
Argentijnsche muntwezen is zeer interessant, maar
kan hier natuurlijk niet besproken worden.
Hier titaan wij weer voor een door het groot
kapitaal gefabriceerde legende, waaraan ook
Pater Henrichs min of meer geloof hecht in
zijn voortreffelijk boekje „Goed geld" 1896, dat
ik eerst dezer dagen leerde kennen. Dit blijkt
op blz. 06, regel 912.
I)ie legende luidt: „Moge de sluiting van
onze Munt voor het zilver ook al slecht, moge
zij onrechtvaardig zijn, ons land n 1 leen, om
geven door goudlanden, kan er niets legen doen,
moet mee. Wilden wij allee n „de aanmunting
van zilver weer vrijlaten, dan, ja dan mocht
God ons arm vaderland bewaren".
Laat toch, wie het met dien uitroep eens
is, eens zeggen water voor vreeselijks te duchten
zou zijn, als wij terugkeerden tot onze muntre
geling van vóór 1873, het beginjaar van ons
„muntgeknoei". Dat de Ned. Bank geen goud
stukken afgeven zou a raison van 4 rijksdaalders
tegen een gouden tientje, zooals de Redactie
schijnt te veronderstellen, daarop kan zy vol
maakt gerust zijn; evenmin voor den buiten
landschen, ais voorden binnenlandschen handel.
Ik stel voorop: geen terugkeer nnr.r ons vroe
ger, naar ons eerlyk en goed muntstelse' zoo
inééns 1 Dan ware het inderdaad: summum jus,
summa injuria I Maar men veronderstelle eens,
dat onze Wetgever, zooals ik dit voor Indië heb
uiteengezet in de hiervoren genoemde brochure,
onze Munt weer opende voor het zilver met de
bepaling, dat, ten bate van 's Rijks kas, een
muntloon zou geheven worden van pl.m. 55
pCt., z6o hoog, dat bij de opening der Munt er
geen of nagenoeg geen voordeel te behalen viel;
dnt dit percentage telkens den len van iedere
maand verlaagd was met '/i pCt.dat niemand
vóór zou gaan bij een ander, niet de Ned. Bank,
ook niet hel Gouvernement zelf, enz., enz.
Wat zou dan het gevolg zyn Waarvoor zou „de
goede God ons dan moeten behoeden"?
Voor niets, lezer, dan hoogstens voor een on-
gemotiveerden schrik wegens woedende hoofd-
ai tikelen van onze groote Pers, „als blind in
strument in handen van het internationale
groot-kapitaal", maar overigens voor niets ergs,
absoluut niets.
Alles op de wereldmarkt zou, ia om geld,
eenige jaren lang geregeld omhoog gaan. De
prijzen op de open murkt zouden, dooreenge-
nomen en met schommelingen zooala nu, hooger
worden. De boer zou meer geld voor zijn pro
ducten, de indut trieel meer geld voor zijn waren
ontvangen. Beiden zouden een groolen voor
sprong krygen boven de meeste landen, waar-
i zij moeten concurreeren. Ons land zou
gaan bloeienevenals Mexico reusachtig is
vooruitgegaan vlak naast het Goudland de Ver
eenigde Staten, zooals Oost-Sumatra gebloeid
heeft te midden van het goudland Ned.-Indië,
zooals Brisch-Indië een ongekenden bloei geno
ten heeft tot ja, precies tot en ook geen dag
na de sluiting der Munten voor het zilver.
Ditt zou er gebeuren. Een nieuwe, groote bewe
ging zou ontstaan onder de partij van het goede,
aloude recht in andere landen, vooral ook in de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika en in
Duitschland. Met of zonder succes; dit kan ons
van een economisch standpunt, onverschillig zijn.
Natuurlijk zouden eenige overgangsbepalingen
gemaakt moeten worden voor contracten, na
1901 voor het eerst aangegaan. Verhooging van
invoerrechten waren voor landbouw en nijver
heid geheel onnoodig geworden.
Waarom is de wereld zoo protectionistisch
geworden? Dat dit gebeuren zou, is voorspeld,
toen de veranderingen van muntstandoard begon
nen. Landbouw en nijverheid kwamen zóo inde
knel, dat bevoorrechting noodzakelijk was, wilde
men geen groote catastrophes beleven, zooals
wij die in ons Indië beleefd hebben. Hier te
lande ging het rustiger in zijn werk; Leiden
ohne Klagen.
Wie op leeftijd is en het buitenleven ken',
herinnere zich maar eens welke positie de land
bouwer met eigen grond of ook de pachter van
een flinke boerderij innam in ziju omgeving, en
hoe dat alles veranderd is, al is het in
laatsten tijd weer een beetje beter geworden. Üe
wonde is langzaam, heel langzaam minder pijn
lijk geworden, schijnbaar geheeld z-lfsmaar
de Nederlandsche landbouwer wordt, onder de
bestaande muntregeling, toch in geen nfzienbaren
tijd meer wat hij geweest is. Men leze daarover
mijn brochure: „Het Or.twerp-Tariefwet en onze
landbouw" (Den Haag, 1904). Waarom niet
liever terugkeer geëischl tot den weg van eerlijk
heid en recht m. a w. terugkeer tot een
keerd en doelmatig muntstelsel dan te gaan
strijren voor een hulpmiddel als verhoogde in
voer echten, :.n abstracto niet billijk. Want, nög
eens: bij terugkeer tot »en goede, eerlijke munt
wet ziju absoluut geen hoogere invoerrechten
noodig.
Stijgen zouden, gemiddeld, alle prijzen op de
w ereldmarkt. Honderden andere zaken zou
den of niet stijgen of anders toch slechts heel
langzaam in de stijgende richting meegaan. Of
niet öf naar weinig zouden in prijs stijgen
kapitaalrente, pacht, belastingen, kerk- en school
gelden, enz., enz; welbrood, vleesch. steen
kolen, bebouwde en onbebouwde eigendommen,
kortom al hetgeen op de open markt te koop is.
Maar mogen wij kunstmatig het brood duu r
maken Wij willen geen dnur brood. Wat 'n
schoone verkiezingsleuzel De waarheid zou ech
ter zijn, niet, dat onze wetgever het brood duur
maakte, maar dat hij, geleidelijk,een eindemaakte
aan den kunsmatige lagen prijs van het brood.
Wij ruilden vroeger altijd vrij te bakken brood
tegen vrij aan te munten zilvergeld. Toen werd
dat vrijhandel8telsel door onze Regeering, ge
dreven docr eeD baatzuchtige geld-aristocratie,
feitelijk bij wet verboden, en voortaan moest het
brood en moesten alle andere zaken geruild wor
den tegtn goud. Tevens werden alle bestaande
contracten, van de weinige centen tramgeld tot
de millioenen guldens derÖtaatsschulden, eenvou
digweg veranderd in goud-schulden,waarbij iedere