Aiei
Eeii ontvangpütje doet slechts dienst voor éen woning.
3. Afvoerbuizen worden niet langs de buitenzijde van
den straatgevel aangebracht.
4. Nadere eischen ten opzichte van het ontvangputje.
leidingen, en het verkrijgen der verbinding met het ge
meente-riool, kunnen door Burgemeester en Wethouders
gesteld worden.
,S. Burgemeester en Wethouders kunnen, met afwijking
van het in lid 2 bepaalde, toestaan, dat éen ontvangputje
voor meer dan éen woning dienst doet.
6. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, indien de
afvoer van het huishoudwater niet in een gemeente-riool
kan plaats hebben, ten aanzien van den afvoer nadere
j eischen te stellen.
Art. 48.
l1 Iedere zinkput wordt cylindervormig, wijd in middellijn
1 Meter, hoog 1.50 a 2 Meter, dik minstens o.n Meter
met een waterdichte kruin en zonder bodem gemaakt en
1 door een gewelf van voldoend draagvermogen, dat ten
I minste 0.30 Meter onder de oppervlakte van den beganen
gron ligt, gedekt.
2.Een zin'c? it wordt niet op minder dan 5 Meter afstand
van een welput, 2 Meter afstand van een privaatput, en 3
Meter afstand van een nortonpijpwel geplaatst.
Art. 4Q.
1. Elk gebouw wordt zoodanig ingericht, dat het hemel
water door voldoende dakgoten en afvoerbuizen afgevoerd
wordt.
2. Het einde van een afvoerbuis, die aan den openbaren
weg uitkomt, mag niet hooger dan 0.05 Meter boven den
beganen grond reiken.
3. Nadere eischen ten opzichte van den afvoer van het
hemelwater kunnen door Burgemeester en Wethouders
gesteld worden.
4. Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien
van den afvoer van het hemelwater van boerderijen en
woningen buiten de bebouwd? kom der Gemeente van het
bepaalde in lid 1 en 2 vrijstelling verleenen.
A t. 30.
1. Met inachtneming van de vorenstaande bepalingen
betreffende de inrichting van gebouwen, worden kerken,
hotels, schouwburgen, concertzalen, scholen en andere ge
bouwen, bestemd tot het houden van samenkomsten of tot
huisvesting van een groot aantal personen, zoodanig inge
richt, dat zij bovendien voldoen aan de volgende voor
schriften
a. Alle deuren, uitgezonderd de deuren, toegang gevende
tot kamers en tot school vertrekken, worden zoodanig ge
plaatst, dat zij naar buiten openslaan of doordraaien of
is zulks niet mogelijk zijwaarts verschuifbaar zijn. Van
scholen behoeven alleen de buitendeuren aan dat voorschrift
te voldoen.
b. Do deuren van lokalen en de opgangen van trappen
zijn in een benedenverdieping niet verder dan 25 Meter van
een buitendeur, en in een bovenverdieping niet verder dan
i 25 Meter van een naar beneden voerenden trap verwijderd.
c. Gangen, deuren en trappen worden in verband met
de bestemming van het gebouw in voldoend aantal en van
voldoende breedte aangebracht.
d. Trappen en gangen worden brandvrij gemaakt.
e. Trappen worden aan weerskanten van stevige leunin
gen voorzien en zoodanig ingericht, dat zij door haar breedte'
door de afmeting van aan- en optreden en door het aantal
bordessen behoorlijke waarborgen voor de veiligheid bezitten.
f. Noodladders. van voldoende samenstelling, worden in
voldoend aantal aangebracht, waar zulks noodig is.
g. Brandkranen met bijbehoorende brandbluschmïddelen
worden in voldoend aantal en op doeltreffende wijze ge
plaatst, waar dit noodig is
h. De beoordeeling van de juistheid der opgaaf omtrent
de bestemming der in dit artikel genoemde gebouwen staat
aan Burgemeester en Wethouders.
Art. 51.
1. Indien in het geval, voorzien bij art. 703 Burgerlijk
Wetboek, een der aldaar genoemde werken, met uitzonde
ring van rookleidingen en stookplaatsen, gemaakt wordt,
wordt tusschen dat werk en den muur, voorzoover in deze
verordening of in art. 14 der Verordening, houdende voor
schriften in he. belang de-r openbare gezondheid geen stren
gere eisch gesteld wordt, eene tusschenruimte van ten
minste 0.22 Meter opengelaten.
Art. 52.
1. Alvorens met het bouwen of sloopen aan te vangen,
wordt het perceel, waar zulks zal plaats hebben, van den
openbaren weg door een stevige schutting van ongeveer
2.50 Meter hoogte afgescheiden.
2. De schuttingen, steigers en ladders, welke bij het
optrekken of sloopen van een gebouw noodig zijn, worden
van stevig materiaal zoodanig gemaakt en gesteld, dat zij,
ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, voor
de veiligheid geen gevaar opleveren
De schuttingen worden van naar buiten hellende schermen
voorzien, die ten minste 40 c M buiten de schutting uit
steken.
J'. 3. Iedere werkvloer van een steiger is uit aaneenge
sloten delen met opstaande voetplanken ten genoege van
Burgemeester en Wethouders saamgesteld.
4. Onder eiken bovensten steig.rvloer moot een zooge
naamde schriksteiger met voetplank over de volle lengte
en breedte van den steiger aanwezig zijn.
Art. 53.
Onverminderd de bepalingen van de voorgaande
artikelen worden alle bouwwerken zoodanig uitgevoerd,
dat zij, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders,
door hunne samenstelling en door de gebruikte materialen
7een gevaar doen vreezen voor de veiligheid of de gezond-
an personen.
Hoofdstuk III.
Voorschriften voor het geheel of voor een gedeelte
vernieuwen van gebouwen.
Art. 54.
Het is verboden, een gebouw geheel of voor een
leelte te vernieuwen, anders dan met inachtneming van
voorschriften van Hoofdstuk II en van de, voor de
>nderhavige vernieuwing, krachtens de bepalingen van dat
hoofdstuk gestelde nadere eischen.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen van het vol
den aan een of meer dezer voorschriften vrijstelling ver
eenen.
3. In geval van verleende vrijstelling kunnen Burge-
iaester en Wethouders betreffende de punten, ten aanzien
ran welke vrijstelling is verleend, nadere eischen stellen.
eet
heit
Art. 55.
1. Ten aanzien van de vernieuwing van een gedeelte
van een gebouw zijn alleen die voorschriften van toepassing,
die met het te vernieuwen gedeelte verband houden.
Hoofdstuk IV.
Voorschriften voor het als woning in gebruik geven
of nemen van gebouwen of gedeelten van gebouwen.
Art. 56.
1. Het is verboden, krachtens eenig zakelijk recht tot
woning in gebruik te nemen, of als eigenaar of in eenige
andere hoedanigheid tot woning in gebruik te geven een
gebouw of een gedeelte van een gebouw laatstelijk niet
als woning gebezigd, wanneer het gebouw of het gedeelte
van het gebouw, dat tot woning in gebruik genomen zal
worden, niet voldoet aan de voorschriften van Hoofdstuk
II en aan de voor het onderhavige geval, krachtens de
bepalingen van dat Hoofdstuk, gestelde nadere eischen.
2. Wanneer een als woning gebruikte ruimte van een
gebouw in meerdere woningen gesplitst wordt, wordt het
in gebruik geven of nemen van ieder der aldus verkregen
woningen beschouwd als het tot woning in gebruik geven
of nemen van een gebouw of een gedeelte van een gebouw,
laatstelijk niet als woning gebezigd.
3 Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling
verleenen van het voldoen aan een of meer dezer voor
schriften, voorzoover dit in Hoofdstuk II is toegestaan.
4. Ingeval van verleende vrijstelling kunnen Burge
meester en Wethouders betreffende de punten, ten aanzien
van welke vrijstelling is verleend, nadere eischen stellen.
Art. 57.
1. Het is verboden, zonder schriftelijke verklaring van
Burgemeester en Wethouders krachtens eenig zakelijk
recht tot woning in gebruik te nemen of als eigenaar of
in eenige andere hoedanigheid tot woning in gebruik te
geven een geheel nieuw gebouwd of een voor een gedeelte
vernieuwd gebouw.
Uit bovenvermelde verklaring moet blijken, dat aan de
bepalingen dezer verordening en aan de krachtens deze
verordening gestelde nadere eischen is voldaan.
2. Ter bekoming van deze verklaring richt de belang
hebbende het verzoek daartoe schriftelijk aan Burgemeester
en Wethouders na de voltooiing van het gebouw.
3. Burgemeester en Wethouders beschikken op het
verzoek binnen veertien dagen, te rekenen van af den dag,
waarop zij het verzoek ontvangen hebben.
4. De beschikking kan bij een met redeoen omkleed
besluit telkens voor hoogstens éen maand worden verdaagd.
5. Van iedere beschikking en elk verdagingsbesluit
wordt zoo spoedig mogelijk den aanvrager een afschrift
toegezonden.
6. Dc afgifte dor verklaring wordt alleen geweigerd op
grond, dat niet aan de bepalingen dezer verordening of
aan de. krachtens deze gestelde voorwaarden of nadere
eischen, is voldaan.
7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, indien
niet aan de bepalingen dezer verordening of aan de,
krachtens deze. gestelde voorwaarden of nadere eischen is
voldaan, en indien de afwijkingen van de bepalingen, voor
waarden of eischen naar hun oordeel niet belangrijk zijn,
alsnog dispensatie te geven van de niet nageleefde bepa
lingen, voorwaarden of eischen en de ia lid 1 genoemde
verklaring af te geven.
Art. 58.
1. Het is verboden, krachtens eenig zakelijk recht eerder
een gebouw tot woning in gebruik te nemen of als eigenaar
of in eenige andere hoedanigheid tot woning in gebruik tc
geven, dan zes weken nadat deze glas- en waterdicht is
gemaakt en de muren en plafonds bepleisterd zijn.
2. De bouwer is verplicht, den Inspecteur van het
Bouw- en Woningtoezicht te verwittigen, wanneer de woning
zoover is voltooid.
Hoofdstuk V.
Voorschriften voor gebouwen, bestaande op het tijd
stip van het in werking treden van deze verordening.
Art. 59.
1. De eigenaar van een op het tijdstip vare het in
werking treden van deze verordening bestaande woning of
gebouw is verplicht, zorg te dragen, dat de woning of het
gebouw beantwoordt aan de voorschriften,, gesteld in de
artikelen 60 tot en met 70 en aan de, krachtens die arti
kelen voor de woning of het gebouw,, gestelde nadere
eischen.
2. Burgemeester en Wethouders, rijn bevoegd uitstel te
verleenen voor het voldoen aau de verplichting, neergelegd
in lid 1.
Art. 60.
1. Uitsluitend ten dienste van de bewoners van eene
woning is binnen ee<t\ ajjstan 1 van ten hoogste 20 Meter
van die woning een privaat aanwezig.
2. Privaten voldoen aan de eischen, gesteld in artikel
44, I'd 4-
3. Waar dit kan worden aangebracht, staan privaten
rechtstreeks met de buiteiftucht in verbinding op de wijze,
als is voorgeschreven in art. 44, lid 2.
4. Burgemeester en. Wethouders kunnen vrijstelling ver
leenen van het bopa^jie in lid 1.
Art. 61..
.^n. nabi). iprtere woning is een middel van water
voorziening aanwezig, in staat om voor de gezondheid on
schadelijk drinkwater in voldoende mate te leveren.
2. De schadelijkheid van het drinkwater wordt bewezen
door een onderzoek; uitgevoerd door een deskundige, ter
keuze, vaa Burgemeester en Wethouders.
Art. 62.
De eischen, vermeld in art. 42 lid 27, 9 en 11-13
zijn voor bestaande g-abouwen, en die in art. 42 lid 1 voor
bestaande woningen van toepassing.
2. Art 42 lid 10 :,s eveneens van toepassii\g.
Art. 63.
De grond onder den vloer van eene woning bestaat
tot een voldoende diepte uit zuiver zand, tenzij de grond
van zoodanige bedekking is voorzien, dat geen naar het
oordcel van 'Burgemeester en Wethouders voor de gezond
heid nadecli.ge gassen of dampen in de woning kunnen
opstijgen.
Art 64.
1. Fund2.menten, muren en daken van woningen zijn
zoodanig, dat zij geen water doorlaten.
ia Art- 65.
1. Ue f undamen ten, vloeren, muren, trappen, zolderingen,
daken en schoorst.eencu van gebouwen zijn zoodanig, dat
zij ter bef .ordceliiijjj van Burgemeester cn Wethouders geen
17, z,Jn
I 8ev,,r opleveren voor dc gereedheid of de veiligheid v«n
personen. A„. 66.
1 De eischen, vermeld in art. 4* '"1 15- 1
voor bestaande gebouwen van ^toepassing.
D„ afvoer van hnisholv.nerjn y
op de wijze als is voorga u -
Art. 47 lid 5 is eveneens van toepass g.^
2. Van liet voorschrift. - ontheffing verleenen.
kunnen Burgemeester cn d vcrbindiiig met
3. Ten aanzien van Iwt vwkrjjjen Wethoudors
het gemeente-riool kunnen Bufij
nadere eischen stellen. :,t sn een gcmccn-
4. Indien dc afvoer van huishoudwater iict '.i ee
telijk riool kan plaats hebben, gcsc u c d na;ir een
en ter keuze van IUirgomcester cn Wcthoud^mn
gracht, sloot of zinkput, voldoende aan d
in 5?"De'afvoer vau hemelwater geschiedt op dc «ijre als
is voorgeschreven in art. 49, lid 1 en 2\
Art. 49 lid 4 is eveneens van toepassing.
6. Burgemeester cn Wethouders z.jn bevoegd .nd.cn het
het gemeente-riool of openbaar water kunnen Burgemeester
en Wethouders nadere stellen.
Art. 6S.
1. De afvoer van focaliön geschiedt op de wijze als is
voorgeschreven in art. 4.S M en 9. "iet dien verstande,
dat Burgemeester en Wethouders het gebruik van een met
ijzeren of looden leiding, mits voldoende geconsti ueerd,
kunnen toelaten.
2. Iedere privaatput is waterdicht.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen vergunnen, dat
een privaatput voorzien is van eene inrichting tot 0ver
storting in een gemeente-riool, openbaar water of zinkpu
die voldoet aan de eischen, vervat art. 48, 111 de gevallen
en onder de voorwaarden omschreven in art. 40, lid 1,
2 4" Ten aanzien van het verkrijgen dor verbinding met
het gemeente-riool of openbaar water kunnen Burgemeester
en Wethouders nadere eischen stellen.
Art. 69.
1. De eischen, vermeld in art. 39 lid 1, zijn van toe
passing.
2. Elke woning moet ten minste éen woonvertrek
bevatten, dat voorzien is van éen of meer lichtramen, in
de buitenlucht uitkomende.
3. De gezamenlijke oppervlakte der lichtramen van het
in lid 2 genoemde woonvertrek cn van een zolderwoon
vertrek, dat voor slaapkamer gebruikt wordt, bedraagt voor
ieder vertrek teil minste '/h van de oppervlakte van den
vloer van dat vertrek.
4. De gezamenlijke openings oppervlakte der lichtramen
van ieder der in lid 3 bedoelde woonvertrekken bedraagt
voor elk vertrek ten minste van de oppervlakte van
den vloer van dat vertrek.
Art. 70.
1. Bestaande gebouwen, als bedoeld in art. 50, voldoen
aan de in dat artikel gestelde eischen.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen teil aanzien
dier eischen vrijstelling verleenen.
Hoofdstuk VL
Voorschriften nopens behoorlijke bewoning.
Art. 71.
1. Het is verboden als hoofdbewoner eene woning te
bewonen, wanneer niet voldaan wordt aan de voorschriften,
vervat in de artikelen 7277 van dit Hoofdstuk.
Art. 72.
1. Woningen mogen niet met ongedierte besmet of 111
hooge mate vervuild zijn.
2. Zoowel de hoofdbewoner als de eigenaar der woning
zijn verplicht, de woning op last van Burgemeester en
Wethouders binnen den door hen te stellen termijn te doen
reinigen of van ongedierte te doen zuiveren.
Art. 73.
1. In een slaapvertrek moet voor ieder daarin slapend
persoon, die 11 jaar of ouder is, eene inhoudsruïinte van
ten minste 10 M3, en voor ieder persoon, die jonger dan
11 jaar is, eene inhoudsruimte van ten minste 5 M3. aan
wezig zijn.
2. In een slaapvertrek, dat tevens gebruikt wordt als
woon- of werkkamer, moet, voor ieder daarin slapend per
soon, de inhoudsruimte, naar gelang der onderscheiding
in lid 1 gemaakt, 15 M3 en 7.5 M3. bedragen.
3. Voor de toepassing van dit art. komt de inhoud van
een woonvertrek, dat tevens voor winkel wordt gebezigd,
slechts voor de helft in aanmerking.
4. Bij de berekening van den i.ihoud der ruimte, waarin
zich een slaapgelegenheid bevindt, worden medegeteld alle
naburige ruimten, waarmede de slaapgelegenheid des nachts
in onmiddellijke verbinding staat.
5. De inhoud eener ruimte, als winkel of werkplaats
gebezigd, komt niet in aanmerking, wanneer daarin levens
middelen worden verkocht, ten verkoop of in voorraad ge
houden.
Art. 74.
i. In iedere woning moet op elke twee bewoners ten
minste éen voldoende slaapgelegenheid zijn.
Art. 75.
1. In stallen of daaraan grenzende ruimten mag geen
slaapgelegenheid zijn, tenzij daarvan zoodanig gescheiden,
dat er geen vocht of schadelijke uitdampingen in de slaap
gelegenheid kunnen doordringen.
2. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere
gevallen ontheffing verleenen van het verbod, vervat in lid i.
Art. 76.
In een winkel of ruimte, waarin levensmiddelen ver
kocht, ten verkoop bereid of in voorraad gehouden worden,
of in een ruimte, waarin een beroep of bedrijf wordt uit
geoefend, dat voor' de gezondheid schadelijke invloeden
doet ontstaan, mag geen slaapgelegenheid zijn.
Art. 77.
In een winkel of ruimte, waar levensmiddelen ver
kocht, ten verkoop bereid of in voorraad gehouden wor
den. mag geen toegang tot een privaat zijn en inag geen
gootsteen aanwezig zijn, tenzij deze laatste voor het bedrijf
noodzakelijk is,
Bepalingen va!i°°fl
ider
nde
1. Het is verboden, zo'
ter en Wethouders kelta.
gaten, kelderlichten of
baren weg of daaraan gj
gronden te maken, 1
hebben.
2. Keldertrappen, keld, ïeel
derlichten, die onafgeslote
onder den openbaren we| m zi_
of andere voorgronden, m, Ier,
of voorgrond gedekt zij0(
van de spijlen op geen
wijderd zijn dan 0.03 MeJ
luiken van voldoende sterk
3. Van keldertrappen
moeten, indien ze tot il.
ingericht worden, dat zij'
stand stevig vastgezet kuni
1. Het is verboden, zon
ter en Wethouders, een ov
aan grenzende onafgeslotec
openbaar water openslaan
maken, te vernieuwen, te
2. Het bepaalde in lid
sters of luiken, waarvan dc
boven den openbaren we
sloten stoep of anderen vo
3. Deuren, hekken,
lid 1, moeten zoodanig
zijnde, tegen den gevel bli; iet
A
1. liet is verboden, zom
ter en Wethouders buiten i
dere afsluitingen of afscheic
pen, treden, luifels, sckutb
lende onder art 13 lid
veranderen of te hebben.
rtel
ikk.
kun
rkr
Ai
1. Het is verboden, zond
en Wethouders, zonnezeilen
hangborden, uithangteekem
genaamd, buiten de rooiïn
maken, te vernieuwen, te
1. Het is verboden, zond
en Wethouders, aan gebouw
dere afsluitingen of afschcii
gelegen zijn aan den openb
onatgesloten stoepen of andf
glasscherven, prikkeldraad
voorwerpen te bevestigen
van minstens 2 M. boven
grenzende onafgesloten stoe
1. Het is verboden, zone
teraad, een overgang
openbaren weg of over een
hebben.
2. Bij intrekking van d
zorg dragen, dat binnen 3
het desbetreffende Raadsbi
verwijderd zij.
3. Op vóór het ^>1 wei
verleende vergunningen is
toepassing.
Aifrnz
1. Het is verboden gro
openbaren weg op andere v ebt
op steenen voet geplaatst
Meter uit den openbaren vv
2. De voet mag niet re
be]
It
kc
Q lo
de hoogte van de afscheidit da,
3. Met toestemming van
kan van deze bepalingen wi
Ai
De eigenaar van gron
baren weg en binnen de kc
eene aanschrijving van Burg
den daarbij gestelden termij
weg af te sluiten of te doei
den door een op steenen
hoogte van 2 M, uit den oj
2. Aau de zijde van den
de muur niet van beeren
voorziende voet mag n:
van de hoogte van de afschot
3. Burgemeester en Wet
bepaalde vrijstelling verleer^d
afscheiding door een ander mfer
genoemde. |6-
1. De eigenaar van eere
gelegen tusschen een geb^P-1
is verplicht deze, 11a ontvani
Burgemeester en Wethoudej11^
termijn, in aansluiting aan <|k'
grondstoffen op te hoogen ef1
Ar*fs
1. De afsluiting, in art. t£
bedoeld, moet geschieden ?fn
hek of rasterwerk ter hoo>*
boven de hoogteligmng van»
Art
1. Het is verboden, zonde
en Wethouders, in deoi opent
stoepen of andere voorgrond
een openbaar water, pa len t
2. Indien Burgomee, ster
geven, wordt met het wer
geraamde kosten van h.erstc
door den belanghebbend.e tei
ontvanger betaald zijn. De
gemeentewege hersteld».
Art
1Indien de eigenaar v
riolen en goten niet stee.ds
of de daarin gelegen priv'cu
niet doet ledigen, is hij vei