Donderdag 20
Juli 1911.
No. 7980.
60e Jaargang.
OP REIS.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen firma A. H. van Cleeff"
HOOFDREDACTEUR
F. J. FHSDSBZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvriag kosteloos. Legale, ollicieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gobracht en kostenevenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KOHTESEACHT 9.
Postbus 9. Telefool
Aan onze abonné's die tijdelijk elders,
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven
wordt op aanvrage, en met duidelylre
opgave van adres, de courant eiken ver
schijndag tegen vergoeding van het porto
toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kannen op de
zelfde wijze «le geregelde toezending van
de „Amersfoortsche Courant" tjjdeus hun
uitstedigheid zich verzekeren-
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders dor Gemeente
Amersfoort
maken bekend, dat een afschrift van het
proces-verbnal, vermeldende den uitslag der op
18 Juli 1911 gehouden herstemming, ter ver
kiezing van drie leden van den Gemeenteraad
van Amersfoort in het kiesdistrict III, is aan
geplakt en voor een ieder ter Gemeente-secre
tarie ter inzage ligt,
Amersfoort, 19 Juli 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
WU1JT1ERS.
De tv cl. Secretaris,
J. K. H. DE BEAUFORT.
De Burgemeester van Amersfoort,
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
in de Gemeenten Utrecht en Wijk-bij-Duurstede
gevallen van mond- en klauwzeer zijn voor
gekomen.
Amersfoort, 19 Juli 1911.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJT1ERS.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
in de Gemeenten Stoutenburg en Leusden ge
vallen van mond- en klauwzeer zijn voor
gekomen.
Amerfoort, 17 Juli 1911
De Burgemeester voornoemd,
WUIJT1ERS.
Do kunst van thuisblijven.
Zeker tot leering van lien, die, om
velerlei redenen, niet van huis kunnen,
die in het getouw moeten blijven, schreef
„Ypsilon" een poos terug in het „Nieuws
van den dag" over de kunst van thuis
blijven.
Het thuisblijven een kunst zal mis
schien deze of gene meesmnileud vragen.
Zeer zekerVan alles is een
kunst te maken, namelyk indien wij
onder „kunst" nu niet verstaan dat vage
en eindeloos oinstredene ding, dat ge
schreven wil worden met een hoofdletter
en dat voor zoo vele mensehen weinig
beter is geworden dan een voorwerp
van afgoderjj, een gouden kalf maar
veeleer een gezond en vaardig overleg,
een kloek beleid om een gegeven iets
zoo goed mogelijk te gebruiken.
Dit iets kan ruim genomen
het gansche leven zjjn. Daarom spreekt
men van levensknust en van levenskun
stenaren; dat zij» meuschcn, die, onder
welke omstandighedeu óok geplaatst, zelfs
onder de ongunstigste, toch nog van hun
leven de beste zijde weteu te vinden, het
aangename, voor zoover het mogelijk en
geoorloofd is, met het noodige, het on
vermijdelijke weten te vereenigen.
Maar dit iets kan ook elk onderdeel
van het leven zijn.'Een ineusch kan kunst
brengen in zyn werk, ook al zij dit op
zichzelf nóg zoo eentonig en duf, door
oen kleinigheidje van liefhebberij, van
phantasie, van geest er by te laten mee
werken. Een mensch kan kunst brengen
in zyn meest alledaagsche bezigheden,
of in ziju banaalste geuietingen. Een
inensch kan, bijvoorbeeld, knust brengen
in het eten van een appel, wanneer hij
deze vrucht niet verslindt gel jjk een houd
ziju brokken slikt, ruaar, na eerst een
vvelverricbte verwijdering van schil eu
klokhuis, overgaat tot een symmetrisch
uitsnyden, dan tot een oordeelkundige
keuring van f.ou geur, en eindelijk tot
een bedachtzaam proeven, smaken en
verorberen.
Een mensch ltau kunst brengeu in het
rookcu van een sigaar, wanneer hij niet
rookt gelijk oen fabrieksschoorsteen, maar
welbewust, met waardeering en, altoos, bij
elk iugezogen en uitgeblazeu wolkje, met
bet besef, dat hij nu bezig is zich over
te geven aau een genot, dat de tabak
een edel kruid is, en dat een matig ge
bruik er van het levensbehageu aanmer
kelijk kau verhoogen.
Een mensch kan kunst brengen in zyn
bedrijvigheid, en hij kan kunst brengen
in zijn rust. Een meusch kau kunst
brengen iu zjjn reizen, en zoo kau hy
ook kunst brengen in zyu thuisblijven.
Het zou geen al te zeldzame ervaring
ziju, te bevinden, dat ouder zes personen,
collega's, van welke er vijf op reis waren,
de zesde, die thuisbleef, de beste levens
kunstenaar bleek te zijn geweest, van zijn
vacantie het beste eu aangenaamste ge
bruik bleek gemaakt te hebben. Hij kon
wel gaan het grid had hij er toe, nevens
de vrijheid. Maar hy zeide bij zichzelf
„Neen. Men moet van niets de slaai
worden, óok niet van de reisgewoonte, of
reisbehoefte, of reiswoede, of veismode
of wat is het eigenlijk van onze dagen.
Ik doe van 't jaar eens niet mee. Ik blijf
eens thuis, van 't jaar", zeide by zich
zelf,de zesde. En hij liet de anderen trek
ken. Hij bleef thuis.
Eu toen nu de vier weken oin waren,
zaten op den eersten den besten avond
alle zes de collega's by elkaar om de
biertafel en dedeu verslag van hun we
dervaren.
De eerste had in de Zwitsersche Alpen
een hondenweer getroffeu, waarvan de
nawerking hem uog dwars zat, iu den
vorm van een hardnekkige katarrhale
aandoeniug. Evenwel, machtig interes
sant was 't toch geweest! In lie honds
dagen kniediep door de sneeuw te strom
pelen, was, zoo al geen onverdeeld ge
noegen, dan toch een avoutuur om
levenslang over te kunnen praten
De tweede had met vrouw en kroost
gezeten aau de zee „voorde jongeutjes,
weet je, die, zooals tegenwoordig het
meereudeel van de jeugd, wel een beetje
aanleg hebben tot bloedarmoede".
Hij durfde niet beweren, dat hij per
soonlijk zich dol had geamuseerd. Ja,
misschien waren er wel eens oogeublik-
ken geweest, waarop hij al geeuwend
gehunkerd had naar het hervatteu van
zijn gewone bezigheden. Maar welke
offers getroost al uiet een zorgzaam vader
zich voor zyu lievelingen'!
De derde uog heel onbereisd
stevende voor 't eerst den Itiju op, met
zijsprongen langs Moesel, Lalui en Neokar.
Deze, romantisch beslagen en iu zyn nog
hagelnieuwe geestdrift, had roisweelde
gedronkeu, onvermengd en onverwaterd
daarbjj ook heel wat druivennat vau
al de gewassen dier rykgozegende val
leien. Hij was opgetogen, verrukt. Alleen
de kosten waren hem niet meegevallen.
Hy zou tegeu den aanstaanden winter
zyn oude overjas nog maar eens laten
keeren.
De vierde ondernam een badkuur te
Nauheim. Niet omdat hy die nu juist
zoo dringend uoodig had. Och neen Zyn
gezondheid liet nog weinig of niets te
wenschen over. Maar hy voelde zich
wel eens ietwat kort van adem en
zyn grootvader was, volgens het gerucht,
aan een hartkwaal gestorven en dus,
met het oog op de erflykheid van zulke
mankementen, meende hy, ter verhoe
ding, iets iu het werk te moeten stellen,
vóór het euvel zich had vastgezet. Hy had
daarginds met een aantal interessante
mede-patiöuten kennis gemaakt en overi
gons zich vorstelyk verveeld wat,
zooals iedereen weet, by julk een kuur
bet eerste vereischte is.
De vjjfde had zyn rjjwiel tusschen de
knieën geuomeu en iu ruim drie weken
tijds tweeduizend-driehouderd-aebt-en-
taohtig Kilometer utgetrappeld. Hij was
door zeveu-en-veertig steden eu door
honderd-drie-en-vyftig dorpen gekomen.
Gezien had hy eigenlyk niets; want zyn
programma liet niet toe, dat hjj zich
erg eus langer ophield dan om er te eten
en te slapen. Maar nauwkeurig had hy
aanteekening gehouden van afstanden,
van uren eu minuten en van deu afstand
der wegeu uit liet voor hem éeniglyk
belangwekkende oogpunt vau sport. Zyn
aanteekeuingeu, die hy blijkbaar be-
schouwde als een waardevol docuineut,
zou hy in een sportblad publioeereu.
Eu nadat aldus die vijf collega's min
of meer breedvoerig, elk naar eigen aard
en trant, hadden opgehaald van hunne
reisavonturen, begonnen zij eeuparig den
zesden man, den thuisblijver, te bejam
meren en te beklagen.
Deze echter sneed hun met een krach
tig gebaar het woord af, terwjjl hy sprak:
„Vrienden, jullie kunt inderdaad je
medelijden wel vi»or een passender object
bespareu. Het is aan uiy uiet besteed.
Integendeel ik kan je verzekeren, dat
ik mij nog nooit na een vueantie zóo
friscb en zoo tevreden heb gevoeld als
ditmaalzoo frisch tot hervutton van
injjn werk, en zóo tevreden over de wijze
waarop ik myn vrijheid heb gebruikt.
Om te beginnen, beu ik nu voor'teerst
in mjjn leven eens waarlijk uitgerust.
Misschien beb ik een pond of wat over
bodig vet aangezet; maar dat zullen
onze lieve bezigheden wel spoedig doen
verdampen. Dan, ten tweede, heeft uog
nooit een vacantie my zóo lang geduurd
en toch geen minuutje te lang, wel
te begrijpen. De Jagen zjjn my niet
wild voorbjjgeraasd, maar kalm voorby-
gegleden, met geen verloren of verdrie
tig uur er in. Myn hoofd was niet in
een roesmyn beenen waren niet iu een
trillingik heb geslapen als een engel,
eu injjn digestie bleef als die vau den
vogel struis. Van verveling mompe
len jullie 1 Mis! Geen spoor. Het
tegendeel alweer. Geen oogenblik beb ik
my verveeld zooals ik op reis mij zoo
vaak verveelde, wanneer ik door einde-
loozen regen arrest had in een hotel, met
geen leesbaar boek zelfs ter beschikking.
Eu eindelijk, wat heb ik in die vier
weken van rust al afgedaan kleinig
heden, die ik vóór jaren reeds mij voor
genomen had te verrichten, maar waar
toe ik nog nooit eens tjjd had kunneu
vinden. Oude plekjes eu oude vrienden
in den omtrek heb ik eous opgezocht,
ray in schier vergeten toestanden 'en
karakters weer eens ingeleefd, oude brie
ven en paperassen doorgezien, gedeelte
lijk vernietigd en gedeeltelijk opgelegd
tot verdere bewaring.
Ik heb mjju boeken eens behoorljjk
gerangschikt, een paar oude lievelingen
mijner jonge jaren zelfs er uit gehaald
en nog eens gelezen. Ik heb in myn tuintje
verbeteringen aangebracht, waarover ik
mjj in volgeude lente zal kunnen ver
heugen. Ik heb laden uitgeruimd, vod
den weggedaan, snuisterijen teruggevon
den. Ik heb eeu driemaster opgetuigd
voor mijn neefje en een bijdrage voor
een tijdschrift, die sinds jaren zonder kop
of staart lag, tot mjju eigene satisfactie
omgewerkt en afgeroud. Kortom, myn
verrichtingen in dezen rusUyd waren zóo
vele en velerlei, dat ik zelf verbaasd er
over staen wanneer ik er op terugzie
en denk aau de bljjvende voldoening, die
ik er van smaken zal, vergeleken by het
vluchtige en meestal zoo luttel duurzame
bevrediging achterlatende genot eener
reis, dan zeg ik uit den grond myns har
ten Vrieuden, het reizen is schoon maar
het thuisblijven voor wie dekuuster
van verstaat heeft mede zjjn geneug
ten. Ik zweer niet, dat ik een volgen
den zomer, bjj leven en welzijn, wederom
niet zal zjjn onder de uitvliegers. Ik
wil slechts betuigen, dat ik voortaan de
thuisblijvers in 't algemeen niet zóo erg
diep beklagenswaardig meer vinden zaT
Rijks pensioen voor Gemeente-ambtenaren.
Onlangs deelden wjj de uitkomsten mede
vau een op last der Regeering ingesteld on
derzoek naar de kosten eener Ryk^ponsiou-
ueering vuor do Gemeente-ambtenaren en
hunne weduwen en we. zen.
Het blijkt aan liet centrual-persbureau van
de» Ned. Bond van Gemeente-ambtenaren,
dat do in bedoeld rapport vermelde kosten
by menigeen don indruk vestigden, datd-jze
door do Gemeente-ambtenaren reeds zoo lang
vurig begeerde en door allo partijen en ook
door de tegenwoordige Regeering als billijk
erkende regeling bjj den toestand van's lands
geldmiddelen e n onmogelijkheid zou zijn.
tiet verzoekt ons daarom plaats voor het
volgende.
Pessimisten gluren zich blijkbaar blind op
de vorm-lding iu het rapport van een be-
noodigd kapitaal van 95 millioen gulden, dat
iu enkele bl «den zelfs als opschrift werd ge
bezigd, doch Volstrekt niet behoeft af te
schrikken. Uitdrukkelijk toch wjjst ook het
rapport er op, dat deze storting ineens ook
kan worden vervangen door een jaarljjksch
subsidie van f33toUU0. Dat geeft alreeds
oen geheel ander aanzien. Onder dit bedrag
is dan nog begrepen I 829 U00 voor personeel
bij de Gemeente-bedrjjven.
Het, is zeker geheel rationeel, dezen pon-
sio uilast te bostrjjden uit die bedrjjven. Voorts
mag het alleszins billjjk In eten, in de over-
blijvende f2516000 oen bjjdrago te vorde
ren van de Gemeenten. Verscheidene groote
Gemeenten vormden reeds pensioenfondsen.
In plaats van in die fondsen, zullen zij stor
ten in 's Rjjks kas. Andere Gemeenten, die
thans herhaaldelijk voor de vraag geplaatst
worden van op de Begrooting meer of min
der belangrijke bedragen voor pensioenen
uit t« trekken, tullen zeker gaarne daarvoor
oen bijdrage aan 's Ryks kus uilkeeren. Neemt
men bijvoorbeeld aan, dal de Gemeente-amb
tenaren voor de helit Rijkswerk verlichten
(voor Burgemeesters, Secretarissen, Ontvan
gers, Secret irle- en Ontvanger-ambtenaren
is het zeker meer, voor de anderen minder)
ilan ware in de Zelfde verhouding de bijdrage
voor Ityk eu Gemeenten ieder f1268000.