Zaterdag 9
September 1911.
No. 8002.
60e Jaargang.
KOSTELOOS.
Stadsnieuws.
Uitgave van de Naamloozo Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR:
F. J. FREEERISS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post 1.151 Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosleloos. Legale, oflicieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25. Bewijsnummer naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de inrasseerkostm in rekening gebracht.
KORTEGRACHT 9.
Telefoon 19
|ie zich met ingang van
1 October doet in
schrijven alsabonné,
ontvangt de tot dien
datum verschijnende
nummers
KENNISGEVING.
SCHOUW.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
Watergraaf en Heemraden van het Heemraad
schap de rivier de Eem, beken en aankleve van
dien voornemens zijn op Maandag, Donderdag
en Zaterdag, den 25, 28 en 30 September 1911
een schouw te houden over de beken en water
leidingen.
Sehouwplicbtigen worden uitdrukkelijk aan
gemaand er voor te zorgen, dal zij alsdan vol
daan lubben aan hunne verplichtingen, in de
desbetreSende verordening g-steld.
Amersfoort, 8 Septum Der 1911
De Burgemeester, voornoemd,
WUIJTIERS.
Dc afkeer van het nieuwe.
Zoo er ooit eon tijd is geweest, waarin
men het verleerde, zich over iets te verwon
deren, is het zeker de onze, waarin de eene
dag na den andere nieuwigheden en ontdek
kingen te zien geeft. Hij gunt ons de vrijheid
niet, er niet aan te geloovenhij ontneemt
ons bijna het recht, ons over iets te verbazen.
Nog niet lang geleden was hit anders.
Wèl beeft altijd bg de menscheu de drang
geheerscht die in een der kerkliederen zoo
menschkundig aaugeduid wordt in de uit
spraak: Ieder woelt hier om verand'ringa,
waarmede de trek naar nieuwe indrukken,
nieuwe schouwspelen, nieuwe levensomstan
digheden wordt bedoeld, doch bok is het
waar, dat er bij de menschen dikwijls een
sterke afkeer van verandering wordt be
speurd, wanneer het er op aan komt, oude
gewoonten te laten varen en nieuwe aan te
nemen.
Als een ontdekking de bestaande gewoon
ten dreigt om te werpen of ernstig te wijzigen,
stuit zij vaak aan alle kanten op een lioogeu
muur van vooroordeelen. Waarom? Is de
ontdekking niet goed? Kent men haar, be
grijpt men haar voldoende om baar af te
keureu? Wel neen! Za is uitstekend; tiet
groote publiek begrijpt er buitendien zoo
goed als niets van; maar de gewoonte, de
sleur verzetten zich er tegen want men
heeft hot nu altgd zÓo gedaan; waaromzou
bet nu in eens anders moeten, al is dat
ondere ook bit-r. Eu dan is het nieuwe
dikwijls zóo niouw, zóo ongewoon, zoó moei
lijk om het zich voor te stellen, dat het
groote publiek begint met te zeggen: «Ver
heel l je! Wat zou dat gek staan! Dat gaat
toch niet.'f
De menschen van gevorderden leeftijd, die
dit artikel lezen, zullen dergelijke „nieuwig
heden" oog wel iu hun herinnering bewaard
hebben. Ze herinneren zich don tijd om
maar een» een paar eenvoudige voorbeelden
te noemen dat predikanten begonnen
knevels t» dragen en dat deerste vrouwe
lijke velocipedisten te voorschijn kwamen.
Een en ander werd ernstig be- en veroordeeld.
Een predikant met een knevel was iu veler
oogen een te wereldseh verse ijnsel. Wie
vindt dat nu nög zoo.
En dan de vrouw op de fietsHet zou
zoo raar staan het was niet voegzaam, werd
er beweerd. Toch l.g bet voor de hand, dat
de vrouwen, die over het algemeen wel wat
elegance en voegzaamheid betreft m *t de
mannen kunnen wedijveren, zeker netter,
Smaakvoller en waaischijnlijk niet onvoeg
zamer dan de mannen op het rijwiel zouden
zitten.
O, dio routine! Een held en een heldin,
die zich er aan ontrukken en baanbrekers
durven zijn voor iets nieuw?, dat zij begrij
pen io al het nut, dat het geven kan. De
sleur is zoo machtigze is zoo algemeen
verspreid. Een Franschman noemde haar
een „het conservatief element, het tegenwicht
tegen allu nieuwigheden, den ballast vau het
schip „Maatschappij", in welks zeilen do wiud
van den vooruitgang blaast».
Toen indertijd de erste proeven met spoor
wegen genomen werden, was er heel voel
tegenkanting. Merkwaardig is het volgende
protest van eeniga Beierscbe goneeshoeren
»Da reizeu in spoorwagei s. getrokken
door locomotieven, moeten verboden worden
in het belang der openbare veiligheid. De
te snelle beweging zal niet nalateu bij de
reizigers b-t delirium furiosum te brengen.
Eén enkele blik op eon locomotief, die met
volle siielüeid vooris'oomt, is voldoende om
het zelfde ge.volg te doen onstaan. Met is
dus een volstrekte noodzakelijkheid om aan
weerszijden van de spoorw-glijn een schut-
ding te plaatsen van minstens dtie Meter
hoogte".
Nu glimlacht men bij het lezen vin die
verklaring. Pes.ijds echter maakte zij een
geweldigen indrukniet alleen by de een-
voudigen van gee.-t, maar zelfs bij een groot
aunt tl ontwikkel Ie menschen, wier ruimte
vau blik oiet groot genoeg was orn te be
letten, dat het nieuwe lieu in do war bracht
en verschrikte.
Zij, die oud genoeg zijn om zich die eerste
proeven van verkeer door middel van spoor
wegen te herinneren, weten wel, dat er
zekere onafhank-lijk van geest en zekere
stoutmoedigheid noodig waren om een reisje
per spoor te maken. Toen de eerste trein
dn dapp-re pleiziarreizigers van Parijs naar
Versailles bracht, met da bagage boven op
de wagens, als op de imperiaal van een
rijtuig, schudde menigeen het hoofd. Anderen
waren hoogs' ontevreden. Aan do Fransche
boeren had men wijs gemaakt, dat de rook,
die uit de locomotieven ontsnapte, hun oogst
en hun wijnbergen zou bederven. Zelfs waren
er Gemeentebesturen, die belangrijke sommen
aanboden, opdat toch de ontworpen spoor-
weglyu mfet langs hun gebied zou gaan...
l)at kunnen we thans wel bespottelijk
vinden, doch we moeten niet vergeten, dat
onze tijd met zijn niet ophoudende reeks
van wetenschappelijke verrassingen ons
krachtig ontrukt aan sliuir-en-routiiip-invlond.
En zelfs wij zuilen wellicht niet alt ij 1 maar
zoo aanstonds bereid zijn om van alle nieu
wigheden bet not of de mogelijkheid iu te
zien.
Een k'eine twintig jaar geleden werden er
proeven genomen met een vliegmachine. Ze
vielen slechts matig goed uit. E--u geleerd
Franschinao, die op zeldzame wijze de kunst
verstaat om dc Wetenschap te populariseeren,
gaf toen een aardige beschrijving van de
geweldige vrees, de sombere voorspellingen
en de bestrijding van allerlei aard, waarmede
deze uitvinding werd ontvan gen. Tevens
trachtte hij een verklaring te geven van die
tegenwerking en dat ongeloof.
l)e meoscnelijke horsenen, zeide de heer
Suni ongeveer, zijn nu eenmaal zoo. Bij
iedere nieuwigheid, die er wat stoutmoedig
uitziet, beginnen die arme hersenen zich t«
kwellen om zich de zaak vut de meest on
gunstige zij le voor te stellen. De uitvinders
worden er natuurlijk woedend om Die uit
vinders zijn specialisten, intransigent hard-
nekk gs, staatkunde specialisten, die tl uil
den grond van hun hart verachten, zoo ge
ook zelfs maar een schyu van twyf-l laat
blijken. Hot contrast tussehen publiek en
uitvinders is een noodlottigheid.
Hoe kan het ook anders? Beiden zijn in
hun rol.
Wij I ichen nu over onze voorvader >n, die
zwaartillend wa en ton opzichte van uitviti-
j dingen, die goed geslaagd zijn. Dat is een
goedkoope spotternij. We moeten niet ver
geten, dat, als er ook maar iets aan die
uitvindingen had ontbroken, als éen enkel
détail, dat voor het uitwerken van de hoofd
gedachte noodzakelijk was, verkeerd was
berekend, de geheel» uitviuding gevaar zou
geloop*:n hebben, voorgoed begraven te wor
den. Is er een criterium, waaraan men de
uitvinding, dia gelukken za), herkent en een
ander, die niet gelukken zal, eveneens 7 De
meest bekwame mannen hebben ziclt soms
vergist en wel eons zoo vierkant mogelijk.
Wie ge lt den toetssteen aan, waarmede
van te voren het ernst g** plan wordt onder
scheiden van de behachelijke hersenschim
Dat is de groote moeilijkheid. Er wordt
veel uitgevonden en niet alle uitvindingen
blijken practisch uitvoerbaar te zyn; maar,
uuvoerbaar of niet, zij zijn geen reden om
bons tc worden op bet publiek, omdat het
niet terstond dc uitvindingen doorziet e i dus
op zijn beurt miu of meer uitvinder wordt.
Oók inoet men niet vergeten, dat de
nieuwigheid, de uitvinding, dikwijls iu het
begin inderdaad nog wel ohds eenig gevaar
kan opleveren. Waarschijnlijk zijn de spoor
wegen, dauk zij de pei fectiooeoring der
machines, minder gevaarlijk dan in den aan
vang. Ieder, die met wielrijden bekend is,
weet, dat er nu veel minder gemakkelijk
een ongeluk gebeurt dan vroeger, toen men
zich moest hijschen op een hoog voorwiel,
dat een klein achterrad in beweging bracht.
Toch is een en ander niet de ware roden
der t-'genkanting, waaronder sliet nieuwen
ruin of meer lijdt.
Geleerde menschen. Italianen uit de school
van LorubroS'i, hebben opgemerkt, dat erin
de inensclielijke ziel een streven is naar
traditie en sleur, waardoor zij van nature
tegen iedere nieuwigheid oppositie voort.
Aan d it streven heboen zij een uaaui gege
ven, uit twee Gneksche woorden samenge
steld: misoneïsme, wij zouden zeggenafkeer
van net nieuwe.
Van misoneLten is de wereld vol. Het
zijn de menschen, die zich houden aan hetgeen
ze van hun ouders hebben geleerd en die
doodsbenauwd zijn voor alle vergaderingen,
waai door hun gewoonten gevaar loopen. Zij
vragen niet naar het min of meer mogelijke
ol waarschijnlijke van de nieuwe gedachten,
die men tot hen brengt, doch wijzen die
nieuwe gedachten terstond terug, want die
brengt bun gewoonten in de war. En wanneer
d ui later brjkt, dat dio nieuwe gedachten
tóch uitvoerbaar waren en ze voor een I ei t
staan, dat ze niet kunnen ontkennen (bijv.
het succes van locomotief, telephoou, rijwiel,
automobiel, vliegmachine, luchtschip, enz.
enz.) wel, dan hebben za dikwijls nog een
geheime neiging om aan die nieuwigheid
allerlei bezwaren te ontlekken. Het zijn de
menschen, dio bij vergissing den gezicht
einder van huu eigen blik aanzien voor de
grenzen van het heelal.
Gelukkig zijn er naast de velen, die onder
worpen zijn aan traditie en sleur, enkelen,
d.e precies bet t.g>-novergcstelde doen, wier
geest oogenbllkkelijk in bet nieuwe gelooft,
het begrijpt en het toepast. Dat is de voor
hoedt: vau tien vooruitgang, die den pas
aangeeft en de ongeloovigen, tie weinig scherp
ziende», de sleurmenschen, dwingt mede te
i iu. Ze worden vaak uitgelachen, ze hebben
„ook altijd wat nieuws"; maar later blykl,
dat ze gelijk hadden, dat ze nog niet zoo
„zot" waren en dat, wanneer de groote
menigte eindelijk van een uuvtudiug, of van
n nieuwe gedachte, gebriuk gaat maken,
zij er al lang van hebben genoten.
Om muur eens iet* te noemenhoeveel
genieten tiu van een sftots" Eu hoe zal de
ce ste vrouw die op een fiets zat, de baan-
breekster voor haar sekse, indertijd b.oor-
deeltl zijn Verdient die vrouw eigenlijk geen
gouden m* diille, geeu ridderkruis inde Orde
van den Vooruitgang, om-lat zij de eerste
iions hei ft gegeven tegen een vooroo< deel en
voor duiz-uilen de gelegenheid heeft aange-
uoond om beweging to uemeQ en te gcuiclen.
En toch zijn we er vrij zeker van, dat dia
dame in haar ty I „een mal spook" een
„excentriek schepsel" genoemd werd. Wat
z«l men over „dat gekke mensch" gelachen
hebben de dames niet het minst.
Odie traditie en sleurHet blijft velea
moeiljjk vallen, er zich aan te ontworstelen.
En dit kan nog wel iets goeds bebbeD, voor
zoover daaruit blijkt gehechtheid aan oud*
toestanden, waarmede men tevreden was en
waarin men zyn geluk vond maar traditie
en sleur zijn dikwijls niet meer dan uit
vloeisels van „de publieke opinie", van vreel
voor wat „men" er wel van zal zeggen. „Men",
de dikwijls zoo groote remmende macht voor
zelfstandig zijn en spontaan denken eu voelen.
Zoo iemand echter, nu we ons gereed
maken dit artikü te eindigen, de vraag
stelde, wat beter is: misoneïst te zijn ófg»»
neigd tot het aannemen van het nieuw»,
zouden we willenantwoorden.dat het laatste,
bij ile groote openbaringen der wetenschap
pelijke vindingen van onze dagen,-ons ver
standiger lijkt. Of men vereenige in zicb
in zich een gelukkige portie misoneïsme met
een even groote hoeveelheid welwillendheid
voor het nieuwe. Men hebbo een warm hart
voor wat oud en beproefd is, en een opeo
oog voor het nieuwe.
Soms is het niet belachelyk misoneïst ta
zijn, maar zijn de nieuwigheden belachelijk
bijv. het dragen van diamanten in de tand. -
of het laten loopen van schildpadjes aan
gouden kettinkjes op gedecolleteerde schou
deren.
Daartegenover vergete men niet in zija
overigens zeer gerechtvaardigde liefde voor
oude gewoonten en oude begrippeö, dat meo
zich kan vergissen, dat het nieuwe iets goedi
kan hobbeo. De »herv.trmers« moet men niet
bespol ten en vooral niet vervolgen. Morgen
aan den dag kunnen zij de overwinnaars
zijn en kunnen wij erbarmelijke achterblij
vers blijken te wezen.
Gelukkig, dat deze gedachte bij den opst
wenden stroom van uitvindingen en ont
dekkingen meer naar voren treedt dan
vroeger, dat is er een kentering merkbaar is
tn den afkeer van het nieuwe.
H. M. de Koningin-Moeder, vergezeld van
Haar hofdames freule E. G. barones Van
Ittersum eu freule F. L. H. van de Poll, Haar
grootmeester jhr. S. M. S.de Banitz en Haar
kamerheer nu*. M. P. D. baron Van Harinxn
thoe Siooten, bracht gistermiddag een bezoek
aan het Rijks-Opvoedingsgesticht, op den
Amersfoortschen berg.
Ter ontvangst was namens den Minister
van Justitie aanwezig mr. H .C. Dresselhuys,
Directeur-generaal van het Rijks-tucht- eu
opvoedingswezen.
Da heer J. Visser Jzn., Directeur vaa het
R. O. G., leidde H. M. rond, waarbjj H. D.
telkenmale Haar groote ingenomenheid be
toonde met de inrichting van het gebouw
en de wijze waarop de stichting wordt be
heer.!.
He', bezoek duurde van drie uur tot kwart
voor vijven.
Generaal Raden Powell heeft woord ge
houden en de Amersfoortsche Padvinders
schadeloos gesteld voor de teleurstelling, die
hij hun Woensdagochtend znns ondanks
bezorgde. Zij en ook de meisjes-Pad vindsters,
hebben hem gisteravond van auugezicht tot
aangezicht gezien, beter nogdao op het portret,
dat op de voorpagina van het jongste num
mer van hun weekblad voorkomt.
Hoe meer men hem ziel en met hem io
aanraking komt, des te meer lijkt hij op
generaal De Peiit: een opgewekte maD, dio
overal belang iu stelt, voor ieder een vrien
delijk «voord heelt en gul en gaarne een woord
van lof brengt. Dat bemerkte het Padvind-
stirtj», dal indertijd op dn Wuytters-laan oen
hollend paard tot staan bracht; dat bemerkte
de oudste kornet, die vaardig wist te ant-