Dinsdag 19 £®t Maart 1912. No. 8083 61e Jaargang. KOSTELOOS. - 0.18 Stadsnieuws. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR F. J. 7&EDSBIZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden /1.— franco per postf 1.15. Adverenti n i6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenlngs- advertentiën per regel 15 cent. Reolamen 1—5 regels f1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. p Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasscerkosten intekening gebracht. Postbus 9. ZORTZGRACBT 9. Telefoon 19. Wie zich met ingang van 1 April doet in schrijven alsabonné, ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers Iets over gloeikousjes van kunstzijde. De meer algemeene invoering van het gas- gloeilicht werd aanvankelijk tegen gehouden j door twee gebreken, welke de nieuwe uit vinding nog aankleefden, n.l. de buitenge- wone gevoeligheid der gloeikouejes tegen j stooten en schokken, en het ontbreken van een lampeglas met voldoenden weerstand 1 twee omstandigheden, welke bij de destijds 1 heerschende hooge prijzen der gloeikousjes, van f 0.90 a f 2.20, van bijzonder belang waren. Het laatste gebrek bestaat tegenwoordig niet meer. De broosheid der gloeikousjes daarentegen is nog niet heelemaal over wonnen, al zijn ze tegenwoordig ook reeds veel sterkervooral de van kunstzijde ver vaardigde kousjes. Voor de vervaardiging der gewone gloei kousjes gebruikt men garen van planten- vezels, speciaal rameh. Daar de vezel van j deze stof slechts kort is, moeten de afzonder- lijke vezels tot draden worden gesponnen van den draad wordt de kous gebreid, wel ke verzadigd wordt met de oplossing van i lichtzouten, nitraten van thorium en cerium. De geïmpregneerde kous wordt dan ge brand de organische vezel verbrandt en de zouten veranderen in de oxyden, welke het skelet der kous vormen. Deze kous wordt, om haar te kunnen vervoeren, met collodium overtrokken. Gedurende het branden wringt zich de gesponnen, uit korte vezels bestaande 1 draad en daardoor verliest ook het skelet j van metaalasch zijn innigen samenhanghet wordt breukig en is zeer gevoelig voor stooten en trillingen. l In de kunstzijde heeft men thans een materiaal gevonden, dat, in tegenstelling I met de plantaardige vezel, tot een oneindig langen gelijkmatigen draad kan worden j getrokken. Hierdoor heeft men bij het branden geen wringen van den draad en behoudt ook het skelet zijn samenhang. Tegenover dit voordeel stonden echter vele moeilijkheden bij de verwerking van den draad van kunstzijde ook was de licht sterkte der kousjes van kunstzijde geringer dan die van kousjes, vervaardigd van planten- vezels. Onlangs nu is het een Duitsch inge nieur gelukt, een kous te vervaardigen van kunstzijde, die niet alleen wat betreft stevig heid, maar ook lichtsterkte en gering gasver bruik de andere kousjes verre overtreft. Terwijl goede rameh-gloeikousjes na 10 uur gebrand te hebben slechts 100 stooten op de stootmachine kunnen verdragen, hield de gloeikous van kunstzijde na 500 uur gebrand te hebben nog 600 stooten uit. Een pas gebrande gloeikous van kunstzijde heefteen draagkracht van 20 Gram na 500 uren ge brand te hebben draagt ze nog 15 Gram. Het gasverbruik bedroeg per lichteenheid slechts 0.54 tot 0.6 L., tegen 14 L. bij de ramehkous. Wanneer de vlam naar binnen slaat, zet de ramehkous zijdelings uit en scheurtde kous van kunstzijde daarentegen zet gelijkmatig iets uit en daar ze meer weerstand bezit en elastischer is, vormt er I zich geen scheur en is ze nog zeer goed bruikbaar. Voor invertlicht en persgas zijn 1 ook kousjes van kunstzijde vervaardigd. Na een zeer langen brandduur heeft de montuur f 1.50 - 0.80 - O.kTA VIERKANTE BUSSEN reeds sterk geleden, de kous zelf is echter nog volkomen intact. 't Is nu nog slechts de vraag wanneer ze hier te koop zullen komen. De akte Nuttige handwerken is alsnog behaald door de jongedames M. A. C. Sporry, A. J. Mulder en C. M. H. E. Moubis. Aan den heer D. H. van der Werk, com mies der posterijen ïste klasse, vroeger langan tijd werkzaam aan het post? en te legraafkantoor hier, is, op zijn verzoek, eer vol ontslag verleend uit 's Rijks dienst. Dezer dagen zal in de groote pers een oproep worden gedaan van sollicitanten voor de betrekking van Secretaris der directie van de weduwen en weezenkas voor de officieren der landmacht, aan welke betrek king, naar wij van wel ingelichte zijde ver nemen, een tractement van f 2500 is ver bonden. Tot Secretaris-penningmeester van de Vereeniging van officieren tot onderlinge ondersteuning in geval van overlijden en van de Vereeniging tot onderlinge onder steuning in geval van overlijden van officiers- echtgenooten en weduwen, beide gevestigd te Utrecht, is benoemd de gep. kolonel J. Klasing. De nieuwe uniform van grijsgroen laken zal binnenkort bij een der compagnieën van het 5e regiment infanterie in beproeving worden genomen. Toen in 1769 Jean Jacques Rousseau, tien jaar na het voltooien zijner «Nouvelle Hé- loise*, van dit boek zeide«ik weet, dat het dood is en ik weet óok waarommaar het zal herleven* heeft hij weinig vermoed, dat die voorspelling reeds vijf jaar later in ver vulling zou gaan en wel door Goethe's «Leiden des jungen Wertbers*, dat in 1774 voor de eerste maal verscheen. En al even min heeft hij kunnen weten, dat de «Nou velle Héloise* school zou maken. Ook in Holland, waar tal van romans, alle met zwaarwichtig en droefgeestig waas, het licht zagen. Een ware verademing was «De historie van mejufvrouw Sara Burgerhart*, in 1782 uitgegeven door E. Bekker, wed. ds. Wolff, en A. Deken. «Niet vertaald*, staat op den titel van dien eersten druk, die tot in onze dagen door nog zeer velen werd gevolgd; een bewijs voor de nog altijd groote waarde van dit boek. De voorrede van dien eersten druk be gint met «Een Hollandsche roman Heden, ma chère, wel hoe vindt gij dat Ik lees geen Hollandsche romans; ik geloof ook niet,dat ik het zou kunnen lezen (enz). Mag ik u bidden, doe het niet; gij zult er niets aan hebben. Gij hebt immers uw romans, uw «Canapé couleur de rose* uw «Gris-gris*, maar wat hoeft papa ook alles te weten Dat is immers divin(enz). Daar wordt in dit geheele werk geen een duel gevochten, noch geschaakt, noch vergif ge dronken*. En tóch sloeg het boek, ondanks zijn twee deelen en zijn 175 brieven, geweldig in, óok in den pruikentijd, dien van nationaal verval, van verfijnde weelde, van zwaar politiek ge doe en droef kerkelijk gehaspel, schijn vroomheid en alle uitwassen die een periode van futloosheid vergezellen ren boek, dat menig kernachtig woord, tal van kostelijke spreekwijzen voor ons heeft bewaard een heerlijke schildering van het huiselijk leven van den gegoeden burgerstand in het einde der 18e eeuw; een roman zóo frisch en geu rig, zóo prettig en gezellig als er uit «den goeden ouden tijd* maar éen is overgebleven een boek, dat nóg roept om gelezen of her lezen te worden. Een enkele biographischc herinnering om trent de schrijfsters moge hier een plaatsje vinden. Elisabeth Bekker werd 24 Juli 1738 te Vlissingen geboren en huwde 18 November 1758 den predikant A. Wolff, te Beemster, die 29 April 1777 overleed. Sedert leefde zij met haar vriendin Aagje Deken, eerstin De Rijp, later te Beverwijk, op het buitentje Lommerrijk*, thans de R. K. pastorie. Als vrijzinnige en patriottische schrijfsters weken zij in 1787, bij den komst der Prui sen, uit naar Trévoux in Frankrijk. Gedu rende het Schrikbewind werd Betje beschul digd van aristocratische gezindheidhaar welbespraaktheid redde haar van de guillotine. In 1795 keerden beide vriendinnen terug in het vaderland, doch de vriend, wien Betje bij haar vlucht haar niet onaanzienlijk ver mogen had toevertrouwd, «had dit tijdens (haar) uitlandigheid door een schandelijk bankroet zoek gemaakt*. Geheel berooid vestigden zij zich nu in Den Haag en ver dienden met schrijven en vertalen hun brood. Na de laatste drie jaren haars levens met ziekten en pijnen te hebben geworsteld, stierf Betje daar 4 November 1804. Aagje Deken werd 4 December 1741 ge boren op een hofstede bij Amstelveen. Reeds zeer vroeg verloor zij haar ouders, die in goeden doen waren geweest en zoo werd zij 10 Februari 1746 opgenomen in het weeshuis »D' Oranjeappel* te Amsterdam. Zij trad in dienst bij de dichteres Maria Bosch, die in haar liefde voor de poezie aanwakkerde en in haar kring inleidde. Toen ds. WolfF was overleden, schreef Betje Wolff den eigen nacht een berijmde uitnoodiging aan Aagje, die sedert het overlijden van Maria Bosch, op 19 Movem- ber 1773, In ondergeschikte betrekking was. Sedert deelden zij zoowel de wisselvallig heden des levens als den letterroem, tot zij 13 November 1804 in Den Haag overleed en op de begraafplaats «Ter navolging* bij Scheveningen naast haar vriendin ter ruste werd gelegd. Was Aagje stemmig en stil haar jeugd is niet van de gelukkigste geweest Beq'e, die als 17-jarige te nauwer nood ia ontsnapt aan de lagen van een schurkachtigen min naar, dien zij in «Sara Burgerhart* als Ra venhorst schetste, was wel het tegendeel, en wellicht juist daardoor vulden zij als schrijf sters elkaar zóo goed aan. Het is een uitnemende gedachte geweest van mejuffrouw Pabst, dezen roman zoo te be werken tot een echt guitig blijspel in vier bedrijven, dat, met zorg aangekleed, naar de overbekende prenten van Cornells Troost en gegevens van mr. Nicolaas de Roever, wel een succes-stuk moest worden voor de Koninklijke vereeniging «Het Nederlandsch Tooneel*. Emma Morel als Saartje, Chrispijn als Ravenhorst, en mevrouw Holtrop-Van Gelder als de brave Weduwe Buigzaamkan men

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1