Dinsdag 27
Augustus 1912.
Rona
Cacao
Van Houten s
No. 8151
61e Jaargang.
BELEEFD VERZOEK
terugkeer
De beste voor den prijs
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Ainersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. FRSDJERXZ!
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en ZaterdagmiddagAbonnement per 3 maanden 1.
franco per postƒ1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieöle- en onteigenings-
advertentiCn per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiün van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTBGSRAOHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
aan hen, die nitstedig waren
en zich de „Ainersfoortsche
Courant" lieten nazenden,
doch geen datum opgaven,
ons bericht te zeilden van huil
opdat de courant niet langer
naar luiiton worde gezonden.
K K S N 1 S (I li V I N O V. N
De Burgemeester van Auiersfooit,
gezien artikel dl der Gemeentewet,
brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
Baad dezer Gemeente zal vergaderen op I innder-
ilagden 2D Augustus aanstaande, dés namiddags
te twee ure.
Amersfooit, '20 Augustus 1912.
11e Burgemeester voornoemd,
II. W. vax KSVELD,
Weth., locc Burg.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
Gemeente, dat het door den Directeur van
's ltijks directe belastingen, enz. te Utrecht exe-
cuttfor verklaard kohier No. 2 van de
Bedrijfsbelasting,
dienst 1912; 1913 en de kohieren 8 en 9 der
Persoiieele belasting
over het dienstjaar 1912 aan den Ontvanger
van 's Rijks directe belastingen alhier zijn ter
hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zijnen
aanslag op den bij de wet bepaalden voet te
voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke
plaatsen aangeplakt te Amersfoort den 20 Augus
tus 1912.
De Burgemeester voornoemd,
II. W. vax ESVELD,
Weth., lo. Burg.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
maken bekend, -Jat een afschrift van het
proces-verbaal, vermeldende den uitslag der op
20 Augustus 1912 gehouden verkiezing van vijf
leden-patroons en vijf leden-werklieden van de
Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven al-
bier is aangeplakt, terwijl zoodanig afschrift
voor een ieder ter Secretarie ter inzage is neder-
gelegd.
Amersfoort, 20 Augustus 1912.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester
H. W. vax ES VELD.
Weth., Lo. Br.
De Secretaris,
J. STBNFERT KROESE.
Herstemming van
4 leden-patroons van de
Kamer van Arbeid voor de
Bouwbedrijven te Amersfoort.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter kennis, dat bovenbedoelde her
stemming zal plaats hebben op Woensdag, 4
September 1912.
liet stembureau zal zitting houden in het
Raadhuis van des middags 12 tot des namid
dags 3 uur.
Amersfoort, 27 Augustus 1912.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
II. W. van KSVELD
Wetb., loco Burg.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Concept-wet tot regeling van
liet Lager onderwijs.
Bij gelegenheid van het o-jarig bestaan
der vereenigitig Volksonderwijs» werd het
denkbeeld geopperd, een algeheel© herziening
van de Wet op het Lager onderwijs voor te
bereiden en het Hoofdbestuur dier vereeni- I
ging droeg in 1905 dezen even uitgebreiden
als belangrijken arbeid op aar een commissie,
bestaande uit de heeren L. C. T. Bigot, Direc
teur der bijzondere kweekschool voor onder-
wijzeressen, te Arnhem F. H. Klenke, onder- I
wijzer aan de openbare l.agere school te I
lersekeG. Meijer, Directeur der Gemeente-
lijke kweekschool te Amsterdam G, Ooster- I
baan, inspecteur der volksgezondheid te Zwolle
KI. de Vries Sz., Hoofd der school en I
Algemeen Secretaris-penningmeester van I
Volksonderwijs, te Amsterdam mevrouw J.
Wierts van Coehoorn Stout, Hoofd der
•belschool van de R. K. Wilhelmina-school
te Amsterdamde heer C. A. Zelvelder, I
districts-schoolopziener en Algemeen Voor
zitter van Volksonderwijs, te Sneekterwijl
aan deze commissie als Secretaris werd
toegevoegd nir. W. Straatman, arrondisse-
ments-schoolopziener en lid van het Hoofd
bestuur van Volksonderwijs.
Haar taak werd door den Voorzitter, den
heer Zelvelder, omschreven als het ontwerpen
van een geheel nieuwe wet, dus niet een
herziening.
De commissie, verdeeld in sub-commissiön,
toog aan het werk. Midden in haar arbeid
had zij het verlies te betreuren van haar
Secretaris, mr. Straatman, doch zij was zoo
gelukkig diens taak te zien overnemen door
mr. Albert E. Goinpertz, te Amsterdam.
In April 1912 kwam de commissie met
haar werk gereed en thans is de concept-
wet in druk verschenen (uitgave van Volks
onderwijs», te Amsterdam).
Dit verschijnen valt wel gelukkig samen
met de beraadslagingen van het te 's-Graven-
hage vergaderd congres over het zelfde onder
werp De leiding van het kind.
Om eenigszins den gedachtengang van de
commissie van Volksonderwijs te kunnen
volgen en tevens het vele, dat hierover
later zal worden gesproken en gescheven
doen we hier voorshands eenige grepen uit
de Toelichting, voor zoover deze de artike
len i tot 7 behandelt.
De concept-wet zegt daarin
De commissie is van meening, dat de te
genwoordige inrichting van ons Lager on
derwijs maar al te duidelijk blijk geeft van
het streven om aan verreweg het grootste
deel der schoolbevolking in een minimum
van tijd slechts ongeveer zes jaren
een zeker aantal vaardigheden en een be
paalde hoeveelheid leerstof bij te brengen.
Met FrObel's uitspraak»Elk kind is een
fontein van krachten, die wij niet kennen,
maar die wij móeten eerbiedigen en plaats
gunnen wordt daarbij maar al te wei
nig rekening gehouden. Anders juist dan
Fröbel deed, verwaarloost men te veel de
waarneming van het kinderleven zelf.
In zijn openingsrede van het congres voor
psychiatrie, in 1907 te Amsterdam gehouden,
heeft prof. Jelgersma met allen klem den
nadruk er op gelegd, dat wij met het eigen
lijke onderwijs aan kinderen veel te vroeg
beginnen. Het kind moet in onzen tijd leeren
lezen, rekenen en zooveel tneer andere din
gen op zóo jeugdigen leeftijd, dat aan zijn
geestelijke ontwikkeling schade wordt toe
gebracht.
Door dr. Gunning, den bekenden p<eda-
goog, werd, in zijn betoog betreffende de
historische noodzakelijkheid van den handen
arbeid op de Lagere school, er aan herinnerd,
dat zeer veel van hetgeen thans op de La
gere school wordt geleerd, vroeger aan de
universiteit werd onderwezen, dat nog in Me-
lanchton's tijd de studenten eerst aan de
hoogeschool de hoofdbewerkingen met de
getallen leerden.
En waarschuwend deelde prof. Jelgersma
mede, dat een kind eerstop ongeveer tienjarigen
leeftijd het hersengewicht heeft van den vol
wassene. Dat wil zeggen, dat vóór dien leef
tijd de hersenontwikkeling nog niet volko-
I men is geweest, en dat beneden tien jaar de
kinderhersenen een organisch proces onder,
gaan, dat iu geen enkel opzicht mag worden
I gestoord.
Honderd tegen een
dat men na een proef
met
daarvan voortaan een
geregelde gebruiker
wordt.
GOED en GOEDKOOP
1 Kg. 1.50
-0.80
J^Kg./0.42*
IÜ0., - 0.18
Ook Rousseau schreef reeds een eeuw
geleden: »IIet kan mij niet veel schelen of
een kind vóór den tienjarigen leeftijd veel
of weinig leert, als het maar friscli van geest
blijft en zijn zintuigen leert gebruiken*.
De ongeveer tienjarige leeftijd is alzoo een
grensleeftijd, een moment in de ontwikkeling
van het kind, dat de volle aandacht vraagt, zoo
wel voor zijn geestelijk als voor zijn zedelijk
leven.
Evenmin als met dit beteekenende moment
in de ontwikkeling van onze kinderen, heeft
ons huidig onderwijsstelsel eenige rekening
gehouden met die andere, meer bekende,
leeftijdsgrens, aangegeven door den leeftijd
der puberteit, dezen zoo machtig ingrijpenden
factor in het leven van onze jongedochters
en onze jongelingen op ongeveer zestien
jarigen leeftijd. Aan deze beide, voor het
denken, voelen en kunnen van het kind be
langrijke periodes heeft ons onderwijsstelsel
niet de minste aandacht geschonken. Dat het
kind daardoor een groot nadeel wordt be
rokkend, zal niemand ontkennen, die, naar
FrObel's woord, de ons onbekende krachten
van het kind wenscht te eerbiedigen en ze
een plaats wil gunnen.
Het schoolstelsel behoort in de practijk
niet alleen de toepassing van deze als juist
erkende beginselen mogelijk te maken, maar
ze in ruime mate te bevorderen. Bovendien
moet een eind komen aan den toestand, waar
in 95 pCt. der schoolgaande kinderen van
ons volk het voor hun ontwikkeling in elke
richting noodzakelijke brood slechts mondjes
maat toegemeten krijgt. Er moet een eind
aan komen, dat voor de overgroote meerder
heid van onze kinderen het onderwijs juist
eindigt als het eerst recht moest beginnen.
De tegenwoordige Lagere school, met haar
leeftijdsgrenzen van ongeveer zes tot twaalf
jaar, heeft een twee- of drieslachtig karakter,
afgezien nog van het onloochenbare feit, dat
het daar gegeven onderwijs nog steeds in
de eerste plaats er op is berekend om een
zoogenaamd geheel van leerstof te verwer
ken en zich om de belangen en de eischen
van het kind als zoodanig niet voldoende
bekommeren.
Die tienjarige leeftijd valt midden in den
tegenwoordigen schoolleertijd en het leer
plan der Lagere school heeft zelfs in zijn
veelslachtigheid daarmede niet de minste
rekening gehouden.
>Vóor dien leeftijd moet het kind frisch
van geest blijven en zijn zintuigen leeren
gebruiken», zegt Rousseau. Hierop komt
het aan, opdat hei zaad niet valle in een
niet-omgewerkten akker. Onderwijs, in den
eigenlijken zin van het woord, zooals het
leerplan van de Lagere school dat ook reeds
voor de jongeren kent, is daarom beneden
den tienjarigen leeftijd af te keuren. Tot
dien leeftijd behoort dus alle onderwijs slechts
voorbereidend onderwijs te zijn, dat
in de eerste plaats bestaat uit oefeningen
in den geest van Fröbel, waardoor een ken
nen alleen op grond van aan te kweeken
vaardigheden, van een kunnen alzoo,
wordt verkregen. De oogen moeten worden
geopend voor de omgeving, die zich naar
den leeftijd der kinderen steeds uitbreidt
van klas, school, speelplaats, tuin tot dorp
ot stadsgedeelte, weg. weide en heide. In
die omgeving van natuur- en menschenleven
moeten de oogen, de handen, de ooren, het
geheele lichaam worden geoefend en sterk
gemaakt ter voorbereiding voor den dienst
in een na dit tijdperk volgende meer gees
telijke ontwikkeling.
Dat is de voorbereiding, die Rousseau
bedoelt, die Fröbel vraagtniet om een be
paalde hoeveelheid leerstof te verwerken,
maar om het kind lichamelijk en geestelijk
gezond te houden en krachtig te maken.
Na dit tijdperk beginne dus onze eigen
lijke Lagere school. Het nieuwe tijdperk in
de kinderlijke ontwikkeling op den onge
veer tienjarigen leeftijd vraagt een nieuwe
wijze van opvoeden, van onderwijzen, hoe
zeer dan ook in aansluiting met en in voort
zetting van hetgeen ter voorbereiding ge
schiedde.
In ons schoolwezen hebben wij dus voor
bereidende en Lagere scholen aoodig, in
een ander stelsel en met andere grenzen dan
nu, in overeenstemming met den leeftijd,
de lichamelijke, de geestelijke en de zede
lijke geschiktheid der kinderen.
De voorbereidende school moet bestemd
zijn voor de kinderen van het vierde tot het
tiende levensjaar. Daarbij moet de Lagere
school zich aansluiten voor den leeftijd van
10 tot 16 jaar met een scheiding op den
veertienjarigen leeftijd, die gelegenheid geeft
gedurende den nog restenden leertijd aan de
eene groep eindonderwijs te verstrekken, aan
een tweede voorbereiding voor Middelbaar
of Gymnasiaal onderwijs, aan een derde groep
het zoogenaamde M.U.L.O.
Als eindleeftijd voor het Lager onderwijs
wordt dus de zestienjarige gesteld. Niet alleen
de quaestie der puberteit van onze jongens
en meisjes is daarbij een beslissende factor,
ook de ervaring mag en moet hiermede onze
leidster zijn.
Het onderwijs in de avonduren is een
ongeoorloofd surrogaat voor het te vroeg
afgebroken dagschoolonderwijs, dat vaak heeft
moeten plaats maken voor den op te jeugdige
schouders gelegden last van den dagelij k-
schen loonarbeid.Van het herhalingsonderwijs
zoowel voor jongens als voor meisjes is
bedroevend weinig terecht gekomen. E11 na
den schoolleertijd is er van het kennen en
het kunnen van het kind bij de huidige
regeling niet veel overgebleven. Het bekende
vervliegen van het geleerde» doet niet recht
en reden vreezen, dat de betrekkelijk vele
millioenen, die aan ons onderwijs worden
besteed, voor een groot deel nutteloos worden
uitgegeven, zoolang niet een regeling in het
leven is geroepen, die zoowel meer als beter
onderwijs waarborgt, gedurende een grooter
aantal jaren. Van uitzonderingen behoeft hier
niet te worden gesproken, maar in het alge
meen kan worden gezegd, dat het kind voor
zijn zestiende jaar niet zoo rijp is in ontwik
keling, dat het geen dagschoolonderwijs meer
zou behoeven.
Al hebben wij ons door gewoonte en sleur
met de in dit opzicht inderdaad onduldbare
toestanden vertrouwd gemaakt, al zijn wij in
ons denken en wenschen allicht watver-