dat wordt voldaan aan het verzoek van adressanten. De Voorzitter: Het standpunt van B. en W. is neergelegd in hun pr.o advies. Een verlichting tot in alle uithoeken der Gemeente, gelijk de heer Kroes wenseht, bijvoorbeeld tot «Vinkenhoef*, acht ik een utopie, We beschikten afwijzend om geen prece dent te stellen. Regel is, gasverlichting te geven als een straat voor driekwart is be bouwd. Buiten do kosten van aanschaffing zal het een jaarlijksch onderhoud vorderen van f 60. Intusschen opent het voorstel-Oosterveen een geheel nieuw gezichtspunt. De heer V e 1 s Heyn: Is er zooveel haast bij Anders zou ik voorstellen het adres nogmaals te renvoyeeren naar B. en VV. en de gas-commissie. De heer Jorissen: Als het voorstel- Oosterveen wordt aangenomen, kunnen B. en W, hun voorstel terugnemen. Wethouder R ij k e 11 sAls het voor stel van B. en W. wordt verworpen, scheppen we een precedent en nu een paar dagen zal ook de bewoner van «Nimmcrdor* een zelfde verzoek doen. Ik moet nog opmerken, dat de heer Van Hogendorp geen Amersfoorter meer is, doch de Gemeente heeft verlaten. Het voorstel-Oosterveen verdient aanbe veling, doch thans dient eerst het voorstel van B. en W. te worden aangenomen. De lieer Kroes: Ik dank voor de mede- deeling, dat de heer Van Hogendorp trokken ik meen nochtans, dat dit tijdelijk is. In ieder geval is de heer De Kempenaer ingezetene. Het voorstel van B. en W. wordt nu aan genomen met 10 tegen 4 stemmen (tegen, de heeren Ruys, Koning, Kroes en Van Achter- bergh). De Voorzitter: Ik stel voor, het voor stel-Oosterveen te renvoyeeren naar B. en W. Aldus besloten 7.. h. st. Over punt 11 (werklieden-reglement) werd gediscussieerd van 2.45 tot -,.45. Algemeene beschouwingen, De heer Van der Wal: Uit het ant woord van B. en W. op de afdeelingsver- slagen blijkt me, dat zijn niet kunnen besluiten, de organisaties te erkennen. M. i. behoort dit bij de Algemeene be schouwingen omdat in tal van artikelen er sprake van is. Ik weet niet wat er tegen is, ze te erken nen immers in de organisaties zijn de bekwaamste werklieden, waardoor ook het overleg het beste is. De heer Jorissen: In het antwoord van B. en VV. heb ik niet duidelijk kunnen vinden wat zij willen omtrent de organisaties en ik weet niet goed of zij deze al dan niet willen erkennen. Welke bezwaren zijn er, de organisaties te erkennen Een werkman zal dikwijs zijn persoonlijk belang op den voorgrond brengen, terwijl de organisaties het belang van allen beoogen. Ik kom hier op terug bij art. 11 Wethouder R ij kens: Zonder mij -uit te laten over het al dan niet wensehelijke •der erkenning van de organisaties wil ik 'meededen, (lat in de gecombineerde verga dering van B. en W. en de -Commissie van bijstand, waarin het antwoord werd samen gesteld, de helft der leden voor en de an dere helft tegen die erkenning was. In het college van B. en W. is de meerderheid vóór de erkenning. De heer Van Achterbergh: Het spijt me, dat ik pas Vrijdag deze stukken ontving. Ik mis -daarin de loonregeling en deze acht ik in dit reglement een eerste vereischte. Immers er wordt een band gelegd, over en weer, voor ten minste vijf jaren. Het spijt me, dat de vak-organisaties zijn uitgesloten. In het algemeen is een werkman terughoudend en kan hij zich niet zoo ge makkelijk uitdrukken als hij iets op zijn hart heeft. Soms is hij bang, in ongenade te val len bij zijn superieur. De heer Gerritsen: lk heb behoord tot de minderheid, die de organisaties wilde erkennendoch ik acht het overbodig, dit in het reglement vast te leggen. Waarom? Omdat zij steeds werden erkend en zullen worden erkend. Het is nooit gebeurd, dat zij niet werden erkend en steeds werden zij gehoord, bij iedere belangrijke zaak. Zelfs de vorige Burgemeester stelde meermalen een beslissing uit om eerst de organisaties te kunnen hooren. Wil men echter de organisaties erkennen dan moet men zich niet beperken tot de plaatselijke, doch ook de landelijke erkennen, dus de Hoofdbesturen. De heer Jorissen: Het nut der organi saties is erkend welnu laat ons dat dan ook vastleggen in het reglement. Het is niet gewenscht, het loon vast te leggen in dit algemeen reglementbeter is, dit te regelen in de vak-reglementen, anders zou het kunnen, dat de werklieden de dupe werden van een langdurige regeling. De heer Van Duinen: Als lid der commissie ad hoe moet ik er mijn bevreem ding over te kennen geven, dat buitenstaan ders meenen, dat de organisaties niet zijn gekend bij hel concipiceren van het regle ment. Zij zijn in de vergaderingen geweest en gehoerd door de commissie, omdat deze een reglement wilde maken, dat zoo recht vaardig mogelijk zou zijn voor de werkne mers en niet eenzijdig voor de werkgevers. Toen het concept was vastgesteld, zond de commissie het ter beoordeeling aan de organisaties. De Secretaris heeft alle bezwa ren verzameld en aan alle leden toegezonden. Daarna zijn de bezwaren breedvoerig be sproken en de commissie is daarbij zoover gegaan als zij meende te mogen gaan in het algemeen belang en in het belang der ver schillende takken van dienst. De heer Oosterveen: Het verwondert mij evenzeer, dat deze meening is gewekt. Duidelijk is gebleken, dat de commissie de organisaties wel degelijk heeft erkend en de Raad wil dit eveneens, alleen met deze beper king, dat de Raad alleen de pl aatselijke organisaties wenseht te hooren, omdat deze beter op de hoogte zijn met de plaatselijke toestanden. De heer Van Duinen: Men wenseht de loonregeling opgenomen te zien in het reglement. Onlangs ontvingen we van de plaatselijke afdeeling van den Ned. Bond van Gemeente werklieden een adres met Memorie van toe lichting, waarin o. a. wordt gezegd: >wat wordt bedoeld met eefi loonregeling bij Raadsbesluit, ieder jaar, dan wel laterwie weet wanneer: vager en onbestemder kan 't niet* terwijl van de zelfde onderteeke- naars ik hier een adres heb van April «910, waarin zij vragen hoever het staat met het werklieden-reglement en zij zeggen, dat de loonregeling onvoldoende is. Welnu, de nieuwe loonregeling is vastgesteld in Sep tember daaraanvolgende, dus September tyto. Beschouwen adressanten die regeling thans als niet-bostaande Het is de bedoeling der commissie, de loonregeling te houden buiten dit reglement, omdat de loonen bij de afzonderlijke takken van dienst zijn geregeld, ieder voor zich. De heer Koning: Het komt me voor, dat hier een kleine verwarring bestaat. Er is geen aanmerking gemaakt op den arbeid der commissie: haar treft geen blaam, doch juist een eeresaluut dient haar gebracht. Toch meen ik, dat in het reglement moet vastgelegd, dat de organisaties worden er kend, gelijk de commissie trouwens steeds deed. Vooral de plaatselijke organisaties Jie- hooren erkend te worden. De Voorzitter: Twee leden van de commissie hebben reeds gesproken over de wijze waarop het reglement is tot stand ge komen. Ik wil daaraan slechts toevoegen, dat de organisaties even hard hebben mee gewerkt aan die tot stand koming als de commissie. Waartoe de organisaties te erkennen Geen artikel verbiedt het, ze te erkennen. De heer Gerritsen: En als een be- drijfshoofd de organisaties niet wil aanhoo- ren De Voorzitter: We zullen nu maar overgaan tot de behandeling artikelsgewijze. Art. 1. De heer Koning: liet spijt me, dat alinea 3 van art. 1 zóo is gesteld, Ik zou willen lezen»De Commissie van hijstand hoort niet alleen het hoofd van den tak van dienst, maar ook de arbeiders, die zich kun nen doen vertegenwoordigen door het Be stuur der plaatselijke organisaties*. liet zal niet dagelijks voorkomen, dat een der werklieden iets in 't midden heeft te brengen doch als dit geval zich voordoet, make men het hem gemakkelijk. Menig werkman mist de vrijmoedigheid tegenover het hoofd van den tak van dienst. De heer Van Achterbergh: Ik steun gaarne het voorste'.-Koning, doch zou, om do eenvoudigheid, willen lezen achter het woord Commissie van bijstand >en der organisaties in*. De heer jorissen: Ik meen, dat dit hier niet thuis hoort, doch bij art. 11 en volgende en zal daArtoe straks oen voorstel doen. Wethouder R ij k e 11 s Als de heer Koning bij art. 11 zijn voorstel herhaalt, zal hij mij aan zijn zijde vindendoch thans niet, te meer niet omdat het imperatief is. De commission van bijstand zullen uit ziehzelve de organisaties hoorenwij mogen hen ech ter niet de verplichting opleggen, dit te doen ook bij onbeteekenende zaken. De beer Koning: Mijn bedoeling is, dat de arbeiders gelegenheid krijgen hun opmerkingen mee te deelen aan de commis sie van bijstand van hun tak van bedrijf. Wethouder R ij kens: Dan worden de commission van bijstand geschoven tus- schen B. en W. en de arbeiders en dit is verkeerd. De heeren Koning en Van Achter bergh nemen hun voorstel voorloopig terug. De Voorzitter: \Vcnscht men nog h.st. over art. 1 Zoo niet, dan is het aange nomen, De artt. 2—7 worden aangenomen z. d. of h. st. Art. De heer Van Achterbergh: Ik acht hot onbillijk, dat, alvorens tot vast werkman te kunnen worden aangesteld, men een tweede geneeskundige keuring moet ondergaan. Wordt zoo'n man in en door den dienst als werkman op proef ongeschikt, clan kan hij worden weggezonden. De heer Jorissen: Ik kan me daarmee niet vereenigen. De bedoeling is, dat we in ieder opzicht Hinke werklieden hebben. Wordt een werkman ongeschikt door oorzaken, bui ten den dienst ontstaan, dan is hij niets dan een lastpost. Het is mogelijk, dat de werklieden niet zijn gesteld op deze bepaling doch wij zitten hier voor het belang der Gemeente. De Voorzitter: Wordt het amende ment-Van Achterbergh gesteund Zoo niet, dan kan het niet in stemming komen. Verlangt iemand h. st. over art. 8 Zoo niet, dan is dit aangenomen. De artt. 9 en 10 worden hierop aangeno men z. d. of h. st. Art. 11 De heer Jorissen: Ik stel voor, inden derden regel tusscheu de woorden «werk man* en «gelegenheid* in te voegen »of een door dezen aan te wijzen lid der orga- nasitie, waarvan hij lid is*. Verschillende leden steunen dit voorstel. De heer Oosterveen: Mits wordt bij gevoegd plaatselijke. De heer Jorissen: Ik acht een toelich ting wel niet meer noodig na het gesprokene. De heer Oosterveen: Ik evenmin. De heer Van Duinen: Ik wensch even in 't midden te brengen, dat nog door niemand is-aangetoond het nut voordeGemeente.dat de werklieden-organisaties worden gehoord. De Bond zegt wel, dat zij zooveel goeds kunnen tot stand brengen, doch ik zie niet in, dat zij meer goed kunnen stichten. Verder zegt de Bond, dat de organisaties eenerzijds de spreekbuis der werklieden, anderzijds die voor het belang van het per soneel zijn maar waar blijft het belang der Gemeente De heer Jorissen: Wat is noodig Dat we flinke werklieden hebben. Hoe worden zij flink Als eenling Neen in onzen tijd in en door hun organisaties. De belangen van den werkman zijn ook die van de Gemeentedie belangen behoeven volstrekt niet met elkaar in strijd te zijn. Wij weaken vóór bet belang der Gemeente en bevorderen daardoor indirect dat van den werkman. JIet niet-erkennen der organisaties zou zijn hot spanneji van het paard achter den wagen. De heer Van Duinen: Er woreji rj)g{ir aldoor gesproken over het al dan niet erken nen der organisaties; maar deze zijn steeds erkend. De werklieden zijn er van overtuigd, dat al het mogelijke is gedayn toph dvyin- gen zij de erkenning vast te leggen. Alle organisatie wekt agitatieagitatie moet er zijn, anders blijft de organisatie stil staan. Dit juist is mijn bezwaar. De heer Veis Heyn: Noch B. en W. noch de Raad wensehen de organisaties te negeeren. Trouwens dit kan ook niethet is niet van onzen tijd. Doch waartoe dit vast te leggen in het reglement Ik kan me niet indenken, dat, als een werkman iets op 't hart heeft en hij zijn be zwaren wil inbrengen bij het hoofd van dienst, de Commissie van bijstand of B. en W., hij niet zou worden aangehoord. De heer Oost er vee 11: Ik vind er gpep bevaar in, dat in art. 11 de organisa ties worden erkend en dat <le hoofden van dienst worden verplicht, ze eveneens te erkennen. De heer Jorissen: Ik wilde aanvoeren hetgeen de heer Oosterveen zeide. W ethouder R ij k e n sDe werklie den zien er zeer veel in, dat hun organisa ties worden erkend en ik zie er geen be zwaar in, dat thans officieel wordt vastge legd hetgeen steeds geschied is. J)e heer Van Duinen vroeg welk voordeel er voor de Gemeente ligt in deze erkenning. Wel, de werkman krijgt daardoor een ge voel van grootere rechtszekerheid. Denk, dat een werkman wordt gestraft en zijn verweer hem niet helpthij krijgt dan het gevoel als mijn organisatie voor me had gepleit, zou het toch anders geloopen zijn. De erken ning der organisatie zal hem tevreden ma ken en tevredenheid is een belangrijke scha kel tusschen het belang der (jemeente en dat van den werkman. Ik wilde echter vragenwaarom heeft de heer Jorissen weggelaten het woord plaatse lijk De heer Jorissen: De organisaties be staan uit afdeelingen met een Hoofdbestuur en het kan gebeuren, dat eon lid van zoo'n Hoofdbestuur de meest aangewezene is om de eene of andere zaak te bespreken. Wethouder R ij k e n sDan ben ik zeer vóór het amendement-Oosterveen. Tot nu toe is er gelukkig een zeer goede verhouding tusschen de Gemeente en haar werklieden. Echter is hier onlangs iemand van buiten gekomen, die een rede heeft ge houden zóo schandelijk, dat ik zeer sceptisch ben gestemd tegenover dergelijke Hoofdbe sturen. Dat is een gevaar, want de menschen laten zich gemakkelijk opruien door iemand, die van buiten komt. 1 lotgocn te Rotterdam goed is, is hier wellicht niet goed. De heer Jorissen: Lk respecteer ten volle de plaatselijke organisaties, doch ook daarin kan worden opgeruid. De heer Kroes: Ik onderschrijf geheel hetgeen de heer Rijkens zegt. Velen hebben het verslag met leedwezen gelezen. Waar we de zekerheid hebben, dat door het sub- amendement-Oosterveen die pprsonen worden uitgeschakeld, neem ik dat sub-amendement gaarne over. De heer Jorissen; lk trek mijn amende ment in en neem evenzeer het sub-amende- ment-Oosterveen over. De Voorzitter: Als Voorzitter der commissie voor het werklieden-reglement wil ik het standpunt dier commissie uiteen zetten, nl. dat zij niet een macht wilde schuiven tusschen werklieden en Directeuren. We ver geten te veel, dat de plaatselijke organisaties zich tóch wel kunnen doen hooren door cle hoofden van dienst. Het voorstel-Jorissen wordt hierop aange nomen met 12 tegen 2 stemmen (tegen, de heeren Van Esveld en Van Duinen). Het gewijzigde art. 11 wordt vervolgens aangenomen z. h. st. Art. 13. De heer Jorissen: In hun Memorie van antwoord op de afdelingsverslagen deelen B. en W. mede, dat de meerderheid der gecombineerde vergadering van B. en W. en de commissie voor het werklieden-regle ment het wenschelijk acht, dat de in lid 2 vastgestelde verplichting om ook werkzaam heden in andere takken van dienst te ver richten niet zal gelder. in geval van werk staking in een tak van dienst. Ik kan me niet vereenigen met die wij king volkomen gewettigd is, als er geen andere uitweg isdoch dit geldt slechts in particuliere bedrijven. In Gemeentedienst echter acht ik een staking nooit gerecht vaardigd omdat deze betreft het belang van het algemeen. Ik meen, dat B. en W. het recht moeten hebben ik zeg nietden plicht - om te voorzien in den arbeid en ik meen dus, dat de oorspronkelijke redactie moet worden gehandhaafd. De heer (ierritsen: In tegenstelling met den heer Jorissen stel ik voor, in al. 1 te laten volgen: behalve bij werkstaking. Ik .zou B. en W. niet in de gelegenheid willen stellen, zóo iets te doen. Zooeven hebben we de organisaties er kendhierdoor is deze zwenking onmogelijk geworden en mag er geen sprake van zijn, bij werkstaking de menschen van den eenen tak van dienst werkzaam te stellen bij een anderen. Qe Ijeer Oosterveen: Ik ben het ge heel eens met den heer Jorissen \yat betreft diens uiteenzetting van het onrecht van werk staking bij Gemeente-bedrijven en acht zulk een staking een wandaad, Bovendien helpt deze bepaling niet. Rij staking in het gasbedrijf is ljet niet mogelijk, iemand van de waterleiding te werk te stel len het eenige zal zijn een uitbreiding der staking. Ik hen niet voor opneming der wijziging omdat ten eerste men gevaar loopt de werk staking in Gemeente-bedrijven te sanetio- neeren, ten tweede omdat opneming der zin- snede toch niets geeft, en ten derde omdat deze zinsnede niet thuis behoort in dit regle ment. Indien de Raad dit vastlegde in het regle- mént zouden B. en W. er zich tegen ver zetten omdat het zou zijn een soort blijk ,van wantrouwen in li. en W., iets alsof de Raad hun een vingerwijzing zou willen geven. We mogen toch veronderstellen, dat B. en W. in een plaats als Amersfoort, die toch niet zóo in een uithoek ligt als Garderen. hoor ik hier zeggen - wel zóo meeleven met hun tijd, dat zij, in een on verhoopt geval van werkstaking best hun gedragslijn zullen kennen en zij daarvoor geen vingerwijzing van den Raad behoeven. \Jijn grootste bezwaar is, dat, door inlas- sching, we het recht van staking erkennen. Het besef moet in tegendeel worden gewekt, dat er in Gemeente-bedrijven niet mag wor den gestaakt. Wethouder R ij k e 11 sIk heb reeds gezegd, dat we elkaar met vertrouwen die nen te gemoet te komen, terwijl we nu zou den kunnen dwingen tot onderkruipersdien sten, het verfoeilijkste dat een werkman kent, Of we al dan niet het recht van staking erkennen, doet er niet toe als de staking cr eenmaal is. Ieder lid van den Raad zal erkennen de dwaasheid om iemand van den eenen tak van dienst te rommmideeren voor een an deren tak van dienst. Als er staking zou komen bij de waterleiding, zouden we daar door óok met onze tonnetjes blijven zitten. Dit is een antwoord op de glosse van den heer Oosterveenmaar ik verlang 'geen machtiging voor een dwaasheid. De heer Jorissen: De heeren Gerritsen en Rijkens zullen toch niet ontkennen, dat B. en W. het reclu moeten hebben, te voor zien in den dienst. Men doet dikwijls wijs door van een ree* doch het geval kï ZGgthet moet J De heer V a n| >3 waarlijk iiiet vloek en een ZuJ het voorrecht gey vangen van den i zijn aangenomen I behalve art. 38 aJ voerig bosproü, I Werklieden jj'l reeds zóo zeer b, in particuliere be- reeds zij er VliiJ dat zij in Gemcenl Ik bon bevrcej gaan sanctioneerem Staking en uitslj moreele middelen! dien geen uitsluj staking. Ik herinner Frankrijk, welke 1 den Minister, die J was, zelf de stakii Ik stel dan oo, redactie te behoud— De heer Oosm We moeten de sy De heer K 0ui, zeggen. De V o o r 7. i tt(l heeft reeds gezcgrT en breed ever alk van overtuigd is, van dc waterleidil zou wezen. De heer Rijken lieden moeten v«L Maar hij zegt óok! niet toe, Ik acht djl lid van het Dagoliil De heer Cl er zegd. De Voo rzittojl is bovendien elkcaiT komen. Ik breng nu in| Jorissen (de Het wordt naiiiL stemmen (togen, ^1 sen, Tromp van Flnf baer en Van AcIittX Vervolgens wordtI genomen z. h, st. T De artt. 14 tot! z. d. of h. st. De heer Van I)uj de werktijden zij»TN| ren tak van dienst. Ik stel voor, ditj te nemen, T Aldus geschiedt 1 1 De heer Roningl in plaats van person familielid of faniilicleoj De heer Ruys: De heer KoningS het Dagclijksch HestirJ de bres te springen n dingen. Kr is in dcfj sproken over concubkj De Voorzitter! doch niet, dat er n De heer Jorissel toestanden zijn, ziillcol tenzij medelijden dit J De heer Veis 11 el zooeven het woord vij het woord «kunnen 1. geval op zich zelve 1» \V ethniiclcrs kj wijzen op een gevaar,! neming van het voora In de afdeelingen kl of in een gezin, waara loopcn en de mail. va oer. aantal jeugdige I vrouw in huis heeft j worden gezegd, dat d leeft. Wat moet cr gej paar maanden later i lieer Koning aan B, 0 qntneiqen om de wcerl De heer K 0 11 i n gl trek ik mijn voorstel ir Het art. wordt anngl De artt. 28—33 woii of h. st. De lieer J o r i ssen laten sub d. Terugs digden werkkring is g tot verbetering, doch I niet, maar verbittert. I behoudt de Gcmccnii steeds ontevreden is. Schorsing is reeds t maar ontslag. Men zal zeggen, alinea d niet is in het man; maar we liebbc Gemeente in het oog De hoeren V a 11 Achterbergh steuflf De heer Van Du aan bij het door den

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 2