Zaterdag 9
November 1912.
i No.
8183.
62e Jaargang.
B IJ B L A D.
RONA
DAT IS DE CACAO
Van Houten's RONA.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDA CTEUR
F. 3. rHIBESIBS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Advertentiën 1 6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieöle- en onteigenings-
advertentifin p"r regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. p
Bij advertentifin van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. 1 ostbus 9.
BUREAU:
KORTSGRACHT 9.
Telefoon 19.
Bij dit nummer behoort een
SLEUR.
Sleur! Vreeselijk woord.
Al hetgeen gebeurt uit sleur, doet onaan
genaam aan. En toch wat gebeurt er ont
zaglijk veel uit sleur.
In sleur zit iets arms, iets kleins, iels
onfrisch, iets onbezields.
Menschen, die op kantoor werken, beseffen
het best wat sleur is. Eiken dag het zelfde
moeten doen, eiken dag het zelfde, waarin
geen emotie te bekennen isdaar te zitten
pennen, den ganschen dag, met boeken voor
je, doode boeken, die niets tegen je zeggen
en je alléén wijzen op den strijd om liet
bestaan, op het moeten geld verdienen
om te kunnen blijven leven.
Geen natuur te zien, geen vogeltje te
hooren, alléén te hooren het tikken van de
schrijf-machine. Eiken dag zoo door, altijd
het zelfde, altijd het zelfde, altijd de zelfde
sleur.
Soms wordt het je te zwaar en zou je
willen wegvliegen, ver, heel ver weg, waar
geen boeken zijn en geen papierrommel,
maar waar leven is, leven en strijd.
Soms zou je in een luchtschip willen
klouteren en ver weg stormen waarheen
komt er niet op aan waar emotie is en
geen sleur, en dan zou je willen ondervin
den iets, dat je grotesk aandoet en waarvan
de indruk door je ziel wordt medegenomen.
Uit sleur doe je dingen, die je niet doen
moet en als je gevraagd wordt: Waarom
doe je dat nu eigenlijk dan komt het ant
woord: »och, dat gaat van zelf; uit sleur!
Wat heeft 't dan voor waarde?
Iemand, die temperament heeft, zal altijd
Legen de sleur te velde trekken die moet
afwisseling hebben en hoe dikwijls ziet men
dan ook, als men dan zoo met anderen
samen zit op kantoor, dat de een of ander,
tusschen zijn sleurwerk in, een bliksemflits
gelijk, een mop vertelt of zelfs iets uit zijn
werk in 't gekke gooit, alléén maar om een
afwisseling, een afleiding te hebben voor het
oogenblik,
Een aardigheid te vertellen, zoon geestig-
heidje, dat iedereen doet lachen -- en dan
is de sleur voor eventjes verdwenen, om
daarna weder in zijn volle zwaarte te voor
schijn te treden.
Uit sleur moet er schoongemaakt wor
den in de maanden April of Meiwaarom
worden de data niet veranderd Omdat het
eenmaal aangenomen is, sleur.
Vóór Paschen moet men schoon zijn
dat wil de sleur.
O gij vasthoudende huissloofjes, ik walg
van die sleur
Hoe dikwijls geeft men iemand een kus
uit sleur! »Un baiser est un petit point
rose sur l'i du verbe aimer
Als men dut maar wilde in eere houden I
En als ik opmerk al die sleur en als ik
ondervind die sleur en te midden zit daar
van, o, hemeldan bekruipt me de lust om
het uit te bulderen«Och, menschen, er uit
met die sleur, komt toch, weest frisch van
geest, leeft op, doet wat het oogenblik u
ingeeft en komt niet met bezwaren, omdat
ie leven moet volgens een lijstje, volgens
een programma, waarvan je niet mag afwijken,
omdat het de tijd niet is, of het oogenblik
nog niet gekomen is! Weg met de sleur!
Er moet nieuw leven komen, nieuw bloed.
Sleur is bloedarm, daar zit geen pit in't is
een mensch, waaruit de levenskrachten zijn
geSleur'werkt immoreel't neemt het beste
weg uit je ziel, en kleineert ze zóo tot je op
't laatst geen mensch meer bent, maar een
machine.
die wij zoo lekker vinden en waarvan Moeder
zegt dat ze zoo voordeelig in het gebruik is.
Gij moet bepaald dadelijk een bus gaan koopen.
De naam is
van H. M., maar ik kan niet anders zeg
gen dande Koningin is een voorbeeldig
regeeringspersoon.
»Dat er van zulk een persoonlijkheid een
groote invloed moet uitgaan, is duidelijk
dat die invloed ik zeg niet: ophoudt*
maar zich (zij het dan ook tijdelijk) effaceert
tegen een welgevestigde overtuiging van een
Ministerraad, is evenzeer duidelijk*.
Kinder-bentel lings 011 vacant ie kolonies.
BLIJMOEDIGHEID.
Er zijn van die zonnige, opgeruimde na
turen, die steeds vroolijk door het leven
gaan, de zaken niet al te zwaar opnemen
en aan ieder de gewaarwording geven van
een vroolijken lichtstraal. En volstrekt niet
altijd zijn dit de rijken, de gezonden.
Een pleegzuster zei mij eensHoeveel
zieken, arme menschen zijn er niet, die in een
bedompt kamertje, jaar in, jaar uit, in hun bed
liggen en toch vroolijk en opgewekt en een
zonnetje in anderer leven zijn En ook ver
telde zij mij eens van een patiëntje, dat een
ongeneeslijke heupziekte had, maar toch
zoo'n lief, geduldig, lief opgewekt schepseltje
was, dat men telkens onwillekeurig dacht,
als men haar weer ontmoet had, hoeveel
toch een gezond mensch van een zieke kan
leeren.
Is dat eigenlijk niet een beschamende ver
maning voor velen onzer, zooveel rijker be
deelden Ik weet welbij velen, wien de
blijmoedigheid niet van nature eigen is, zal
ze ook niet zonder innerlijken zelfstrijd
worden veroverdmaar voor het grootste
deel ligt het geheim daarin, dat zc de klei
nere, gewone genoegens weten te waardee-
ren en niet voortdurend haken naar het on
bereikbare dat we ons niet door allerlei
muizenissen uit ons humeur laten brengen,
waardoor we ons eigen leven en dat van
anderen gestadig vergallen.
Het blijmoedige gemoed laat zich niet
uit het veld slaan door een weinig tegen
spoed of verdriet of door dagelijks terug-
keerende kleine ergernissen. Zij, die kloek
hun taak op hun schouders nemen en zich
inspannen om te doen, wat hun hand vindt
om te doen, hebben ook geen tijd cm zich
te ergeren over allerlei kleinigheden.
De ware blijmoedige stemming zullen wij
alleen kennen, als we hebben geleerd, ver
genoegd te zijn met hetgeen wij hebben en
niet te treuren over hetgeen wij niet bezit
ten, als we leven in dankbare erkenning
van al het goede, dat ons geschonken is en
gelaten werd.
Ouzo Koningin als regeerdster.
Als bijlage tot zijn brochure »De Konink
lijke macht en de macht van den Koning*
gaf de heer C. J. J. Westerman een brief,
eenige jaren geleden door hem ontvangen
van een oud-Minister, waarin deze o.a. over
onze Koningin schreef:
»In haar jonge jaren is H. M. uitmuntend
op de hoogte gebracht van Haar rechten en
van de plichten op Ilaar rustende, en met
bijzondere intelligentie en toewijding begaafd,
is de Koningin volkomen op de hoogte van
de regeeringszaken.
»H. M. heeft zelve alles overdacht en
geeft zich bovendien aan Haar werk met een
ijver en een toewijding, die in de hoogste
mate bewondering verdienen.
»Ik zou daarvan treffende staaltjes kun
nen aanhalen en de ervaring van mijn
ambtgenooten tijdens mijr. Ministerschap
bracht hen tot de zelfde overtuiging en be
wondering als ik heb.
»De Koningin houdt zich van alles op de
hoogte en doet zich steeds door den be
trokken Minister volledig inlichten. Geen
ontwerp-besluit, geen ontwerp van wet of
Zij heeft zich geheel op de hoogte gesteld
van bedoeling, strekking en inhoud.
Met de Ministers confereerend, bespreekt
H. M. op de meest eenvoudige en ongedwon
gen wijze de zaken. Kan Zij zich niet met
een ontwerp vereenigen, dan geeft H. M.
duidelijk en meesterlijk zelve (er is nooit
sprake van een tusschen-voorlichter) aan, hoe
haar gevoelen ter zake is, en er ontstaat dan
een »bespreking*, die voortdurend de aan
dacht en de belangstelling van II. M. heeft
en waarbij, zonder eenigen dwang Harerzijds,
het vóór en het tegen van een maatregel
wordt besproken. Komt de Minister hierbij
in de warmte van zijn overtuiging wellicht
eens tot een minder hofachtige uiting, H. M.
stoort zich daar niet aan en uit alles is mij
gebleken, dat Zij vóór alles waarheid wil,
6ok al zou die minder lieflijk klinken.
>De besprekingen hebben mij wel eens in
tegenstand gebracht met de denkbeelden
I Iet Centraal-genootschap voor kinder-her-
stellings- en vacantie-kolonies gaat nieuwe
banen betreden. Volgens besluit der Alge-
meene ledenvergadering begint het met
kracht ter hand te nemen de verpleging
van kinderen, lijdende aan zwaardere aan
doeningen, (anEcmie, rachitis, zwaarder ner-
vosisme, gesloten tuberculose, enz.)
Deze kinderen, die een langdurige verple
ging in een herstellingsoord behoeven, kun
nen in de gewone koloniehnizen geen plaats
vinden.
Door de snelle ontwikkeling van het ge
nootschap is de herstellingsoord-verpleging
tot heden op den achtergrond gebleven.
Het Bestuur is zoo gelukkig geweest, te
Nunspeet een heuvelachtig boschterrein, groot
15 Hectare, te kunnen aankoopen en het wil
trachten, spoedig de middelen te vinden,
benoodigd voor den bouw van het eerste
herstellingsoord, met lighutten, schoollokaal,
enz.
Verder heeft het Bestuur, om aan de reeds
lang gebleken behoefte aan een nieuw
bosch-koloniehuis te voldoen, voor een aantal
jaren gehuurd het bekende voormalige hotel
iQuisisana* te De Steeg, verrukkelijk gele
gen nabij de Onzalige bosschen.
Dit tehuis biedt plaats voor ongeveer 70
kinderen. Voor de verbouwing en de meubi
leering is noodig pl.m. 8000 gulden.
Ook dit bedrag moet door giften en bij
dragen gevonden worden.
Do nieuwe legor-orgauisatie.
Luitenant-kolonel jhr. G. A. A. Alting
von Geusau, van den Generalen staf, heeft
Dinsdagavond over bovenstaand onderwerp
gesproken in de afdeeling Rotterdam der
Officiers-vereeniging (officieren der mariniers
en verlofs-officieren).
Aan de verslagen van »Hdbld.* en
»N. Rott. Crt.« zij over dit onderwerp, dat
I ook anderen belang mag inboezemen, het
volgende ontleend.
Spreker herinnerde, dat de nieuwe leger-
organisatie bij suppletoire bcgrooting in het
begin van dit jaar is voorgedragen, met
de bedoeling, haar begin September in wer
king te doen treden. Intusschen is die aau-
vullingsbegrooting onafgedaan gebleven en
wordt de nieuwe organisatie thans voorge
steld bij de gewone Staatsbegrooting voor
1913, ter behandeling in December van dit
jaar. Dezer dagen verluidde in de pers, dat
zij ook daarvan weer zou worden afgenomen.
Spr. kon daaromtrent alleen zeggen, dat niet
alles wat in de courant staat waar is. Er is
dus voldoende reden aanwezig om de nieuwe
organisatie te bespreken.
Spr. wees in de eerste plaats op het ver
schil tusschen oorlogs- en vredes-organisatie,
welke laatste geheel ondergeschikt is aan de
eerstemaar een goede organisatie moet
dienen om den overgang van de laatste tot
de eerste zonder schokken en in den kortst
mogelijken tijd te doen slagen, hetgeen
vooral voor een klein land als het onze van
overwegende beteekenis is.
Spr. ging nu de tegenwoordige organisatie
van onze weermacht na. In hoofdtrekken is
deze macht te verdeelen in veldleger, vesting
troepen en landweer. Het veldleger bestaat
uit 4 divisies infanterie, met cavalerie en
artillerie. Elke divisie telt twaalf regimenten,
die in vredestijd uit 4, in oorlogstijd uit 6
bataljons bestaan. Daaruit volgt dus, dat bij