Dinsdag 19 November 1912. No. 8187. 62e Jaargang. AMERSFOORTSGEE Uitgave van do Naanilooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR F. J. FRED XRIK S. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag, Abonnement per 3 maanden f i. franco per postƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. p Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. rostbus 9. BUREAU: XORTSGRACHT 9. Telefoon 19. Onze tijd en wij. Voor een groot en zeer aandachtig gehoor sprak Vrijdagavond ds. S. K. Bakker, Ned. Hervormd predikant te Zwolle, in de plaat selijke afdeeling van den Ned. Protestanten Bond over »Onze tijd en wij«. Spr. begon met te herinneren hoe tal van schrijvers, als zij de verschrikkingen der hel en de geneugten des hemels schilderen, de eerste in de meest schrille kleuren weten te malen, alsof zij die hebben doorleefd, doch bij de beschrijving des laatsten hun béél den veel moeizamer moeten zoeken, alsof ze voor de hel in het leven meer materie, stof te over vinden om uit te beelden het terrein van den Vorst der duisternis, en niets om te kunnen schetsen de zaligheden van Gods paradijs. Een gedichtje van Geibel vertelt hoe Dante, wandelend in zijn vaderstad, een ge sprek afluisterde van twee jonge meisjes, die zijn somber uiterlijk toeschreven aan hetgeen hij zich herinnerde van de Inferno, en tot hen zeide, Um das I.acheln zu verlernen Braucht's uicht da hinab zu steigen, All die Qualen hab' ich auf Krden, Hab' ich in Florenz gefunden. Ook in onze dagen vinden we telkens weer zulk een hel. Die hel is niet de »schrikbre plaats in 's aardrijks ingewand», gelijk Van Eeden zingt, doch overal waar het waarachtig goede en ware wordt miskend en we waarnemen een inderdaad angstwekkende losworditigen levensverwording, Spreker is geen lofredenaar op hetgeen vroeger dagen ons te aanschouwen gaven en zweert niet bij traditie, doch in de tra ditie is toch gekrystaliseerd hetgeen aan le venswijsheid werd verworven. Hoe kan de kleine en kortzichtige mensch zijn leven vinden in deze wonderlijk ver warde wereld. Bij de volle erkenning van het goede, dat onze tijd geeft te zien, mogen we de oogen niet sluiten voor de onmisken bare teekenen van verwording en loswording. Allard Pierson heeft gezegd, dat onze tijd wordt gekenmerkt door hartstocht voor de werkelijkheid. Onze tijd stelt zich niet meer tevreden met speculaties over de wereld, met bewonderen van schoonen schijn, doch begeert te aanschouwen de kern der dingen (hemel-photographie om dc sterrebeelden, microscoop om de voor het ongewapend oog onzichtbare wezentjes te kennen), Doch daarneven staat iets, dat nog dieper wortelen sloeg een bange vrees voor de werkelijk heid, voor hetgeen als een levend ding staat tegenover den mensch. Wanneer iemand wijst op jammer en ont bering, op een stuk werkelijkheid, wenden we zoo gaarne onze ooren af opdat onze zoetelijke rust niet worde verstoord en mom pelen we van overdrijving en zwartgallig heid. We kijken om het- leven heen, fladde ren er om heen. Desgelijks doen we ten opzichte van de kunst Wat trekt meer, een sterk gepeperde operette, of een geweldige schepping van een Wagner Wordt door de kunst veler dorheid en geesteloosheid niet te sterk be licht 1 En is 't niet waar, dat- velen 111 onze da gen vrcezen de werkelijkheid zelfs van het ^'"di^ welberedeneerde lafheid is de hel. De hel is óok in de vrees voor de wer kelijkheid van den arbeid. Het jongste kind van Potgicter's Jan en Jannetje heeft een broertje gekregen, Jan Gokker, die vooral in ons land zich sterk heeft vermenigvuldigd, il weet ook ieder, dat bij de jongste Amc rikaanschc krach 400 millioen uit ons klein hnd is gegaan naar de nulliardairs. Is dan gokken niet een lafte poging om zonder arbeid rijk te worden? Is het niet een hel, Sen alle energie en werklust wordt ge broken door specu.atie De halfslachtigheid en de flauwhartigheid ctcui&l&Lc/ CCVCOsC van onzen tijd, zijn ze niet een hel Reeds Ibsen geeselde in zijn „Brandt" het pogen om God alleen op Zondag en den Mammon de oyerige zes dagen te die nen. En dit van alles een beetje* durft men nog noemen breedheid van opvatting. I11 zijn wezen is 't halfheid, de hel. Sommigen halen over deze dingen de schouders op en geven toe, dat er geeste lijke duisternis heerscht en zeggen, dat in onzen tijd het geestelijk leven zich niet kan ontplooien. Is dit niet een hel Is niet de hel in de achterbuurten met zijn lijders aan tuberculose en rachitis en zijn óenkamer-woningen Het maatschappelijk leven, het fundament van het geestelijk leven, is geschokt; in onzen tijd is het oude niet meer hecht, het jonge nog niet sterk genoeg. De ontwrichte wereld moet wel onevenwichtige menschen baren. Als in de komende nieuwe wereld de bodem niet meer wankelt onder hun voeten, zullen de menschen zichzelven weervinden de hel zal verdwijnen en de hemel zal worden op gebouwd. Doch dit is niet volkomen waar. Er is een innige aanraking tusschen het maatschappelijke en het geestelijke leven en den maatschappelijken en den geestelijken groei. Waarom bijvoorbeeld beleven wij in onzen tijd het vrouwenvraagstuk Is dit omdat de vrouwen wijzer of, als ge wilt, dwazer althans anders, zijn geworden Neen, de wereld, het maatschappelijk samenstel is anders geworden de machines, en dus een andere voortbrengingswijze, hebben tot dc vrouw gezegd: het in het zweet itws aanschijns zult gij uw brood eten, is ook voor gesproken. Daardoor werd de vrouw econo misch zelfstandig en daarom vraagt zij thans ook maatschappelijke en geestelijke zelfstan digheid. Als de maatschappelijke nooden niet meer kwellen, de honger niet meer pijnt, de be- staansoazekerheid ophoudt, zal ook het gees telijk leven anders zijn. En hoe het geestelijk lever, tot zekere hoogte voert tot oen zelf standig bestaan, leert ons het kleine Weimar, het stadje van 7000 inwoners, waar dicht bij elkaar de beelden staan van Iv^der en Schiller en Goethe. Nietzsche, de geestelijke geweldenaar, de man wien »la haine de l'amour» deed spreken van »Umwertung aller Wertetn van Leber mensch», heeft veel gedaan voor het Christendom en in zijn leven liggen tal van leerrijke dingen. Zijn papegaaien hebben zijn woorden nagebouwd en als valsche munters zijn goud bedorven door het koper, hunner kleinzieligheid, vooral toen zij zeiden »de mensch moet zichzelven uitleven», zich laten drijven op den stroom der begeerten. Hij wilde doornhagen om zijn hut tegen het veezij lieten hun lusten de beest spe len. Door hun geestelijke ontwrichting, gepaard met lafheid, met vrees voor de werkelijkheid der dingen, met fatalisme en onverantwoor delijkheids-theorie, verflauwde hun zelfgevoel, hun trots, hun verantwoordelijkheidsgevoel en kwamen ze er toe te zeggen een mensch is het product der omstandigheden. Vooral voor geestelijk bezit is zoo volko men waar het Was du von deinen Vatern hast Erwirb es um es zu besitzen. Velen gelooven, velen achten iets goed, omdat vader en moeder gelooven of iets goed achten. Doch deze menschen zjjn inner lijk arm en vooshun levensbeschouwing is niet als een vuur, dat bij tijden uit hun oogen straalt, doch als een kaarsje dat zij rond dragen op een mooien kandelaar. Alle kracht ontbreekt hun om het leven te aanvaarden in al zijn ernst. Het zijn brave burgers, die uit vrees niet speculeeren, maar toch graag een papiertje koopen waar wat in zit de menschen van de kleurlooze middenstof in politiek en religie; de tobbersdiein 1901 Kuyper aan het roer brachten, omdat Bor- gesius zulke dure wetten maakte, in 1905 Kuyper lieten vallen omdat hij al te dolee- rend was, in 1909 de Chritelijke regeering lieten aanblijven, en in 1913 haar vermoede lijk naar huis zenden wegens haar Staats socialisme het zijn de slappelingen, die in hun halfheid blijven wonen in de hel. Na een korte pauze herinnerde spr. dat hij aanduidde de theorie welke in den mensch niets anders ziet dan een mechanisme, dat alle spontaniteit mist en willoos wordt voort gedreven populair uitgedrukteen pro duct der omstandigheden. Ons geestelijk leven wordt voor een groot deel bepaald door den tijd waarin wij leven. Wij staan niet los van onze tijgenooten, doch zijn daaraan verbonden door duizend ban den. Het oordeel van den kring waarin we verkeeren, wordt ons oordeel; de paden waarin de wereld wandelt, zijn onze paden; e zijn kinderen van onzen tijd. Als nu die tijd dor is, worden we óok dor, even goed als we in een frivole omge ving ïrivool worden. Doch de mensch is meer dan een deel, meer dan een raadje van de groote machine, omdat hij heeft een eigen leven met een eigen geest. Wij ondergaan het leven als de boomen lentezucht of najaarsstorm, n.aar te gelijk hebben wij het aan te vatten als de kunste naar een blok marmer dat hij moeizaam om zet in een schoon beeld. Dat is onze twee-een heid, passiviteit en activiteit, en daarom kunnen we uitleven boven onzen tijd en een eigen leven vormen, dat in tegenstelling is met dat van onze omgeving. En hoe zullen we nu ons leven redden van den ondergang die ons omringt Daartoe is slechts éen weg: we moeten is trachten te vormen tot Karakters, want alleen dan staan we vrij in de wereld en zijn toch niet als de wereld rond ons. We moeten karakters worden, onze die pere menschelijkheid bewaren, den chaos vormen tot een kosmos met vrfste, strenge orde, vol schoonheid. We hebben persoonlijken aanleg, eigen temperament, neigingen, lusten, begaafdheid en toch brengén weinigen slechts het boven het chaotische. Wij moeten onszelven leeren kennen, ons- zelven leeren beheerschen weer die twee eenheid doch, als in een orkest, moet er dan zijn een leidende wil, opdat geen caco- phonie doch een harmonisch geheel ontsta. Aan verstandsontwikkeling is enorm veel gedaan een schrikkelijk teeken, dat het geestelijk leven tal van wonden heeft, is wel het reusachtig aantal gestichten voor geestelijk onevenwichtigen doch aan wilsontwikkeling is vooral in de laatste halve eeuw veel te weinig gedaan en daardoor is het innerlijk leven gansch in de war ge raakt. Een kindei wil in een mannelichaam vormt een onevenwichtig individu, een slaaf van zijn lusten en begeerten. We moeten ons dwingen, nauwkeurig te zijn, zóo, dat de gewoonte een tweede na tuur wordt. We moeten doornhagen planten om onze hut opdat het wilde beest niet binnendringe. We moeten daartoe ons methodisch oefe nen in het ons ontzeggen van een of ander genot en hebben daarbij op te passen geen karikatuur-ascese toe te passen, doch te be oefenen gymnastiek der ziel, welke leidt tot zelfbeheersching. Wie bijvoorbeeld groote neiging voelt tot rooken, ontzegge zich op een willekeurigen dag sigaar of pijp en toone de baas en niet de slaaf te zijn van dat overigens onschuldig genot. Slechts wie »neen» kan zeggen, óok tegen een onschuldige begeerte, is waarlijk vrij en sterk, want in kleine dingen struikelt men 't meestom de groote stapt men als braaf en o! zoo fatsoenlijk mensch wel voorzichtig heen. Door eigen kracht en eigen wil moeten we ons herscheppen tot iets hoogs, iets eigens, iets goeds, zoodat ons leven wordt ons eigen leven, zoodat we zingen ons eigen lied, droomen onzen eigen droom. Breken met het oude beteekent in 9 van de 10, ja 99 van de 100 gevallen teruggang daarom we de traditie maar niet zoo aan stonds overboord zetten, doch haar verwer ken en vervormen. Alleen de zeer hoog staande kan breken met het oude. Ieder normaal aangelegde vorme zich tot een zelfstandig karakter, vrij van halfslach tigheid en vooze dorheid en werke zóo mee tot den bouw van den tempel, die zeker eens zal verrijzen. Nogmaals de Klein'ache ziekte. Het jongste nummer vau het officieel maandblad der V. P. N. doet daghelder uit-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1