Zaterdag 11
Januari 1913.
No. 8209.
62e Jaargang.
BIJBLAD.
fV
et€u
Stadsnieuws.
AMEESFQQRTSCQE GOURAIT.
Uitgave van de Naainlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. FHEDSHIK9,
AMERSFOORT.
Verachijnt Dinsdag-, Donderdag- en ZaterdagavondAbonnement per 3 maanden fi.
franco per postƒ1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieöle- en onteigening»-
advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels /1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers io cent.
Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KOHTSGRACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Bij dit nummer behoort een
Uithuizigheid.
Moeder, ik w<Ju u zoo graag iets vragen».
»En ik wou, dat je eens ophieldt met dat
onophoudelijk gevraagje maakt mij maar
moe*.
«Nog éen keertje, moeder».
»Nu, toe dan».
»Ik wou zoo graag weten, of u van avond
thuis blijft. U gaat toch niet uit, wel
»Och kind, waarom vraag je dat?c
«Omdat ik vandaag jarig ben».
»Och kom, dat is geen reden. Je gaat om
acht uur naar bed en eerder ga ik toch niet
uit*.
»Ja, maar vader heeft gezegd, dat ik tot
tien uur mag opblijven».
«Nu, dat vind ik óok best. Maar wees
dan nu tevreden en laat mij met rust. 't
Was gisteravond zoo vol en zoo warm in
de zaal, dat ik er hoofdpijn van kreeg, en
als ik mij nu niet heel kalm houd, is 't tegen
van avond nog niet over*.
«Maar ik wou toch zoo graag nog even
wat zeggen. Annaatje was de vorige week
jarig en die mocht óok tot tien uur op
blijven. Maar dan is het daar zoo prachtig.
Haar moeder is op zoo'n dag nooit uit en
haar vader ook bijna nooit, en dan doen ze
samen allerlei spelletjes en ze drinken cho
cola. Wat is het dan heerlijk, jarig te zijn*.
»Nu, als dat zoo mooi is, om chocola te
drinken, dan mag Betje je van avond, als je
bij haar in de keuken zit, een kop geven,
en misschien wil ze ook wel een spelletje
met je domineeren*.
«Och, moeder, zoo dikwijls ik bij Betje
ben, zit die 's avonds te slapen. Dan ver
lang ik maar, dat ik naar bed kan gaan.
Gaat vader óok van avond uit?*
»Ja zeker, die heeft weer vergadering».
»Nu, dan behoef ik niet tot tien uur op te
blijven, en dan wil ik ook liever niet jarig
worden*.
»Je bent een ondankbaar kind, dat nooit
tevreden is. Maar laat mij met rustje
bent nu negen jaar en oud .en wijs genoeg
om te zien, dat al dat gevraag een mensch
hindert. Mijn hoofd is moe*.
Hoe vindt gij deze moeder? vraagt het
«Maandblad voor weezenverpleging».
Lieve lezeressen, vervolgt het, mochten
alle moeders toch inzien, dat ze door veel
uithuizigheid de harten van hun kinderen
doen verkleumen en hun onherstelbare schade
berokkenen.
Geduld.
In den gezelligen omgang tegenover an
deren kunnen geduld en toegevendheid niet
ontbeerd worden. Wij stellen er prijs op,
dat men ons met geduld en toegevendheid
behandeltmaar dan hebben anderen ook
het volste recht, deze eigenschappen van ons
te verwachten.
Toch zullen wij allen in den gezelligen
omgang weieens menschen aangetroffen
hebben, die de plichten der welvoeglijkheid
en bescheidenheid niet in acht namen en
ons opzettelijk- of uit onbedachtzaamheid
beleedigden, ons verdriet aandeden en be
nadeelden of andere zwakheden en hoeda
nigheden hadden, zoodat zij een onaange-
namen indruk op ons maakten. Zeker heb
ben wij allen wel eens dergelijke menschen
aangetroffen en toch moesten wij hen dul
den en desnoods met hen converseeren.
Wij moeten daarom het gedrag van alle
menschen met wie wij in aanraking komen,
niet aan een strenge critiek onderwerpen
en niet dadelijk een vonnis over hun han
delwijze uitspreken. De groote Wijsgeer
heeft eenmaal gezegd «oordeelt niet, opdat
gij niet geoordeeld wordet* en dit mogen
wij in de verschillende omstandigheden des
levens te allen tijde wel in gedachte hou
den, Door over allen met wie we in aan
raking komen dadelijk een oordeel te vel
len, maken wij, dat zij op de zelfde wijze
ten opzichte van ons te werk gaan. En toch
gebeurt het zoo dikwijls, dat sommigen in
een gezelschap met hun op- en aanmerkin
gen dadelijk gereed zijnzeer grievend
voor hem die het betreft, want het wordt
spoediger opgemerkt dan men oogenschijn-
lijk wel denkt.
We moeten daarom altijd trachten te zor
gen, zooveel mogelijk onze gevoelens te
matigen en dikwijls «bonne mine a mauvais
jeu* maken.
In elk verzuim, dat wij van anderen on
dervinden, moeten we maar niet direct een
vernedering zien, in elke niet zeer kiesche
scherts geen bespotting en verachting, in
elke onvoorzichtige uitdrukking geen op
zettelijke beleediging. Wanneer wij ons op
geruimd en genoeglijk wenschen te bewegen
in de gezellige kringen, dan past het ons
niet, elk woord, elke daad op een goud
schaaltje te leggen. Bij heftige en opbrui-
schende gemoederen moet men scherpe te
genspraak sparen en geen voldoening eischen
voor elk ondoordacht en onbezonnen gezegde.
Wanneer men zich gewent, menig onaan-
naam woord ongemerkt of met stilzwijgen
te laten voorbijgaan, zal men zich vele on
aangenaamheden besparen. Wanneer men
zwakheden en gebreken van anderen niet
zoo nauwkeurig opneemt, zal men dit van
ons ook evenmin doen. Wij hebben zelf onze
gebreken en zwakheden en hebben dus ook
gaarne, dat deze door anderen met toegevend
heid worden waargenomen.
Heeft men het eenmaal zóo ver gebracht,
tegenover anderen toegevendheid en geduld
te oefenen, dan moet men zich wachten,
eenige verdrietelijkheid te toonen, maar men
zij vriendelijk en voorkomend in al zijn doen
en laten.
Die zich zeiven overwint, is sterker dan
hij, die een stad inneemt, zeide een der wij
zen uit de oudheid en die gulden spreuk is
nog heden ten dage van toepassing en mocht
wel wat meer algemeen behartigd worden.
Even als men van het goede te veel kan
krijgen, hebben echter ook de toegevend
heid en het geduld hun grenzen, liet zoute
veel van ons geduld gevorderd zijn indien
onze goede naam werd aangerand of wij be-
leedigd werden en wij dit maar over onzen
kant zouden laten gaan. Wanneer onze eer
of waardigheid beleedigd wordt, mogen wij
hier met alle kracht tegen opkomen toch
moet men zorg dragen, dat men zijn gevoe
ligheid niet te kennen geeft door geweldda
dig uitvaren.
In welke omstandigheden des levens men
ook verkeert, de welvoeglijkheid en beleefd
heid mogen nimmer uit het oog verloren
worden.
H.
Kerstvcrliclitins.
Ook hier hebben we zegezien, in de Kerst
week, de roode papiertjes om de winkel-
ballons. (reen enkele wist, dat zoo'n zooge
naamde «versiering* een Kerstklok moest
verbeelden. Er waren er, die al hu étalage-
lichten hadden verduisterd met
omgekeerde klokken.
Een Duitsch meisje, nog maar kort in de
lage landen aan de zee, had op een met
zorg gekozen plaats éen Kerstklok om een
ballon gehangen, Die deed heel mooi en
ieder die het zag, begreep de bedoeling, keek
er even naar en wenschte de maakster
fp'klicke Weihnachten.
Thans steekt ook «De banketbakker* den
draak met die zoogenaamde versiering, Het
blad schrijft
Ik houd van rood, van een blos op de
wangen, van een vrouw met een roode ja
pon aan, van tomatensaus, van rooden wijn,
van koraalmaar wat ik afschuwelijk vind,
dat is het rood in onze Kerst-étalages, des
avonds.
Kerstfeest, feest van het Licht, waarvan
de menschen gemaakt hebben een feest van
lichtjes.
Verheven symboliek, hooge poëzie kunnen
ze zijn, die lichtjesmaar óok dor proza
het hangt er maar van af waar ze branden.
Lieflijk schijnsel kunnen ze zijn, vroolijk
geflonkermaar ook banale flikkering en
opdringerig geflakker, zooals bijvoorbeeld
bij een Kerstboom in een winkel-étalage.
Vroeger konden de winkeliers met wat
meer lichtjes hun uitstallingen op Kerstfeest
een feestelijk aanzien geven, maar tegen
woordig
Het heele jaar door is er een uitbundig
heid van licht in onze winkelswij smijten
alle avonden met licht als een rijke oom, die
voor St. Nicolaas speelt, met peperneutjes,
gooien hot tot in de verste hoeken. In den
Kersttijd het lichter maken, dat gaat niet.
Wat is er nu gebeurd? De eene of andere
winkelier, lichtelijk van I.otje getikt, heeft
gedachtmeer licht, meer lichtjes, dat kan
nietdan ander licht. Toen hing ie rooie
vloeipapiertjes om zijn lampen en toen de
den velen hem dat moois na.
Zoo'n koortskleur doet in de meeste win
kels erg leelijk op de artikelen en in de
verte lijkt het raam een roode vaan
in den mist.
Maar het gruwelijkste tegen den goeden
smaak zondigen de banketbakkers, als ze
hun winkels in de rossigheid zetten. Onze
producten, de beste er van, hun prachtkleedij
in alle tinten, van geel tot bruin, kunnen
dat ordinaire, roode kleurtje niet verdragen.
Onze korstgebakjes zien er uit als straat
meiden roomhorens lijken kwartjesvinders
op hun Zondags; letterbanket, kransen,
koekjes, het ziet er uit of het in Veenhui-
zen of in een toevluchtsoord voor dakloozcn
het levenslicht heeft aanschouwd.
Mooie Kerst-étalages heb ik gezien, keu
rig en fijn, maaroverdagdes avonds
waren ze schreeuwerig, leelijk. lorrig
rood.
Ik herhaal, ik houd van roodmaar ik
ben blij, dat het Kerstfeest over is en ik
me 's avonds niet meer hoef te ergeren om
dat vele winkels op «onveilig* staan.
Gedeputeerde Staten van Utrecht hebben
de Gemeente-begrooting voor 1913 goedge
keurd.
Aan den Raad der Gemeente Amersfoort
is het volgende adres verzonden
geven eerbiedig te kennen
de ondergeteekenden, vormende het na
te noemen comité,
dat, op uitnoodiging van den Christelij-
ken Besturen Bond te Amersfoort, op 13
December j.l. een vergadering is gehouden,
welke werd bijgewoond door Bestuursleden
en afgevaardigden van de vereenigingen
Handel cn Nijverheid, De Hanze, de Kamer
van Arbeid voor de bouwbedrijven, de Al-
gemeene patroons-vereeniging in de bouw
vakken, dc plaatselijke afdeelingen van
Patrimonium en den R. K. Volksbond,
met hun vak-vereenigingen, de Chr. bouw
vak-arbeidersbond, de Chr. kantoor- en han-
delsbedienden-vcreeniging, de Protestantsch
Christelijke- en de R. K. vereeniging van
spoor- en tramweg-personeel, te samen tel
lende ruim 800 leden,
dat in die vergadering weder ter sprake
werd gebracht de wenschelijkheid om ook in
deze Gemeente een Arbeidsbeurs op te
richten en daartoe uit bovengenoemde veree-
nigingen een comité te vormen,
dat de aanwezige leden van de Kamer
van Arbeid voor de bouwbedrijven geen
zitting konden nemen in het comité omdat
die Kamer een adviseere.id lichaam is,
dat werd aangevoerd, dat. behalve de
gewone seizoen-werkloosheid, welke meer
bijzonder voorkomt in de bouwvakken, ook
in andere bedrijven of vakken velen geen
arbeid kunnen vinden, terwijl werkgevers
wellicht op het zelfde oogenblik zoeken
naar arbeidskrachten van beiderlei kunne
en voor allerlei werk,
dat bij de abnormaal groote werkloosheid
in 1907 de burgerij met groote mildheid
heeft gegeven, doch ondanks de beste
bedoelingen van de toenmalige commissie,
volgens haar eigen verklaring de onder
steuningen niet steeds zijn uitgekeerd aan
het juiste adres,
dat dc eerbare werknemer en werk
neemster, in stede van een gift aan te ne
men op welke kiesche wijze die ook
wordt toegelegd oneindig liever zichzel-
ven helpt, het in de goede dagen overge
legde uitgeeft, alras genoodzaakt is om soms
onmisbare zaken te beleenen en ten slotte
op crediet te koopen, ten gevolge waarvan
voor henzelven zoowel als voor do winke
liers, die hierdoor immers op hun beurt
niet op tijd kunnen voldoen aan hun ver
plichtingen, dikwijls groote moeilijkheden
ontstaan,
dat dc instelling eener Arbeidsbeurs óok
zal ten goede komen aan het bij Raadsbe
sluit van 29 September 1908 ingestelde Fonds
ter bevordering van de verzekering tegen
geldelijke gevolgen van onvrijwillige werk
loosheid, daar beheerderen van dit Fonds,
desgewenscht, van de Arbeidsbeurs betrouw
bare gegevens kunnen verkrijgen omtrent
hen die voor uitkeering zich aanmelden,
dat ook het moreel der werkneemsters
en werknemers zal worden verhoogd door
de instelling eener Arbeidsbeurs, daar deze
al spoedig dc luien cn slecht-oppassenden
zal dwingen, zich beter te gedragen, willen
zij gcrcgelden en goed betaalden arbeid
bekomen,
dat een goed beheerde Arbeidsbeurs hoogst
belangrijke gegevens kan verschaffen niet
alleen van statistischen aard maar ook aan
kerkelijke en wereldlijke armverzorgers cn
hierdoor ten goede werkt voor diaconieën
en instellingen van weldadigheid,
dat het comité ook hierdoor de stellige
overtuiging heeft, dat het hier niet alleen
geldt een belang van werkgevers en werk
nemers op allerlei gebied, doch een belang
voor de geheele gemeenschap,
dat de vereenigingen, welke in het comitr
zijn vertegenwoordigd, geldelijk niet bij
machte zijn, een goed ingerichte, vertrouwen
wekkende Arbeidsbeurs te stichten.
dat aan haar hoofd behoort te staan
een behoorlijk bezoldigd en daardoor vol
komen onafhankelijk, beschaafd man, wiens
adviezen daardoor onpartijdig zijn,
dat de vergadering ook uit dien hoofde
met algetneene stemmen uitsprak, en in