GEOPEND
FONGER8 RlJWIEliEWMAOAMJ]*
ZATERDAG 18 JANUARI.
BLOOKER'S
CACAO
a
a
m
Ph
Meursing machinale fabrieken van gebak, Amersfoort.
Methorst Van Lutterveld.
DAALDERS
<1
si
Van der Zoo de Jong Van Ophoven.
Feuilleton.
Gedetacheerd.
INTERCOMMUNALE TELEFOON No. 58.
13EIST HEIJER.
LANGESTRAAT 94. HOEK GROENMARKT.
Kassiers en Commissionairs in Effeeten.
(Comianditaire Yennootea H. OYENS ZONEN te Amsterdam).
MlIURHriZEN 15 (naast de Neder). Ilank). TELEFOON 40.
Verleenen van credieten onder persoonlijken of zake.
lijken waarborg.
Incasso's. Vreemd geld. 4
1mi%
Na elke proef met een ander
merk, zult ge de kwaliteit van
nog meer waardeeren dan ge
reeds deedt.
CO
CD
CU
co
co
CU
H
H
CO
H
O
<J
32
9
9
50
Öt
9
*9
•-
8g
fl
9
cd
1
co
S3
«5
1-3
O
p s
O 0
èüs o O?
rr W -
8 'o S
02 T -3 Q W
23 2o w
J>§§
O O O
U: Cfi
H 2 M C Hl fl,
02 J5 W
O W Q p; S
O O W w 9
fci O Q
W H 85 E- U I
5 w 2 K r
N N3 Q X s- 1
h' ed w' is e
0
t=j)
CU
WestsiDgel 37. AMERSFOORT. - Telefoon 93.
Nemen gelden a deposito tegen onderpand van Effecten, in l»ewaring te geven
bjj de Twentsche Trust-maatschappij te Amsterdam.
De afdeeling „Broodfabriek" levert prima brood, beschuit en koek tegen zeer billijke prijzen, en geeft bovendien 10 pCt. dividend. Bedragen tot ongeveer f50 per gezin
werden als dividend uitgekeerd.
48.)
Nog slechts een paar minuten geleden had
een kameraad Martens trachten duidelijk te
maken hetgeen er was "gebeurd. Hij schaamde
er zich over, schaamde zich over zijn dronken
schap, maar schaamde zich 6ok om ongelijk te
erkennen. Hij vreesde, dat men hem bang zon
noemen als hij alleB terug nam wat hij er den
vorigen avond had uit gegooid.
Terwijl hij naar 't regiments-burean ging,
bad hij een uitweg bedacht. Ann den eenen
kant wilde hij er zijn oprecht leedwezen over
uitspreken, dat hij door zijn dronkenschap zich
had laten verleiden, beleedigende woorden te
spreken; maar aan den anderen kant wilde hij
er op blijven aandringen, dat Kramer hem zou
zeggen aan wien hij zijn woord had gegeven.
Dat wilde hij tegen den kolonel zeggen.
Maar voorloopig kwam hy niet aan 't woord.
De kolonel ging hem van 't eerste oogenblik
aan zóo te lijf, dat Martens niet wist, waar
zich te bergen. Hij werd er nóg draaieriger van
het onbeweeglijk blijven staan, was hem elke
seconde meer een heviger martelingde alcohol
van den vorigen avond joeg hem opnieaw door.
't veege lijf; het schemerde voor zyn oogen;
hij zag alles dubbelhij zag zelts twee kolo
nels vóór zich en dit droeg er geenszins toe
bij, zich beter te gevoelen.
Zeker langer dan een kwartier praatte de
kolonel door. Toen zweeg hy; niet omdat hij
niets meer wist te zeggen, mnnr eenvoudig om
dat hij buiten adem was.
„Zoo dan, meneer Martens" besloot hij „nu
mag U ook eens wat zeggen".
En met een zwak stemmetje, als van een ster
vende, zeide Martens hetgeen hij op zijn hart
had en dat niet anders was dan een variatie op
de aria uit den „Paljas"noem me zijn naam.
Hij meende het heel netjes te hebben voor
gedragen, maar de kolonel viel hem in de rede
„Zal ik jou eens wat zeggen? Weetje wat
je bent? Gek ben je, of nóg dronken. Wat gaat
jou die naam aan? Niets. Als Kramer zegt,dat
hij zijn woord heeft gegeven, dan moet U daar
mee genoegen nemen en als U daarmee geen
genoegen neemt, danKort en goed, als
IJ vanmiddag in ons aller bijzijn aan meneer
Kramer niet uw excuses aanbiedt, dan zult U
nader van mij hooren, meneer Martens. Be
grepen
Eu als om het begripsvermogen aan te wak
keren, ging de kolonel Martens weer te lijf op een
manier waarbij de eerste toespraak nog maar
kinderspel was. Ilij speelde zf 1 op dat Martens,
opeens de oogen sloot en languit op, den grond
zou zyn neergevallen als de regiments-adiudant
hem niet nog op 't laatste oogenblik had opge
vangen.
In 't eerste oogenblik schrok de kolonel
van, maar toen hij er zich van had
dat het slechts een lichte f'
trotBch: „Dat heb ik hem
nv.uiua. uc nuiuuei er
ch van had overtuigd,
3 fiauwte gold, zeide hij
m geleverd, be Muller?
Ik geloof, dat als Pislorius dit had bijgewoond,
hij me zou benijden om zoo'n prestatie. Maar
ik geloof 6ok dat meer het biertje van gister
avond oorzaak is van die flauwte dan mijn va
derlijke vermaning".
De adjudant had raiddelerwyl Marten's kraag
losgemaakt en tevens een ordonnans gezonden
om een hospitaal-soldaat en deze wist Marlens
heel snel weer bij te brengen, waarna hij naar
het casino werd geleid.
De kolonel liep een paar maal door het
bureau op en neer om tot kalmte te komen en
spoedig was hij weer de oude en had hij het voor
val met Martens alweer vergeten.
ze„Roep luitenant Von Eschborn" beval hij.
En weer-joeg een ordonnans over het ka
zerne-terrein.
„Wat wou je?" brulde kapitein Von Pislo
rius hem toe.
„De kolonel wenscht luitenant Von Eschborn
dadelijk te spreken".
De kapitein werd rood van kwaadheid.
„Zeg aan den kolonel, dal ik op 't oogenblik
met luitenant Von Eschborn bezig ben en vraag
hem te wachten tot ik klaar ben. Begrepen
De ordonnans maakte, dat hij weg kwam en
was zoo wijs, maar tegen den kolonel te zeggen
„De luitenant zal dadelijk komen".
Harald klonterde inderdaad enkele minuten
later de trap naar 't regiments-bureau op.
„Zoo, nu zullen we 't hebben" dacht Fin nu
SS"? h6t- llf bSn me wel «een sShuW
bewust, maar dat doet er niet toe. Wat ik zoo
juut op t kazerneplein heb moet slikken, telt
met meeik weet ook, dat de kapitein er niets
,.T'i wTd.4 ri' Eoa°.ik
zaï 1 wel dadelijk vernemen".
Volkomen geresigneerd liet hij zich dan ook
aandienen.
De kolonel reikte hem tot zijn grootste ver
bazing de hand en zeide
„Mijn waarde, ik heb verzocht of je even bij
me wilde komen omdat je gisteravond, bij dien
ongelukkigen twist, met Kramer de eenige
nuchtere bent geweest. Ik heb ook gehoord.dat
je Kramer tot aan zijn huisdeur hebt begeleid.
Vertel me nu eens al hetgeen er gebeurd is,
althans voorzoover je het zelf hebt bijgewoond,
dus van het oogenblik, dat je bij de heeren
binnentradt tot het oogenblik waarop je Kra
mer hebt verlaten. Op de eerste plaats wil ik
eens precies hooren hoe Kramer zich heeft ge
dragen".
„Dus de bom barst dan tóch nog niet" dacht
Harald. „Wachten is een nare zaak en vooral
als je iets heel onaangenaams verwachtje
kunt veel beter wachten op de honderdduizend
dan op je doodvonnis" en 11a deze overpeinzing
deelde hij op eenvoudige en zakelijke wyze mede
netgeen hy den vorigen avond had meegemaakt.
„Dank je zeer, Eschborn" zeide de kolonel
ten slotte. Hetgeen je me meedeelt, bewijst me
opnieuw, dut Kramer niet de minste of geringste
blaam verdient en ik sta je er voor in, dat Mar
tens wel heel zoete broodjes zal bakken en hem
glansrijk satisfactie zal geven".
„Dank U, meneer Von Ejch'. .."vervolgde
hydoch plotseling bedacht b|j zich en vroeg,
meer uit nieuwsgierigheid dan om te willen
weten: „A propos, weetje ook aan wien Kra
mer zyn woord heeft gegeven?"
„Om u te dienen, kolonel".
(Wordt verfolgd.)