Dinsdag 8 ÜS Juli 1913. No. 8284. 62e Jaargang. Stadsnieuws. ■r Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Conrant, voorheen Firma A. H. van Cleeff" HOOFDREDACTEUR F. J. FRSDERZSS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond, Abonnement per 3 maanden fi, franco per post /"1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, offideële- en ontelgenlngs- advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht BUREAU: KORT2QRAOHT 9. Telefoon 19. KENNISGEVINGEN. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Gemeente, dat het door den Directeur van 's Rijks directe belastingen, enz.te Utrecht exe- cutoor verklaarde kohier No. 5 van de Bedrijfsbelasting over het dienstjaar 1913 aan den Ontvanger van 's Rijks directe belastingen alhier is ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaatsen aangeplakt U Amersfoort den 5 Juli 1913. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort Gelet op art. 37 der Drankwet, brengen ter cpenbare kennis lo. dat by hen iB ingediend een verzoekschrift om verlof tot verkoop van alcoholhoudenden, anderen dan sterkedrank, voor gebruik ter plaatse van verkoop, door ADRIANA JOHANNA VEERKAMP, echtgenoote van JOSEPH DAVID TER WOLBEEK, zonder beroep, wonende alhier, Soesterweg no. 169', in de voorlokaliteit van het perceel Soesterweg no. 169' te Amersfoort. 2o. dat binnen twee weken na deze bekend making ieder tegen bet verleenen van bet ver lof schriftelijke bezwaren bij Burgemeester eu Wethouders kan inbrengen. Amersfoort, 8 Juli 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, A. R. VKENSTRA, 1. S. De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Vecht-quaestie. Het Kanaal door de Geldersche vallei is door allerlei omstandigheden wel eenigszins op den achtergrond, doch nog geenszins in het vergeethoekje geraakt. Wie er belang in stelt, kan het zelfs zien op de E. N. T. O. S. te Amsterdammoge de tijd spoedig aan breken, dat de eerste spade er voor gestoken en het plan tot werkelijkheid wordt. In nauw verband met dit kanaal, dat van zoo zeer groot belang is voor Amersfoort, staat, gelijk hij in een vorig adres aantoonde, de Vecht-quaestie, waarover ingenieur A. L, H. Obreen, oud-hoofdredacteur van »De Telegraaf*, reeds zoo dikwijls heeft ge schreven. Thans heeft hij zich wederom gewend tot H. M. de Koningin met het volgende adres. Geeft eerbiedig te kennen, enz. Dat de bevolking der UtrechtschNeord- Hollandache Vechtstreek zich steeds met groote voorliefde het Koninklijke woord herinnert, door Uwe Majesteit gesproken bij de Troonrede van September 191 o »dat een Wetsontwerp zal worden voorgedragen tot verbetering van de Utrechtsche Vecht*. Daarop is vanwege het Departement van Waterstaat openbaar gemaakt, dat door den Staat vijf en veertig honderdste gedeelte zal worden bijgedragen in de kosten van een pompwerktuig, door de betrokken Provinciën op te richten om de Vecht af te malen. Thans is een tijdsverloop van bijna drie jaren daar overheen gegaan, en nog steeds ziet de bevolking te vergeefs uit naar het In werking stellen van een pompwerktuig of het tot stand komen van eenigen maat regel, welke de moeilijk afloopende Vecht kan ontheffen van haar overmaat van water, waardoor lederen winter de oeverbewoners geteisterd worden. Door het Gemeentebestuur van Utrecht wordt geheel op eigen gezag te Vreeswijk water uit de Lek dagelijks ingelaten in den Vaartschen Rijn, om de grachten en singels der Gemeente door te spoelen. Dat water stroomt uit door de Weerdsluis op de Utrechtsch Noord-Hollandsche Vecht. De waterspiegel van deze staat dientengevolge in den regel veel te hoog, wijl afvloeiing van de Vecht te Muiden door hoogen stand der Zuiderzee vaak erg lastig is. Het Ge meentebestuur van Utrecht handelt daarbij wederrechtelijk, aangezien de Provinciale Staten van Utrecht tot die waterinlating geen machtiging hebben gegeven, en buitendien trekt het Gemeentebestuur van Utrecht zich niets aan van den te hoogen waterstand der Vecht, en beraamt het geenerlei midde len om behoorlijke uitloozing van het inge laten water te waarborgen. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, tot beëindiging dezer grove misstanden, voor re kening van den Staat, met geldelijke bijdra gen der betrokken Provinciën, te doen bou wen een pompwerktuig te Muiden, en eveneens een pompwerktuig nabij IJmuiden, het eerste om de Vecht en het tweede om het Noordzee-kanaal af te malen tot een vast peil, en beide wateren daarop te houden, wat hoog noodig is, wijl zoowel de Vecht als het Noordzee-kanaal voortdurend met te veel water zijn bezet. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, krachtens artikel 189 der Grondwet te be slissen, dat de sluizen, gelegen aan den Wes telijken oever der Vecht, geopend worden en voortdurend geopend blijven, zoodat de Vechtboezem voortaan een zelfde hoogte van waterspiegel hebbe als de boezem van het Hoogheemraadschap Amstelland, zoodat die beide vereenigd hun water gezamenlijk kun nen loozen eenerzijds door den mond der Vecht, door de Iepenslootersluis, en de Die- merdammersluis in de Zuiderzee, en ander zijds door de grachten van Amsterdam en door de sluis bij Zeeburg in het Noorzee-ka naal en in de Noordzee. Het vereenigde boezemgebied van de Vechtstreek, van Am stelland, van de Gemeente Amsterdam en van het Noordzee-kanaal kan dan steeds worden afgemalen door drie pompwerktui- genhet eerste te Muiden op de Zuiderzee, het tweede reeds bestaande te Schelling- woude ook op de Zuiderzee, en het derde te IJmuiden op de Noordzee. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, door den Rijks-Waterstaat water uit de Lek te Wijk-bij-Duurstede in den Krommen Rijn en te Vreeswijk in den Vaartschen Rijn te doen binnenlaten, welk water daarna de grachten der Gemeente Utrecht zou door stroomen om, samen met het water van de Vecht, vervolgens het benedenpand van het Merwede-kanaal, den Amstel, de verschillende wateren van Amstelland, de grachten der Gemeente Amsterdam door te stroomen. en uit te loozen te IJmuiden in de Noordzee, te Muiden en te Schellingwoude en ook door de beide uitwateringsluisjes tusschen Muiden en Amsterdam in de Zuiderzee. Bij die loo- zing zullen, ingeval het buitenwater hoog staat, de drie pompwerktuigen, hierboven aangeduid, hun goede diensten kunnen be wijzen. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, in welwillende overweging te nemen, dat door zoodanige strooming van versch Lekwater de grachten der Gemeente Utrecht, de vaar ten en tochten van het polderland en ook de grachten van Amsterdam voortdurend zouden worden schoon gespoeld met helder zoet rivierwater. Daardoor zou een groote weldaad bewezen worden aan de stedelijke en landelijke bevolking zoowel als aan de veeteelt in het polderland. Het slecht rie kende, brakke water in de grachten der Ge meente Amsterdam- berokkent groote gelde lijke schade aan de burgerij der hoofdstad, wijl het de vreemdelingen en de welgestelde ingezetenen verjaagt naar elders, en ook wijl het zeer sterk de kosten van onderhoud doet stijgen der werktuigen en gereedschap pen in verschillende takken van nijverheid en bedrijf. Door blijvende verlaging van het peil der Vecht, en gelijkmaking van haar waterspiegel met dien van Amstelland zou tevens droog making van de uitgeveende plassen langs den Oostelijken oever dier rivier gemakkelijk worden gemaakt. Die plassen zijn niet door de natuur, maar door menschenhanden ge maakt, om turf uit te graven. De turfdelvers hebben geld moeten storten, opdat de plas sen, welke zij met verlof der Overheid maakten, later zouden worden drooggemaakt. Dat geld staat ingeschreven op het Groot boek der Nationale Schuld. Maar desniettemin is onbegrijpelijkerwijze, tot groot nadeel der omwonende bevolking, reeds een halve eeuw lang verzuimd, de uitgeveende plassen droog te maken. Wanneer het delven van turf er toe leidt, dat de bewoonbare enbebouwb e grond van het vaderland wordt veranderd in een verpestend moeras, zooals het geval ia beoosten de Vecht, dan schijnt het ongetwij feld geboden, ten behoeve van het welzijn der bevolking, zoodanig moeras zoo spoedig mogelijk droog te maken. De uitgeveende plasseu, voor de eene helft gelegen in de Provincie Noord-Holland, en voor de andere helft in de Provincie Utrecht, hebben een oppervlakte van niet minder dan vijf duizend Hectaren. Hun bodem is van zeer vruchtbaar gehalte. Ten opzichte van militaire verdediging der hoofdstad zij eerbiediglijk in het midden gebracht, dat het Haarlemmermeer, het IJ, de Beemster, de meertjes in Waterland en alle andere watervlakten rond Amsterdam, reeds lang zijn drooggemaakt en de verde diging der vesting Amsterdam daarop is ingericht. Waarom zouden de plassen beoos ten de Vecht dan uit dit oogpunt moeten behouden blijven De bewegingen van het leger te velde zullen na droogmaking onge twijfeld veel gemakkelijker zijn, dan wanneer de huidige toestand in wezen blijft. Een halve eeuw geleden heeft een Staats commissie in breed gemotiveerd verslag reeds op droogmaking aangedrongen. In 190/beeft de bevolking der Vechtstreek in een adres met duizenden handteekeningen een eerbiedig beroep op Uwe Majesteit gedaan, opdat de plassen zoo spoedig mogelijk worden droog gemaakt. Uitvoering van dit dringend noodige werk wordt door regeling van den waterstand op de Vecht zeer gemakkelijk gemaakt. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, in welwillende overweging te nemen, dat in laten van rivierwater in het polderland geen nieuwe maatregel is. Reeds sinds eenige jaren wordt met gunstigen uitslag te Vlaar- dingen water uit de Beneden-Maas ingela ten, om den boezem van Delftland en de grachten van Delft en van 's-Gravenhage schoon te spoelen, welk water daarna wordt uitgepompt nabij Scheveningen in de Noord zee. Hierbij is alleen de provincie Zuid-Hol land betrokken. Wat de ondergeteekende eerbiediglijk de vrijheid neemt, voor Uwe Majesteit uiteen te zetten ten opzichte der Gemeenten Am sterdam en Utrecht, zou in beginsel vol maakt overeenkomen, met hetgeen voor Delft en 's-Gravenhage reeds lang geschiedt, maar thans zou dit zelfde plaats hebben op eenigszins grooter schaal. Het Lekwater zou worden ingelaten te Wijk-bij-Duurstede en te Vreeswijk, en worden uitgepompt te Muiden, te Schellingwoude en te IJmuiden. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, aangezien hiermede drie Provinciën, Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht, gemoeid zijn, welwillend te beslissen, dat niet de Provinciën, maar de Staat der Nederlanden deze geheele regeling tot stand brenge, en haar uitvoering in overleg met de betrok ken Provinciën en de betrokken Gemeenten verder geheel onder eigen toezicht houde. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, te overwegen, dat in hoofdzaak bij dit alles geen andere uitgaven in het spel zijn dan het stichten der beide pompwerktuigen. Maar deze zijn toch noodzakelijk te bouwen, onafhankelijk van het feit, of Vechtboezem en Boezem van Amstelland al dan niet ver eenigd worden en of het te Vreeswijk in gelaten Lekwater al dan niet de grachten van Amsterdam zal doorspoelen. Met de vereeniging van de beide Boezems van Vechtstreek en Amstelland zijn geenerlei kosten gemoeid. Nadat de beide hierboven aangeduide pompwerktuigen zullen zijn in werking gesteld, is niet anders te doen dan de sluizen langs den Westelijken oever der Vecht te openen. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, te overwegen, dat stichting dier beide pomp werktuigen, reeds vele jaren ter sprake, dringend noodig is, opdat de bevolking eindelijk ontslagen rake van het water, dat veel te hoog staat. Heden ten dage is grond meer waard dan voorheen en dientengevolge zijn hoogere opbrengsten noodzakelijk, opdat de pachters in staat zijn, hoogere huren te betalen. Daartoe behooren niet alleen des zomers, maar ook des winters de landen ge vrijwaard te zijn voor water. Dat het Uwe Majesteit behagen moge, deze uiteenzettingen, van groot gewicht voor den welstand der bevolking, zoowel in het polderland als in de Gemeenten Amsterdam en Utrecht, in welwillende overweging te nemen. Er zijn hiermede geen groote som men geld gemoeid en uit technisch oogpunt zijn de hier aangeduide maatregelen zeer goed uitvoerbaar. De aandacht wordt gevraagd voor de volgende mededeeling omtrent art; 369 In validiteitswet, opgenomen in de •Staats courant*. In de laatste dagen komen bij het Depar tement van Landbouw, Nijverheid en Handel onderscheidene verzoeken in van personen, die wenschen benoemd te worden tot lid of secretaris eener commissie van advies over rente-aanvragen van ouden van dagen op grond van art. 369 der Invaliditeitswet, of wel, die wenschen benoemd te worden tot tusschenpersoon om de 7 o-jarigen ln hun Gemeente, bij de invulling hunner aanvra gen om renLe, behulpzaam te zijn. In het belang der requestranten wordt hun geraden, zich niet te wenden tot het De partement, maar tot den Commissaris der Koningin, zoo zij een benoeming wenschen als lid of secretaris eener commissie, en tot den Burgemeester hunner woonplaats, zoo zij als tusschenpersoon wenschen te worden aangewezen. In de bureaux der Gemeente-secretarie is Zaterdag de zoogenaamd Engelsche Zater dag ingevoerd, m. a. w. zij werden om 1 uur gesloten. De bureaux der overige takken van Ge meentedienst blijven geopend als voorheen. De Zaterdagavond onder voorzitting van den heer J. Ger. Kleber gehouden 184ste openbare vergadering van de Kamer van Koophandel en Fabrieken werd bijge woond door alle leden, behalve den heer H. Meursing, en den Secretaris, den heer H. P, van Haselen. De notulen van 8 Mei werden gelezen en ongewijzigd vastgesteld. De Voorzitter deelde mede, dat het Dagelij ksch Bestuur der Kamer gevolg heeft gegeven aan de opdracht der Kamer om zich andermaal te wenden tot het Gemeente bestuur van Amersfoort in zake de Eemverbetering en dat onder dagteekening van 15 Mei het volgende schrijven werd verzonden aan den Raad Meermalen was onze Kamer bij uwen Raad de tolk van de bezwaren, voor nijver heid, handel en scheepvaart ontstaande door den slechten toestand van het vaarwater ln de Eem. Mocht onze Kamer 24 Juli 1909 nu bijna vier jaren geleden na gedaan on derzoek en peilingen, onder overlegging van een lengteprofiel, uwen Raad dringend ver zoeken om uitbaggering van de aangetoonde ondiepten en verbetering van den treurigen toestand aan den mond der Eem, er kwam geen verbetering.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1