Donderdag 24
No. 8291.
62e Jaargang.
Op reis.
AMERSFOORTSCHE
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. 7REDERZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Advertentién 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings-
advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentién van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9.
BUREAU:
KOHTEGRACHT 9.
Telefoon 19.
Aan onze abonné's die tijdelyk elders,
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven,
wordt op aanvrage, en met dulde^y k©
opgave van adres, de courant ellren ver
schijndag tegen vergoeding vat porto
toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wijze de geregelde toezending van
de „Amersfoortsche Courant" tijdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester en WethouderB van Amers
foort,
Gelet op artt. 6 en 7 der Hinderwet,
brengen ter kennis van het publiek, dat een
door de firma GREEVE Co., alhier, ingediend
verzoek, met bijlagen, om vergunning tot het
uitbreiden van eene koffiebranderij door het
plaatsen van een gasmotor van twee P.K. ter
vervanging van een gasmotor van éei. P.K., in
het perceel alhier gelegen aan de Muurhuizen
No. 54, bij het Kadaster bekend onder Sectie L. no
3885, op de Secretarie der Gemeente ter
visie ligt, en dat op Dinsdag den 5 Augustus
aanstaande, des voormiddags te half elf uren gele
genheid ten Raadhuize wordt gegeven om, ten
overstaan van het Gemeentebestuur of vanéén
of meer zijner leden, bezwaren tegen het uitbrei
den van de inrichting in te brengen.
Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der
Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru
dentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig
artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeentebe
stuur of éeu of meer zijner leden zijn verschenen,
teneinde hunne bezwaren mondeling toe te
lichten.
Amersfoort, 22 Juli 1913.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd.
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA,
loco-Secr.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter openbare kennis, dat volgens mede-
deeling van den Minister van Oorlog op 29 Juli
a.s. eene schietoefening zal worden gehouden
van het fort HOEK van HOLLAND.
Er zal gevuurd worden met kanonnen van
licht kaliber (6 c.M.) waarbij onveilig wordt
gemaakt een driehoek, gevormd door het fort,
een roode vlag benoorden en een bezuiden het
zeegat, tot op 3100 M. van het fort.
Op den dag waarop gevuurd wordt, zal van
het fort een roode vlag waaien, die drie uur
vóór het begin der oefening halfstok en éen
uur vóór de oefening geheel voorgeheschen
wordt.
Amersfoort, 24 Juli 1913.
De Burgemeester voornoemd,
H. W. Van ES VELD,
Weth., loco-Burg.
Het zevende leerjaar.
(INGEZONDEN).
Naar aanleiding van mijne beschouwingen
over de reorganisatie van onze Lagere scholen,
opgenomen in het voorlaatste nummer van
de »Amersfoortsche Courante, werd mij van
verschillende zijden de vraag gesteld of de
door mij aanbevolen uitbreiding van school
B tot een zevenjarigen cursus niet plus
forte raison óok gegeven moest worden aan
onze gewone volksschool».
Over deze vraag, betreffende het zgn.
>zevende leerjaar» die reeds jaren geleden
alhier werd opgeworpen, en die nog onlangs
door den Amsterdamschen Gemeenteraad
ontkennend is beantwoord voor de Lagere
scholen in de Hoofdstad had ik, bij het
schrijven van mijn bedoeld artikel ernstig
mijne gedachten laten gaan. Ik kwam echter
tot het besluit, die vraag voor onze Gemeente
voorloopig niet te bespreken, niet omdat,
ook naar mijne meening, het peil en de
resultaten van onze Lagere scholen geen
ernstige verbetering van noode zou hebben,
doch omdat afgezien van de bezwaren,
voortvloeiende uit Arbeidswet en Leerplicht
wet het gehalte van ons volksonderwijs,
ten gevolge van het vroegere regiem van
verwaarloozing alhier, zóóveel te wenschen
overliet (overbevolkte klassen, onvoldoen
de hulpmiddelen bij het onderwijs, enz.)
dat in de allereerste plaats een »inwendige»
verbetering dier scholen moest plaats hebben,
vóór er sprake kon zijn van het nuttig effect
van een algemeenen maatregel tot instejling
van een zevende leerjaar.
Het huidig regiem van ons Gemeente
bestuur is dan ook van stonde aan gericht
geweest op laatstbedoelde verbetering, die
juist voor de bedroevend-gering-ontwikkelde
volksklasse in onze Gemeente van het
hoogste belang is. Aangezien echter dit
proces geruimen tijd vordert, zal er voor
eerst nog geen sprake behoeven te zijn van
het »zevende leerjaar» alhier.
Heeft de drang tot verbetering, sedert
jaren van de scholen-zelven uitgegaan, ge
leid tot de instelling van éen of meer »ver-
volgklassen» aan sommige Lagere scholen,
dan kan dit begrijpelijk geoordeeld worden,
doch de »groote massa», die het meest be
hoefte heeft aan meerdere ontwikkeling,
werd daardoor niet geholpen, terwijl, zooals
ik reeds heb uiteen gezet, sedert de oprich
ting van vakscholen in onze Gemeente, de
overige leerlingen vaak eenzijdig er door
beïnvloed worden in de keuze hunner voort
gezette opleiding.
G. J. BUIJS.
Amersfoort, 24 Juli 1913.
De straat als opvoedkundige.
Men en dat is vooral de »men» die
slechts de straat van de zeer vroege ochtend
uren en de late avonduren en de armoedige
verschijning van den straatjongen kent
zal mij voor half idioot houden nu ik be
weer, dat de straat den mensch opvoedt;
maar toch blijkt die bewering, bij ernstiger
doordenken en diepere beschouwing, juist.
De straat is zelfs een gewichtige, invloed
rijke opvoedster.
In een wereldstad biedt zij door het
drukkere verkeer, het grootere aantal voorbij
gangers en het grootere aantal winkelramen
meer bewonderingswaardigs aan dan de
kleinsteedsche straat, maar is daarentegen
armer aan het werkelijke leven. Hoe lager
en ondieper de huizen zijn, des te meer
komt het huiselijk leven op straat. In de
kleine stad begroeten de buren elkaar steeds
en verpraten zij vele uren voor de deur.
Menige bijeenkomst heeft op straat plaats.
De straat dient hier niet alleen voor het
verkeer, maar is tevens de groote ontvang
kamer, waarin, op elk oogenblik van den
dag, bekenden en vrienden elkaar ontmoeten.
Dit gemoedelijke is van de'straat in een
groote stad verdwenen. Nauwlijks groeten
de buren elkaar. Veelal kennen zij elkaar
in het geheel niet. Men zit niet meer voor
de deur om het gewoel gade te slaan, maar
werpt zich in den menschenstroom, in de
zich steeds bewegende massa. De straat is
éen leven, éen bewegen, éen kinematograaf.
Elk oogenblik is zij anders. Vorm en kleur
wisselen elkaar rusteloos en eindeloos af. De
typen van het straatleven veranderen met
het uur en zijn in de verschillende deelen
der stad anders. Amsterdam oost en Amster
dam west, Kalverstraat en Rozengracht,
Kattenburg en Willemsparkweg, zij allen
vormen geheel verschillende werelden.
Het typische van het grootsteedschc
straatleven is het haastige, het voortdrijvende
en daarmee geeft de straat ook het inner
lijke weer van het leven in een groote stad.
Hoe levendiger en onrustiger de straat
wordt, hoe ,mecr de stad zich uitbreidt. In
een kleine stad zijn geen Kalverstraat,
Nieuwendijk of Damstraat van Amsterdam
denkbaar.
Welke is nu de invloed van de groot-
steedsche straat op den mensch, en vooral
op het kind
Op straat ziet men alleen het uitwendige,
den schijn. Men vertoont zich netjes en be
hoorlijk aangekleed, geschikt om bekeken
te worden. Alles is berekend voor het oog
van den medemensch.
In het dorp of de kleine stad daarentegen
wijst de kleeding volkomén aan het beroep
van den medemensch. De kleeding, welke
bij den arbeid wordt gedragen, is tevens die
waarmee men over straat gaat.
In de groote stad trekken de arbeiders en
de fabrieksmeisjes het werkpak uit en tooien
zich eer zij op straat gaan. De arbeidsklee-
ding ziet men niet meer, of althans zeer
sporadisch, in Kalverstraat of Nieuwendijk.
De ouderwetsche bonte kleeding, welke den
man van stand te kennen gaf, is verdwenen.
Het verschil in kleeding van de verschillende
maatschappelijke standen wordt gering. Men
stuurt aan op eenvormigheid en gelijkheid.
De vrouw beschouwt de straat als het
boek, waaruit zij de mode en de manieren
bestudeert. Menige wandeling geschiedt met
dit doel jn de nieuwsgierigheid geeft meer
reden tot wandelingen dan de behoefte aan
beweging voor het lichaam.
Immers, hoe de anderen gekleed zijn en
welke kleeding men moet hebben, dat leert
de straat.
Hoe armer de mensch, des te meer be-
teekent voor hem de straat. Voor het arme
kind is de straat de tuin en de speelplaats
voor de volwassenen, wien het aan geld
ontbreekt voor het bezoeken van plaatsen
voor ontspanning en opwekking, is zij de
plaats voor afleiding en hun schouwburg.
Alle kostbaarheden, welke men in de huizen
der rijken aantreft, leert de arme dikwijls
alleen kennen op straat voor de helverlichte
winkelramen.
Maar daar albs op uitr-lijken schijn is
berekend, maakt de grootsteedsche straat
den mensch oppervlakkigzij levert niet
iets degelijks, niet een flink geheel. Een
levenswijze, welke geheel op de straat is
berekend, verliest haar inne.lijke waarde.
Groote massa's menschen leggen zich aller
lei ontberingen op tot de pijnlijkste toe
om maar voor de straat gekleed te zijn.
Het jonge meisje zal zich onvoldoende voe
den, van elke aanschaffing voor gees
tesontwikkeling afzien, als zij een mooi
kleedje, een modernen hoed noodig heeft.
De straat is het altaar waaraan wij allen
oneindig veel offeren.
Die voortdurende beweging, met aan
groeiende en afnemende kracht, rusteloos
en onrustig, dat haastige, dat gejaagde van
de straat werkt op het geestes- en gemoeds
leven van den mensch in. De straat wekt
op en doet den vermoeide, den zieke
vroolijk aan bij het zien van haar kineraa.
Daarom ook zijn balkons en uitbouwen zoo
geliefd en deze worden daar het meest ge
vraagd, waar de straat zelf een rustig toe
kijken niet mogelijk maakt.
Hierin ligt ook de bekoring van de straat
voor het kind. Het is hem niet onverschillig
hoe het gekleed gaat, maar belangrijker is
voor het kind hetgeen er voorvalt op straat.
Menschen van allerlei natiën, van allerlei
beroepen; de in lompen gekleede bedelaar;
de weelderig gekleede fatde voorthuppe-
lende, stoeiende, ravottende jeugdde eer
waardige gebogen grijsaardwinkelramen
met vruchten en andere producten uit den
vreemde, enz. enz. trekken als een kinema
voorbij zijn oogen en alles grijpt zijn be
langstelling dermate aan, dat de lust wordt
aangewakkerd om op straat te zijn.
Maar al die merkwaardigheden verruimen
zijn blik niet alleen, doch maken het stads
kind veel vroegtijdiger wijs dan het dorps
kind. Zelfs op lateren leeftijd is die invloed
merkbaar aan zijn opvattingen omtrent de
wereld en het leven en is hij daarin van den
dorpsjongen te onderkennen.
Het stadskind vertoont over het algemeen
1 grootere opmerkzaamheid en is meer ge
neigd tot spoedige critiek. De straat leert
het gelijkheid voor allen» en stelt spoedig
op het standpunt van evenveel recht opeen
plaats op de wandelpaden als de oudere le
den der maatschappij. De eerbied voor den
oudere van dagen, welke men in dorpen en
kleine steden ziet, vermindert. De heer in
zijn rok en de dame met de fijnte kleeding
zijn voor het stadskind weinig meer dan de
eenvoudige arbeider in zijn werkkiel. In de
dorpstraat blijft het kind in den besten zin
des woords kind in d" groote stad is het
op straat dit niet.
Van het dorpskind kan bescheidenheid en
terughouding worden verwacht en steeds een
beleefden groet. Het voelt, dat het nog
mensch moet worden. Het grootstadskind
daarentegen, dat alléén over straat loopt,
moet voor zichzelf zorgen. Het begrijpt, als
de volwassen mensch, dat het voor de vei
ligheid van zijn persoon met oppassen. Daar
om ontstaat vroegtijdiger een zelfbewustheid,
een ons dikwijls niet kinderlijk lijkend eer
gevoel, dat zich niet aansluit aan de opvoe-
dingsvormen van huis en school. De zelf
moorden van kinderen komen bijna uitslui
tend voor in groote steden. Een behandeling,
welke het eergevoel aantast, wordt door het
dorpskind minder zwaar opgenomen dan door
't grootstadskind, omdat dit, gewend aan vor
melijk als groot mensch behandeld te wor
den, levendiger op elke afwijking reageert.
Gewoonlijk let men niet op bovenstaande
verschijnselen, maar meer op de onvriende
lijke verschijning, den straatjongen, die het
voorbeeld is voor het gevaar op straat. Wat
overdag op straat voorvalt, zal n. m. m. het
zedelijk peil van het kind niet omlaag halen.
De open, breede straat zal geen vertoonin
gen geven in strijd met de algemeen gel
dende zedelijkheidsbeginselen. Voor het kind
ligt het gevaar alleen in de kans om ge
kwetst of overreden te worden. De gevaren
voor de zeden beginnen daar, waar het kind
niet meer onder de hoede van het publiek
is, in halfduistere gangen en verscholen
hoeken.
Den eersten stoot krijgt het zieleleven van
het kind als het de uitstalling van slechte
boeken en platen ziet.
Als de duisternis invalt, moet het kind van
de straat, want »dan komen los de geesten uit
de hel».
Toch kan overdag de straat den knaap
minder gunstige eigenschappen aanbrengen.
Gewoonlijk is een normale jongen eerst dan
goed, als hij zijn armen en beenen gebruikt.
Vindt hij op een speelplaats spelgereedschap
en kameraden, die elke uiting van ruwheid
inbinden, dan zal men niet over hem te
klagen hebben. Anders wordt dit wanneer
de speelplaats wordt de straat. Hangt hij
achter een wagen, tracht hij een paard voor
een wagen te liefkoozen, wil hij de mooie
appelen op een fruitkar bewonderen, of op
een muur een prachttcekening maken, alles
wordt hem verboden. En heeft hij eenmaal
de »oomes< den oorlog verklaard, dan begint
een guerilla-krijg, waarvan menig nieuwsblad
reeds vellen vol heeft geopenbaard.
De straat is en mag geen speelplaats zijn
zij moet een museum, een schouwburg zijn,
waardoor het kind in gezelschap van de
onderwijzende ouderen gaat. Geleid, kan de
wandeling van meer waarde zijn dan vele
lesuren op school en kunnen de ouders het
kind sterk maken door den gang op straat
en in het werkelijke leven.
Uit »De gong», roepstem
van de Tucht-unie.
Vervroegde winkelsluiting.
Een middenstander schrijft in Midden
standsbelang»
Het mag een verblijdend teeken zijn in
de sociale beweging der laatste tientallen
jaren, dat, naast de arbeidersbeweging of,
om in de taal der arbeiders te sprekende
bewustwording der arbeiders ook de
middenstandsbeweging is ontstaan.