Dinsdag 19
Augustus 1913.
Wcrorfezü
Ca&ur
No. 8302.
62e Jaargang.
Op reis-
AMEESFOOETSCHE COÜRAIÏ.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. 7BEDERZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post ƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. p
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. 9'
ORTBGRACHT 9.
Telefoon 19.
Aan onze abonné's die tijdelijk elders,
binnen- dan wel buitenlands, vertoeven,
wordt op aanvrage, en met duidelijke
opgave van adres, de courant eiken ver
schijndag tegen vergoeding van porto
toegezonden.
Ook niet-geabonneerden kunnen op de
zelfde wijze de geregelde toezending van
de „Amersfoortsche Courant" tijdens hun
uitstedigheid zich verzekeren.
KENNISGEVING.
INVALIDITEITSWET.
Rente aau personen van 70 jaar
of onder dan 70 jaar.
Volgens de Invaliditeitswet komt aan perso
nen mannen en vrouwen die op 3 Decem
ber 1913 zeventig jaar of ouder zijn, een rente
10e van f104 per jaar, die in wekelijkBche
termijnen van f2 aan de postkantoren zal wor
den uitbetaald.
Om voor zulk een rente in aanmerking te
komen, is echter noodig het voldoen aan be
paalde voorwaarden, waarvan de voornaamste
is, dat men in het tijdvak van 3 December 1903
tot 3 December 1913, of wei in het tijdvak van
10 jaren, dat onmiddellijk voorafging aan het
bereiken van den leeftijd van 70 jaar, ten min
ste in 156 weken loonarbeid heeft verricht, te
gen een loon van niet meer dan f1200 per jaar.
Weken in dat tijdvak, waarin de arbeid door
ziekte werd onderbroken, tellen, onder zekere
voorwaarden, voor het geheel of voor een deel
mede als weken, waarin loonarbeid werd ver
richt.
Heeft ieder van twee echtgenooten aanspraak
op een rente, dan bedraagt ieders rente fl.50
per week.
Onder „loonarbeid" wordt niet alleen vaste
arbeid verstaan. Bijv. ook de losse arbeider, die
éen dag in de week werkte; de vrouw, die
enkelen dag in de week arbeid in dienst van
een nnder verrichtte, worden geacht, in die week
„loonarbeid" te hebben verricht.
De rente moet worden aangevraagd door in
vulling van een formilier.
In iedere Gemeente zijn personen aangesteld
om bij die invulling behulpzaam te zijn. Het
formulier wordt opgezonden naar een Commissie,
„Rente-commissie" genaamd, die voor verschil
lende Gemeenten gezamenlijk is ingesteld en die
over de toekenning der rente adviseert aan de
Rijks-verzekering te Amsterdam, door wie ten
slotte de beslissing wordt genomeD. Van hare
beslissing is beroep op den Raad en den Cen-
tralen Raad van Beroep.
Ieder, die aanspraak op een rente meent te
kunnen maken, wordt thans in zijn eigen be
lang geraden, zich zoo spoedig mogelijk
te vervoegen bij een der personen, in de Ge
meente, waar hij woont, aangewezen om bij de
invulling van het formulier behulpzaam te zijn.
Een lijst van die personen ligt voor een ieder
ter inzage op de Gemeente-secretarie en op het
postkantoor (ook op de bijkantoren). Indien hij
zich tot zulk een persoon wendt, zal deze I
zeggen wat hij te doen heeft.
Ook kan hij een formulier van aanvrage gaan
halen op het postkantoor of een bijkantoor, op
de Gemeente-secretarie of bij een der evenbe-
doelde personen, en dat zelf invullen of doen
invullen. Hij moet het ingevuld formulier dan
opzenden naar den Secretaris der Commissie
waaronder zijn woonplaats behoort.
Wordt op zijn verzoek gunstig bes '.ikt, dan
zal hij voor de eerste maal op Dinsa >ecem-
ber a.s. de hem toekomende rente aan het post
kantoor kunnen afhalen.
De Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel,
A. S. TALMA.
Zondag.
»De dagen volgen elkaar op, en zijn al
len eender*, is een Fransch gezegde. Dit kan
slechts waar zijn voor hen wier zielegrauw-
heid geheel het leven als met een nevel be
dekt. Want, zeker, zoo er iets in het leven
om ons heen zijn eigen karakter draagt, dan
het wel elk der zeven weekdagen. Onge
twijfeld, de zon komt niet anders op 's Zon
dags dan op den Vrijdag, gaat evenmirf
anders onder. Wat den eenen dag onder
scheidt van den anderen is hetgeen het
menschelijk leven er aan schonk. Dit echter
heeft zich zoozeer met de dagen vereenzel
vigd, dat het ons is alsof wat den eenen dag
doet verschillen van den ander wel degelijk
het bewijs is van een eigen aard van iederen
dag der week.
De mensch heeft een natuurlijke behoefte
aan afwisseling en hij heeft aan de dagen
der week verschillende namen gegeven, om
vele andere redenen, maar óok, wijl hij van
den beginne het met bovenaangehaald
Fransch gezegde óneenr was. Hij noemde
den eersten, of wilt gij den laatstee
der week Zondag, wijl hij dezen wijdde
aan den zonnegöd, den »Heer van hemel en
aarde c, opdat nu en voortaan dien dag de
zon in zijn ziel blijder voor hem opgaan,
heerlijker schijnen, lieflijker herinnering na- j
laten zou. De andere dagen wijdde hij aan
andere hemellichamenaan de maan, aan 1
Jupiter-Wodan, aan Venus-Freya, aan Satur-
nus. In zijn natuurlijke blijmoedigheid
want zeker, de mensch in 't algemeen is een
onverbeterlijke optimist, hoe zou hij anders
kunnen en willen leven bezaten zij wel
allen lichtmaar de dag waarmee de week
begon of eindigde, diens licht regeerde het
al en deed het al leven.
Daarom is de Zondag ons goed en ver
blijdend boven de zes andere dagen der
week, en terwijl wij regen en duisternis op
een weekdag nemen voor hetgeen ze zijn,
leeft er in ieder een mistroostig protest,
droefgeestiger wijl het gewoonlijk zwijgt of
ten ergste mort tegen een regernxhtigen
Zondag. Immers zulk een Zondag schijnt
ons iets onnatuurlijkshij druischt in tegen
onze eenvoudigste begrippen van harmonie.
Wij weten, dat wij er niets aan kunnen
veranderen, maar dit maakt den regen-
achtigen Zondag niet opgewekter; integen
deel. Neen, zeker regen op Zondag is tegen
de duizenden jaren oude afspraak. Ten minste
voor éen zevende van onzen levenstijd ik
herhaalten minste hebben wij recht op
zonnig weer. En waarlijk, wij zijn beschei
den. Dat dus de Zondag zonnig zij.
De Zondag is een dag van levensverzoe
ning, de dag waarop men zich soms stille
zegt>Ik ben toch blij, geboren te zijn*.
Er is iets zoo vredigs in den Zondag, iets
zoo ernstigs, iets zoo helders tevens. Alle
menschen trekken voor dien dag hun
schoonste en beste kleeren aan. In ons
goede land worden den dag te voren de
woningen extra-gereinigdhet is een dag
van vroolijk geblink, bescheiden gepronk,
verademing en genieting. De Zondagochtend
bezit een louterheid, welke het ons goed
doet althans voor eenige uren in de week
te kennen. Op dien ochtend geen gehaast;
het is alsof de natuur zelf zich een langere
rust veroorlooft. Maar hoe jammer toch om
dien dag langer te slapen dan anders. Reeds
het bewustzijn, dat op den Zondagmorgen
het leven heel kalm tot ons komt, doet ons
weldadig aan. In ons is het zoo rustig in de
aanvankelijke uren van dien dag, en alles
om ons heen schijnt daarmee in harmonie.
Eerbiedwaardig is de vaderlandsche ge
woonte om op den Zondagochtend ter kerke
te gaan, eerbiedwaardig vooral voor hen, voor
wien de kerkgang nog iets mee is dan een
gewoonte. Het plechtig kerkgezang, dat reeds
in de verte wordt gehoord, stemt ook hem
vredig die het heiligdom voorbijgaat en, wie
weet,-den »Sabbathdag* op andere wijze
heiligt*. Want de heiliging v»b dien dag
is niet cr.kel in den kerkgang, zelfs niet
voornamelijk. Heiligt de vader niet den Sab-
bathdag die met zijn kinderen in de vroegte
een verre wandeling maakt ik spreek van
het stadsgezin om hun te doen zien boe
blijmoedig de velden en wateren, de planten
en de dieren des velds, wat dicht bij is en
- -
de verschieten er uitzien in den morgen
stond Zijn wandeling wordt dan een dank
gebed, de blijde lach zijner kinderen een
psalm Davids. Want, waarlijk, hoe vaker de
stedeling zijn hoogopgebouwde gevangenis,
die hij de stad noemt, ontvliedt en in de
natuur het Opperwezen zoekt en verheerlijkt,
des te meer zal hij zich-zelf in harmonie ge
voelen met zijn oorspronkelijke roeping als
mensch. Geen dag is daarvoor beter geschikt
dan de Zondag met zijn levensgenietenden
De Zondagochtend, met of zonder kerk
gang, bezit door zijn kalmte iets plechtigs,
iets louterends, dat de ziel stemt tot de ver
heffing. Is het wijl de dag nog lang duurt
en men zich niet haast, zijn geluk volop te
genieten Hoe genoeglijk 'het twaalfsuurs-
maaleen wekelijks herhaald familiefeestje,
alien in hun beste luim en beste kleedMen
gevoelt een climax in de geestelijke stem
ming, die onderwijl, mèt grooter vreugde
minder plechtigheid kent.
Indien er in de louterheid van den Zon
dagochtend iets is, dat bijzonder spreekt tot
de ziel, iets dat ons het »sursum corda*,
het omhoog het hart* toeroept, de stem
ming van den Zondagmiddag verdiept zich
in haar innige levensvreugde. Zij gevoelt
zich aardsch van deze aarde en is er blijde
en trotsch mee. Alles roept, alles noodigt
uit tot genietingwant, stil, hoort gij die
zachte waarschuwing niet reeds? Het feest
heeft zijn hoogtepunt bereikt; wat nu nog
van den Zondag genoten wordt, komt niet
meer uit de volheid van zijn geluk, maar
uit zijn langzame verkwijning.
Immers de wekelijksche feestdag begint
niet met den Zondagochtend, maar is reeds
den avond te voren begonnen. De Zaterdag
avond speelt het preludium voor de Zondag-
sche symphonie. Wanneer de zon zal zijn
ondergegaan, is de Zondag ten einde dit
'merkt men zoo goed in het leven der lan
delijke bevolking. In de stedelijke Zondags
viering komt daardoor iets onnatuurlijks
geen wonder trouwens, want er is zoo wei
nig natuurlijks in het leven eener stad.
Ja, de waarschuwing is nu voor ieder
duidelijkde wekelijksche feestdag zal wel
dra ten einde zijn. Daarom, om er alles van
te genieten, tracht men den climax op te
voeren, de stille melancholie van den Zon
dagavond te overluiden.
Want dit is toch wel eigenaardig, er is
in onze levensgenieting altijd een doorstra
ling van weemoedigheid. Dit komt omdat wij
in onze blijdste uren niet kunnen nalaten, te
denken hoe kort zij zijn. De louterheid van
den Zondagochtend heeft ons een oogenblik
weemoedig gestemd; het was een zachte,
ontroerende, haast genotvolle weemoed. In
de rijke blijheid van den middag hebben wij
deze zoet-droeve stemming van een oogen
blik vergeten. In den avond komt zij terug;
maar zij is niet zoet meer, droevig wel, nu
echter niet zonder bitterheid. Hoe kort is
opnieuw ons geluk geblekenalles zal weldra
voorbij zijn. In de ochtend gingen de uren
statig en met opgeheven hoofd, langzaam,
niet te langzaam, als in een optocht ter kro
ning van een Vorst. Nu, in den ^vond.loo-
pen zij, snellen zij, rennen zij, het lichaam
gebogen. Haast u zoo niet roepen wij hun
toemiar zie hoe ijlings zij voortschieten
naar dien middernacht, welke den eersten
klokslag van den volgenden dag zal doen
hooren.
Welnu, indien de uren dan zoo vervaarlijk
voortijlen naar den nieuwen dag, dat deze
ons dan welkom zijMaandag zal zijn naam
wezen. Maandag, wij bereiden ons op u voor,
wijl we zeker zijn dat gij ons een heel groo-
ten zegen brengtonzen arbeid.
Wij hebben den Zondag genoten in onze
wekelijksche rust en genieting, wij zijn tot
ons-zelf ingekeerd en toen uitgegaan om het
Opperwezen te eeren, ook in kerk of in na
tuurwij hebben den sabbathdag geheiligd
óf door vrome overdenking, óf door blijmoe
dige levensdankbaarheid. Maar wij zijn
mensch niét om te rusten, doch om te ar
beiden. Reeds op den Zondagavond, in het
laatst van onze vreugde, denken wij nu en
dan hoe wij den arbeid den volgenden
dag zullen hervatten. En zeker, dit zijn niet
de oogenblikken onzer weemoedigheid.
ZANDBERGEN.
Het thans in druk verschenen Jaarverslag
over 1912 van de Maatschappij tot opvoe
ding in het huisgezin van weezen en andere
minderjarigen Zandbergen* herinnert aan
het groote verlies, dat de Maatschappij op
31 Juli leed door het verscheiden van haar
Voorzitter, ds. A. M. Adriani, die met hart
en ziel voor haar arbeidde en aan wien
Zandbergen* veel is verschuldigd.
Dank wordt gebracht aan den heer W. H.
Kam, die het kleine doch zeer ingewikkelde
werk der Verbouwing van de kantoren leidde
en ender wiens toezicht de bouw van het
herstellingsoord voor 24 meestal prje-
tuberculose patiëntjes »Het Treekerbergje*
thans plaats heeft.
Voor dergelijke patiëntjes er ook voor hen
die uit anderen hoofde rust noodig hadden,
was het huis te Nunspeet een ware uitkomst.
Maar het voldeed niet aan alle eischen,
die de hygiëne tegenwoordig stelt. Ook was
het te ver van Zandbergen* verwijderd,
hetgeen veel administratieven omslag gaf.
Het Bestuur besloot het werk, te Nunspeet
meer als proef begonnen, in de nabijheid
van Amersfoort voort te zetten. Het was
zoo gelukkig mr. W. H. de Beaufort, te
Leusden, bereid te vinden om, ten behoeve
van Zandbergen*, op een voor het doel
zeer geschikt terrein, gelegen te Amersfoort
aan den Leusderweg, belangloos het recht
van opstal te doen vestigen.
Het behoeft niet gezegd, hoezeer dit
royale aanbod werd gewaardeerd.
En zoo zal straks in de onmiddellijke
nabijheid van »Zandbergen« een herstellings
oord verrijzen, dat plaats heeft voor 24
patiënten.
In Mei 1913 zijn de fundamenten gelegd
en thans beginnen de muren te rijzen.
Alles te zamen genomen was 1912 voor
Zandbergen* een jaar van vooruitgang.
Het Bestuur en de Directeur, die in vol
komen harmonie samenwerken, gaan dan
ook met goed vertrouwen de toekomst
tegen. Waarmede echter niet gezegd wil zijn,
dat we niet bij voortduring behoefte gevoe
len aan A- medewerking, vooral aan de
financieele, onzer leden en begunstigers.
Uit de verzorging gingen 44 verpleegden,
waarvan2 gehuwd, 9 naar de ouders in
Duitschland terug en 33 meerderjarig.
Hieronder1 ambtenaar plantage Indië, 1
magazijnsknecht, 1 korporaal genietroepen,
1 militair O.-I. leger, 1 kantoorbediende, 2
bloemisten, 1 linnenwever, 1 instrumentma
ker, i tuinman, 1 onderwijzeres, 3 zeelieden,
5 hulp in de huishouding, 1 boekhoudster, 1
reiziger, 1 onderofficier, 7 dienstboden, 2
sneden, 1 machinist N.A.S.M. en 1 vertrokken
naar Duitschland.