Donderdag 18 September 1913. No. 8314. 62e Jaargang. kosteloos. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff" HOOFDREDACTEUR F. J. FHESZRZZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post ƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentien per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTZCHAGBT 9. Postbus 9. Telefoon 19 Wie zich met iugang van 1 October doet in schrijven alsabonné, ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers Goed begonnen, half gewonnen. Dat zegt de volksmond en wat de volks mond als wijsheid heeft vastgelegd in de eene of andere spreekwijze men behoeft er niet aan te twijfelen heeft in den re gel dieper zin, dan men oppervlakkig zou meenen. Wie zich dan ook de moeite ge troost om den inhoud van deze formule na te meten, zal het nog zoo dadelijk niet mee vallen. Want wat is de maat, waarmee hij meten zal? Spreek bovenstaand opschrift langzaam en duidelijk uit, dan voelt ieder, dat de nadruk valt op het woordje >goed«. Het succes van onzen arbeid ligt voor de helft reeds in het goede begin*. Maar wat is een goed begin Denk gerust even na, wik en weeg maar eens ter dege en gij zult overtuigd zijn, dat het gemakkelijker is, de vraag te stellen, dat het antwoord te geven. Wil het zeg gen een goed geslaagd begin Neendat kan niet wezen. Maar al te vaak volgt op een welgeslaagd begin, een slecht einde menige dag, die begon met een. schitterend morgenrood, eindigde met bliksenilitsen en donderslagenmenige zaak, die in haar op komst gouden bergen beloofde, heeft later droefheid en wee gebracht. Aan den anderen kantop een slecht ge slaagd begin volgde téT dikwijls een goed einde, dan dat de volkswijsheid zulk een wisselbaarheid zou hebben waardig gekleurd om haar in bovenstaand spreekwoord te vereeuwigen. Beteekent het wellichtop de juiste wijze begonnen Ongetwijfeld kan men hier niet buiten, zal de arbeid een welgeslaagd re sultaat geven. Wie een huis gaat bouwen, begint niet met al de bouwmaterialen op een hoop te storten, zeggendedaar zijn reeds de benoodigheden hout, steen kalk, ijzer, lood, enz. Dat zou een siecht begin zijn. Neen, hij legt van meet aan de verschillende materialen ordelijk soort bij soort, zoodat hij straks maar voor het grij pen heeft. En de tijd, besteed aan deze eer ste werkzaamheden zal hem bij den bouw honderdvoudig ten goede komen. Aldus te handelen, behoort dus, het spreekt vanzelf tot een goed begin. Maar met dat al ieder voelt het hebben wij nog geenszins het halve werk; zijn we nog niet voor de helft verzekerd van het gewenschte resul taat. Er ontbreekt nog iets, dat niet zoo dada|yk in het oog valt. Het gaat niet al leen om het verstandelijk, maar ook en wel voornamelijk om het zedelijk inzicht. Tot het goede begin behoort, dat wij de moeilijkheden van het werk, dat ons wacht, niet onderschatten, en wel door onze eigen kracht, energie en volharding te overschatten. Evenmin mogen wij vervallen in het omge keerde, dat wij de moeilijkheden overschatten en te kort doen of liever twijfelen aan ons eigen kunnen en kennen. Wie een open oog heeft voor het maatschappelijk leven, weet dat er van beide categorieën veel vertegen woordigers zijn. Dezen beginnen hun taak met onstuimigen moed en weergaloozen ijver. Doemen er bezwaren op, zij laten zich niet ontmoedigen en lachend werken zij ze op zijde. Nieuwe hinderpalen doen zich voor en nog weten zij ze, ofschoon met eenigen weerzin, uit den weg te ruimen. Maar hoe meer de moeilijk heden toenemen, des te meer begint hun moed te zinken, des te trager wordt hun energie, des te slapper hun werkkracht, des te langzamer hun hand en weldra zitten zij vast als een wagen in het moeras en kunnen zij geen stap meer vooruit of achteruit. Genen gaan moedeloos en onwillig aan deu arbeid en zien tegen een berg van zwa righeden zij houden zich bij voorbaat ver zekerd, dat de taak te zwaar is voor hun zwakke krachten. Bij den geringsten tegen stand, dien zij ondervinden, heet het met wrevel en bitterheid: Hebben wij het niet gezegd, dat het moest mislukken En met een gevoel van verontwaardiging staken zij de eerste poging reeds. Tusschen deze uitersten ligt deze waarheid, dat naar den vollen eisch van het goede begin noodig isvooreerst, dat wij ons zei ven kennen, zoodat er van overschatting der eigen krachten en onderschatting der moeilijkheden geen sprake kan wezenvervolgens, dat wij den moed hebben om op ons zeiven te ver trouwen; dat wij, hoewel niet vermetel op ons kunnen, wellicht eenigszins twijfelend aan ons kennen, wanneer wij voor het nieuwe, het onbekende staan toch durven begin nen onder den invloed van dezen zelfprikkei: wat anderen kunnen en volbracht hebben, dat kunnen wij óok volvoeren. Waarom zou den wij niet slagen, waar anderen succes hadden? Laten wij aanpakken, ernstig en volhardend, streve d naar ons doel en wij zullen het bereiken. Wie zóo begint hij heeft het halve en zelfs meer dan het halve werk gedaan. Be ginnend met een juiste zelfkennis en vooral met een gerechtvaardigd zelfvertrouwen zul len wij ervaren, dat wij een hoeveelheid sluimerende kracht bezitten, die, al werkend en zich inspannend, van zelf naar voren komt. En ziet, h< t blijkt een bron te zijn, die steeds ruimer vloeit, hoe meer er uit wordt geput. Aldus de heer C. Koenraad in »De Mid- denstandsbondc. De Rijks-middelen. ^De toestand van 's lands geldmiddelen eischt dringend voorziening. Ook bij zuinig beheer is de stijging, welke bij voortduring in de opbrengst der belastingen valt waar te nemen, niet voldoende om in de behoeften der schatkist te voorzien. Onafhankelijk van de in uitzicht gestelde sociale maatregelen eischen eenige in vorige zittingen aangeno men wetten reeds nieuwe middelen. »Uw medewerking zal allereerst worden gevraagd tot vaststelling van een algemeene Inkomstenbelasting en tot wijziging en ver hooging der Successiebelasting*. Aldus in de jongste Troonrede het uit zicht, dat de belastingschroef nog weer een slagje, desnoods meer dan éen, zal worden aangedraaid. De zoogenaamde millioenenrede bevat bijzonderheden omtrent de maatregelen, welke zullen toegepast om den belasting stroom ruimer te doen vloeien. Te onaangenamer is deze verrassing nu detoevallig óok Dinsdaggepubliceerde maand staat der Rijks-middelen aantoont, dat de opbrengst in Augustus dezes jaars f523 000 hooger is dan in de zelfde maand van 1912 en dat in de eerste acht maanden des jaars, d.i. de periode waarop de Minister van Fi nanciën de becijferingen in zijn millioenen- nota pleegt te baseeren, f127 502 384 is ontvangen, of f7 774 000 meer dan in den zelfden tijd van 1912 en f» 942 000 meer dan acht twaalfden der raming. Verleden jaar, toen de hoorn des overvloeds eveneens reeds bijzonder ruim vloeide, was de op brengst in de eerste acht maanden toch nog f i 842 000 bij 8/12 der raming ten achter. Het accres van bijna 8 millioen, dat in de eerste twee derden des jaars is behaald, volgt op een vermeerdering van 465 millioen in de zelfde periode van 1912, 415 millioen in 1911 en 590 millioen in 1910, zoodat de op brengst nog steeds crescendo gaat. De middelenstaat over Augustus is overi gens, trots het hoogere eindcijfer, niet zóo onverdeeld gunstig als zijn voorgangers. Een elftal hoofden van rekening vertoont lagere eindcijfers dan over de zelfde maand van verleden jaar, waaronder alle directe belastingen, die na de phenomenale opbrengst der laatste maanden ditmaal trager hebben gevloeid. De vermindering is bij het Perso neel slechts luttel, daarentegen bij Grond-, Bedrijfs- en Vermogensbelasting aanmerke lijk, n.l. respectievelijk f 108 000 f 224 000 en f 85 000. In het geheel werd uit de directe belastingen f 415000 minder ontvangen dan verleden jaar. Een kleinere opbrengst gaven voorts de wijnaccijns en die op het geslacht, beide echter tot een luttel bedrag, de registratie- en de hypotheekrechten, welker totaal met f 33 800 (5.6 pCt.) achteruitging, alsmede enkele kleinere middelen. Dit verlies werd ten deele goedgemaakt door een aanzienlijke vermeerdering bij de Successierechten, welker opbrengst het zeer lage cijfer van verleden jaar Augustus met f 586 000 overtrof. Voorts leverde de suiker- accijns f 243 000 meer op dan in de over eenkomstige maand van 1912, hetgeen echter alleen aan de omstandigheid is toe te schrijven, dat Augustus thans vijf betaal dagen telde, tegen slechts vier verleden jaar. Tegenover de verlagingen en de enkele toevallige vermeerderingen, die hierboven zijn aangegeven, staat een normale toeneming bij de Posterijen met f31 000 (2.25 pCt.), de Rijkstelegraaf met f12 000 (3 pCt.), de zegelrechten met f 23 000 (5.5 pCt.), als mede een kleine expansie ad f 7000 (0.5 pCt.) de invoerrechten en f3000 (1 pCt.) bij de loodsgelden. Al is dit na de recordcijfers van 1912 niet onbevredigend, toch zijn de cijfers niet zoo fraai als tot dusverre, hetgeen echter een voorbijgaand verschijnsel kan zijn. Wat de opbrengst over de eerste acht maanden betreft, hebben vrijwel alle middelen tot de vermeerdering bijgedragen. Achter gebleven bij verleden jaar zijn alleen de wijnaccijns en de waarborg op goud en zilver. De jeneveraccijns heeft 18.81 mil lioen opgeleverd, tegen 18.74 millioen in ƒ912. Het 8/12 der raming bedraagt 19.20 millioen en is dus niet geheel gehaald. Toch lijdt het geen twijfel, dat de heffiing over de twaalf maanden aanmerkelijk meer zal opbrengen dan de 25.20 millioen, die volgens de Middelenwet rechtstreeks zullen worden toegevoegd aan de middelen tot dekking der Staatsuitgaven. Er zal dus een aanmer kelijk bedrag beschikbaar zijn voor het fonds tot verlaging van den suikeraccijns, tenzij het tekort op den algemeenen dienst mocht nopen, hieraan een andere bestemming te geven. De invoerrechten hebben het 8/12 der raming reeds met f 1 468 000 (15 pCt.) overtroffen; de suikeraccijns is al 1.44 mil lioen (8.5 pCt.) boven de raming, de rest naar evenredigheid. Intusschen, de schroef wordt aangedraaid en de middenstand zal daarvan reeds vóór 1 Mei 1914, datum waarop de nieuwe Rijks inkomstenbelasting zal worden ingevoerd, weer het allermeest genieten. Wat kan men doen tegen insectensteken Menige zonnige zomerdag, tal van prach tige herfstavonden, worden den mensch, vooral als hij de genoegens van het buiten zijn ongestoord denkt te smaken, vergald door de gevleugelde en ongevleugelde plaag geesten, die in de gedaante van muggen en vliegen, van bijen en wespen, bij menigte in de lucht zweven. Iedereen weet het uit ervaring, hoe éen enkele mug ons den heerlijksten avond, de aangenaamste nachtrust kan bederven. En hoe het gesteld is in tijden, waarin deze schijnbaar zoo nietige insecten in gansche zwermen ons belegeren, daarvan zijn voor beelden in ieders leven genoegzaam bekend. De beroemde Alexander von Humboldt heeft beweerd, dat noch Indianen, noch slan- I ren, krokodillen of jaguars het reizen op de 1 Orinoco gevaarlijk maken, maar wel de ont- ;aglijke zwermen muggen. De natuurkun- lige Buchon hangt eveneens een schrikba rend tafereel op van het bloedgierig optre den dezer diertjes in de steppen van Siberië. Zóo erg doen zij het nu bij ons wel niet, maar toch kunnen zij ons het leven onaan genaam genoeg maken. Een grooter gevaar echter is, dat zij door hun steek ziektekiemen overbrengen op an dere dieren en op den mensch. Zoo is het in sommige streken van het tropische Afri ka onmogelijk, rundvee of paarden te hou den, daar zij door de steken van een soort paardevlieg (de tsetse-vlieg) letterlijk wor den afgemaakt. Nieuwe onderzoekingen heb ben aangetoond, dat deze vlieg zelf niet ver giftig is, doch dat ze met haar angel moord dadige microscopisch kleine parasieten in het bloed van het vee ent. Op de zelfde ma nier zijn bij ons de vliegen verspreiders van de gevreesde ziekte, die men miltvuur noemt. Meermalen is ook aangetoond, dat vliegen- steken bij den mensch bloedvergiftiging heb ben teweeggebracht. Het heirleger van bijen en wespen draagt eveneens vergiftigende wapens. Het meest zijn hieronder te vreezen c\e horzels, zóo zelfs dat er een spreekwijze is, welke zegt, dat twee horzels een mensch en drie horzels een paard kunnen dooden. Bovendien is hier van veel beteekenis de wijze, waarop het insect steekt, want daarbij kunnen zulke ongunstige omstandigheden zich voordoen, dat reeds een enkele steek levensgevaarlijk kan worden. Treft bijvoorbeeld een steek de tong, dan kan de zwelling van dit lichaams deel zóo sterk worden, dat zij zich ook op de dieper gelegen deelen van keel en hals voortzet en op die manier oorzaak van ver stikking kan worden. Steekt een bij haar angel in een bloedvat en laat zij daar haar gif achter, dan werkt dit bijzonder heftig dan ontstaan ernstige verschijnselen, o. a. onmacht, hartzwakte, enz. In deze gevallen kan het gif echter ook een stollen van het bloed te voorschijn roepenhet stolsel wordt door den bloedstroom meegesleept, kan naar de hersenen worden overgebracht, en, als het hier een slagader verstopt, verlam ming en dood veroorzaken. Ten slotte zij nog vermeld, dat een geheele zwerm bijen of wespen den mensch zoodanig kan toe takelen, dat hij aan zijn wonden sterft. Ge lukkig komen dergelijke ongelukken hoogst zelden voor en in den regel bedaart de ont steking, door de steek teweeg gebracht, na eenige dagen. Intusschen zijn toch zelfs de ongevaar lijke steken van vele insecten dikwijls zóo lastig en pijnlijk, dat de wensch om toch een middel te bezitten, dat de genezing be spoedigt, alleszins verklaarbaar is. Als volksmiddelen staan een groot getal zaken daarvoor gunstig bekend en worden in verschillende landstreken onderscheidene verzachtende omslagen aanbevolen. Nu eens wordt aangeraden, wat vochtige aarde, dan weer versche bladeren of fijn ge wreven aardappelen of omslagen van melk op de steekwond te leggen. Het is intusschen duidelijk, dat al deze middelen slechts éen doel hebben, nl. vochtige koude op de aan gedane plek te brengen. Doch met gewone omslagen van koud water bereikt men het zelfde, en bovendien moet men hieraan de voorkeur geven, omdat men hierbij zuivere doekjes en zuiver water kan bezigen, iets dat, zooals men weet, in onze dagen bij het behandelen van alle wonden, groote zoowel als kleine, een eerste vereischte is. Daar men zulk een reinheid niet kan ver wachten bij het gebruik van de genoemde middelen, kan men daardoor te gemakke lijker wondvergiftiging teweeg brengen. Langdurige ontstekingsprocessen met et- tering treden gewoonlijk ook op, als de an gel van het insect in de wond blijft zitten. Daarom is de raad niet overbodig, die men dikwijls krijgt, om nl. een mug, die ons steekt, niet dood te maken, doch kalm zijn

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1