Dinsdag 5
Mei 1914.
No. 8411.
63e Jaargang.
(Jitgave van de Naamiooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff
HOOFDREDACTEUR
F. J. 7H&DSHZES.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f\,—
franco per post f 1.15. Advertentiën I6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en ontelgenlngs-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht Postbus 9.
BUREAU:
ZORTEGRAOHT 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVING.
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis van de ingezetenen dezer
Gemeente, dat het door den Directeur van
'a Rijks directe belastingen, enz. te Utrecht exe-
cutoor verklaard kohier no. 5 van de
Personeele belasting
over bet dienstjaar 1913 aan den Ontvanger
van 's Rijks directe belastingen alhier is ter
hand gesteld, aan wien ieder verplicht ia, zijnen
aanslag op den bij de wet bepaalden voet te
voldoen.
Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke
Slaatsen aangeplakt te Amersfoort den 5
lei 1914.
De Burgemeester voornoemd,
Van RANDWIJCK.
Oogeumaat.
Onder dit opschrift vertelt G. C. in het
>Nieuws van den dag«
Aanvankelijk was het slechts een grap,
die ons als kinderen opmerkzaam maakte
op het groote voordeel van persoonlijke
oogenmaat, een van die kleine optische be-
driegerijtjes waardoor men meent iets veel
grooter te zien dan het is; niet waar, de
hooge hoed van vader of oom in verhouding
tot den kamerwand. Hoe schaamden we ons.
er zóo te zijn ingeloopen.
Doch die kleine ervaring, die elk denkend
mensch, wat vroeger of wat later, op de eene
of andere manier heeft te ondergaan, kan
een belangrijke factor worden op het gebied
zijner algemeene ontwikkeling.
Wij leeren met ons verstand, dat de dingen
kleiner schijnen naarmate zij verder van ons
verwijderd zijn. Wij weten dat reeds vroeg
omtrent zon en maan en sterren het wordt
ons zóo ingeprent als een onomstootelijke
waarheid, dat onze onbevangen belangstelling
in deze hemellichamen begrijpt daarmee vol
daan te moeten zijn. En wat de dingen dezer
aarde, de grootheden en afstanden onzer
naaste omgeving, betreft, wel, voor zoover
ons eigen oog ze niet reeds eer heeft ont
dekt, leeren wij ze langs den weg der wet
ten van de doorzichtkunde, kant en klaar
ons voorgelegd op school.
Zeker, alle teekenonderwijs brengt in dit
opzicht iemands oog iets verder. Maar zou
onderwijs in perspectief niet te vruchtbaarder
zijn naarmate het slechts een controle was
op voorafgaande persoonlijke practisch opge
dane ondervindingen
Eerst leeren zien, en dan, door studie
zegge door te profiteeren van wat de mensch-
heid vóór ons gezien en verwerkt, en onder
woorden en cijfers gebracht en in wetten
saamgevat heeft onderzoeken of wij goed
gezien hebben.
Er zijn niet veel pedagogische bekwaam
heid en leermiddelen noodig om een kind
den lust en den zin tot goed kijken bij te
brengen.
Men neemt een stuk papier, laat daarvan,
op het oog, met een speld in de lengte en
de breedte het midden bepalen, vouwt het
dan tweemaal dubbel toe, en door die twee
vouwen blijkt dan vanzelf, in hoever men
juist getroffen heeft.
Ook de meeste volwassenen, die het niet
beneden hun waardigheid achten, in een
verloren oogenblik die onbevangen proefje op
hun oogenmaat te nemen, zullen zich die
kleine moeite niet berouwen. Ik gun hun van
harte den triomf, in het gewenschte punt
te hebben geprikten anders de eerlijkheid,
zichzelf te bekennen, dat dit schijnbaar kin
derachtig spelletje voor hen volstrekt niet
overbodig is.
Maatstokken en andere meetgereedschap-
pen zijn heel nuttige dingenmaar nog nut
tiger is het, zelf, zonder hun hulp, de grootte
van een ding te kunnen bepalen. Alle voor
werpen rond ons kunnen dienst doen bij die
oogenmaat-oefeningen. Vergelijkingen vooral
leveren een dankbaar materiaal. Leg twee
kaarten, twee doozen, twee stukjes hout of
steen of metaal op een geringen afstand van
elkander, en bepaal, op het oog, hun ver
schil in omvang.
En, van afstand gesproken welk een
ruim veld biedt afstandsmeting in de open
lucht.
Onder Ruskin's machtigen invloed is
reeds op vele scholen een eigenaardig soort
van teeken-onderricht ingevoerd. Het teeke
nen geldt bij die methode minder als doel,
dan wel als ontwikkelingsmiddel.
Er wordt iets vertoond een blad, een
bloem of iets dergelijksalle leerlingen heb
ben gelegenheid het rustig, terdege in oogen-
schouw te nemen. Dan verdwijnt het uit
hun gezichtsveld en moeten zij zich, uit den
ontvangen indruk, een teekening er van
maken.
Die teekeningen lijken natuurlijk, vooral in
den beginne, naar niets. Het zijn ongewilde
karikaturen van het vertoonde model. Waar
schijnlijk zouden zij iets beter zijn geworden
als men het model ter beschikking had gelaten.
Maar als middel tot ontwikkeling van zuivere
opmerkingsgave is deze handelwijze veel be-
zielender.
Nóg slechter zijn de teekeningen, wanneer
zij geheel op verbeeldingskracht berusten. De
onderwijzer vertelt iets, een voorval, waarin
een paar menschen te pas komenen nu
wordt den leerlingen opgedragen, dat geval
uit te teekenen. Er komt, om zoo te spreken,
niets van terechtmaar de leerling krijgt
zeker besef van hetgeen teekenen is, veel
inniger dan wanneer hem een goed géteekend
exempel ter nabootsing wordt voorgelegd.
Ook bij ons hebben, sinds ik weet niet
hoeveel tientallen van jaren, alle scholen,
zelfs de Lagere, teekenonderwijs op haar
programma.
Zou, in verhouding daarvan, een grooter
aantal personen bij machte zijn, iets uit te
teekenen
Als dat niet het geval is, draagt daaraan
stellig, voor een deel, de fotografie schuld.
Sinds men aan de zon, door bemiddeling
van de chemie, kan overlaten afbeeldingen
te maken van al hetgeen de werkelijkheid
biedt, schijnt het wel of de moeilijke kunst
van dit eigenhandig te doen tamelijk over
bodig is geworden.
Zeker, de fotografie is een prachtige uit
vinding, haar groei is nog niet aan een eind,
en de mogelijkheden van haar toekomst zijn
nog niet te overzien; maar Je kunst van
teekenen zal nimmer overbodig worden, al
ware het alleen maar als middel om oogen
maat te krijgen.
Jac. P. Thijsse klaagt ergens, dat jongelui,
op hun zwerftochten door bosch en veld en
heide, een fotografie-toestel meenemen en
kiekjes* thuisbrengen, terwijl hij in zijn jeugd
alles wat hem trof uitteekende. Hij is dankbaar
voor die doorleefde noodzakelijkheid, omdat
het geziene zich daardoor dieper in zijn ge-
I heugen prentte.
I Men zou er aan kunnen toevoegen, dat
wie teekent, veel meer dan wie »kiekt«, aan
gespoord wordt tot uitkiezen van hetgeen het
meest de eer van het uitteekenen waard is;
het onderscheiden tusschen hoofd- en bijzaken.
Dit zou men de artistieke oogenmaat-oefe-
ning kunnen noemen, meer waard dan alle
fotografisch gemak.
Ik zou ten slotte de zaak r.og eventjes in
figuurlijken zin kunnen behandelen, kunnen
spreken over het voordeel van geestelijke
oogenmaat.
Menigeen zou, als hij in dat opzicht beter
onderlegd ware, minder tobben over kleinig
heden en meer gewicht hechten aan groote
belangen dan hij feitelijk pleegt te doen.
Hoe hooger iemand staat, des te meer ver
ruimt zich zijn horizon en hoe beter hij van
ieder standpunt uit een zuiver oog heeft op
het verschil van hoofd- en bijzaken, des te
gezonder zullen zijn oordeel en zijn levens
opvatting zijn. Ook dat vereischt oefening.
Het loon voor die oefening is wat men in het
dagelijksch verkeer »tact« pleegt te noemen.
En, merkwaardigerwijze, die »tact« heeft
met de gewone oogenmaat gemeen, dat hij
eer wordt verkregen door probeeren dan
door studeeren.
Mag dit zoo blijven?
Het Kamerlid voor Oostburg, jhr. R. R.
de Muralt, heeft Donderdag in de Tweede
Kamer uitgebracht, dat in 1899 de ambte
naren in Nederlandsch Oost-Indië wisten, dat
de pest in aantocht was uit Engelsch Indië.
Hij was toen zelf ondergeschikt ambtenaar
in Indië, doch zweeg; gelijk een ambtenaar
past.
Niet geheel zonder reden vroeg de heer
Schaper aanstonds, wie de schuld dragen,
dat de vreeselijke ziekte zich zóo heeft kun
nen uitbreidende pest-ratten dan wel de
bureau-ratten.
Het dient echter gezegd, dat de Regee
ring in moederland en koloniën niet stil zat,
al pakten zij de koe niet bij de horer.s.
De cijfers, die mr. Van Deventer Donder
dag in zijn interpellatie tot de Regeering
noemde, zijn getrouwelijk meegedeeld in de
cfficieele communique'sdoch of wel éen
Bewindsman of éen volksvertegenwoordiger
ze ooit zóo duidelijk heeft verstaan als thans
We willen ze hier herhalen.
Van 1 Februari 1911 tot t Februari 1912
kwamen voor 2169 gevallen, waarvan 1612
doodelijk, of 75 pCt.,
Van 1 Februari 1912 tot 1 Februari 1913
werden geconstateerd 2733 gevallen, waarvan
2516 doodelijk, of 92 pCt.,
Van 1 Februari 1913 tot 1 Februari 1914
werden aangegeven 11911 gevallen, waarvan
11 165 doodelijk, of 93 pCt.
Toen in Juni 1911 de heer Roodhuyzen
zijn interpellatie hield, meende de Minister,
dat de epidemie was gelocaliseerd en dat de
ziekte vanzelf zou ophouden zoodra de
moessoï.-wisseling maar zou zijn ingetreden.
Een der Iudische specialiteiten, de heer Bo-
gaardt, meende zelfs, dat onnoodige maatre
gelen slechts ongerief zouden veroorzaken.
Thans woedt de ziekte reeds in 11 afdee-
lingen van Java en is de genezingskans
gedaald tot slechts 7 pCt.
Er bleek, dat er in plaats van samenwer
king zoo broodneodig waar het betreft de
bestrijding eener zóo ernstige epidemie
verschil van inzicht was tusschen de ambte
naren van het binnenlandsch bestuur, die
van den technischen en die van den genees
kundigen dienst. Gelukkig heeft de Gouver
neur-Generaal een einde weten te maken aan
deze voorrangs-kibbelarijen tusschen de amb
tenaren van vier residentsschappen.
Intusschen zou eei, eenhoofdig gezag, uit
sluitend ingesteld voor bestrijding van deze
ziekte en staande boven alle ambtenaren en
beambten, wel zeer gewenscht zijn.
Ook bleek, dat er een groot tekort is aan
geschoolde verpleegsters en verplegers, aan
bacteriologen, aan geneeskundigen. De wei
nigen, die er zijn, doen wat ze kunnen meer
dan dat zelfs.
Slechts 11 jonge artsen gaven gehoor aan
den oproep. Zij zouden ontvangen f 1500
voor eeiste uitrusting, f 1000 verzekerings
premie en een tractement van f 400 per
maand. Het eerst meldden zich aan vrouwe
lijke artsen met 5 is de Regeering in on
derhandeling, terwijl Vrijdag, bij resolutie van
den Minister van Koloniën, de dames S. D.
Veenhuijzen te Leiden, en F. Janssen te
Amsterdam, en de heeren M. Rozenheek te
Delfzijl, C. D. de Langen te Groningen, F.
H. van Loon te Groningen, en dr. M. Hij
mans te 's-Gravenhage, ter beschikking zijn
gesteld van den Gouverneur-Generaal ten
einde daar te lande gedurende ten minste
éen jaar werkzaam te worden gesteldde
eerste twee als tijdelijk gouvernements-ge-
neeskundige, de overigen als tijdelijk gou-
vernements-geneesheer bij de pestbestrijding.
Dr. L. j. Buller, officier vai. gezondheid
ie klasse bij de zeemacht, die in geschrifte
niet zuinig de ooren heeft gewasschen van
hen die critiek oefenden op de voorwaarden
van uitzending, heeft zich ook bereid ver
klaard, ter beschikking te worden gesteld.
Moet het moederland de schande beleven,
dat de Regeering een beroep doet op bui-
tenlandsche medici Het is meer gebeurd,
dat buitenlanders in dienst traden bij het
Indische gouvernement, onder andere als
officier van gezondheid.
Op initiatief van Prins Hendrik, als Voor
zitter van het Nederlandsche Roode Kruis,
heeft dit lichaam voorloopig f 25 000 be
schikbaar gesteld en is te Amsterdam een
comité gevormd, dat weldra zich zal wenden
tot de bij Indië zoo zeer veel belang heb
bende Nederlanders om geld te verkrijgen.
Doch daarnaast zal het vragen om per
soonlijk zich te geven.
Ook de Vereeniging van ambtenaren bij
het binnenlandsch bestuur in Nederlandsch
Oost-Indië zegde aanvankelijk f 1000 toe en
bood haar hulp aan.
De Minister heeft namens de Indische Re
geering aan beide vereenigingen meegedeeld,
dat er prijs zal worden gesteld op de uitzen
ding van verplegend personeel en van uit
rustingen voor verplaatsbare hospitalen en
tentwoningen ten behoeve van de bevolking
in de door pest geteisterde streken van Java
Geld zal er komen; het zal ruim toevloeien.
Doch persoonlijke hulp?
Moge vooral in dit opzicht de oproep, wel
ke binnenkort kan worden verwacht, gehoor
vinden.
Z60 mag het niet olijven.
TOCHT.
De vrees voor tocht is bij de meeste men
schen groot, want talrijk zijn de ervaringen
in onze omgeving van door tocht veroor
zaakt koudevatten. Hoe dikwijls hoort men
er niet over spreken en hoeveel last kan men
in trams en spoorwegcoupé's niet hebben van
medereizigers, die de raampjes open of ge
sloten willen hebben. Zelfs levendige discus
sies kunnen zich er uit ontspinnen tusschen
hen, die bang zijn voor tocht en hen, die
beweren, dat wind en frisscbè lucht gezond
zijn. Dat die discussies nooit tot een resul
taat leiden, ligt voor de hand, want tocht en
wind zijn niet het zelfde.
Wilt ge het verschil leeren kennen tusschen
tocht en wind, vraagt een Duitsch ingenieur,
ga dan op een winderigen dag in een ver
trek, dat aan verschillende wanden ramen
heeft. Opent ge dan een raam, waar de wind
op staat, dan voelt ge bij elke windvlaag
koude lucht in de kamer stroomen ge krijgt
een gevoel van koude, maar niet dat onaan
gename gevoel, dat tocht veroorzaakt.
Opent gij daarentegen een raam, waarde
wind voorbij strijkt, dan zuigt die wind de
lucht uit de kamer mede, terwijl de uitge
treden lucht vervangen wordt door andere,
die door kieren en reten binnenkomt; ge
voelt dan tocht. Door het openen van een
deur wordt de tocht nog versterkt.
Dusbij wind komt de lucht in, bij tocht
gaat de lucht uit de kamer.
Waarom maakt wind ons zelden ziek en
waarom is tocht een gevaar voor onze ge
zondheid
De wind treft ons geheele lichaam, min
stens de voor- of de achterzijde. Door de
koude, die de wind verwekt, worden de vele
bloedvaten, die onze huid bevat, saamgetrok
ken. de huid wordt bloedledig en beschut
daardoor de onderliggende organen voor al
te groote warmte-afgifte
De tocht daarentegen treft «teeds een
klein deel van onze huid, waardoor het
samentrekken der bloedvaten moeilijker of
in 't geheel niet plaats heeft en de onder-
i liggende organen dus niet beschut worden.
I Door tocht kan men koude vatten.
Hoe gezond frissche lucht ook is, hoe on
schadelijk wind kan zijn, in tocht schuilt een
1 gevaarvooral als men verhit is.
I Aldus »Moleschott«.