Dinsdag 22 December 1914. No. 8508. 64e Jaargang kosteloos- Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff HOOFD-REDACTEUR J. 7KSDERISS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi.— franco per post ƒ1.15. Advertentién 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en ontelgenlngs- advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advërtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. SORTSGRACBT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Wie zich met ingang van 1 Januari doet in. schrijven als abonue', ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers KENNISGEVING. burgemeester en Wethouders vun Amersfoort maken bekend, dat het Bureau van den Bur gerlijken stand gedurende de beide Kerstdagen voor het publiek geopend zal zijn des vooruiid- daga van half negen tot negen uur, uitsluitend tot het doen van aangiften van geboorten of overlijden. De hiervoor noodige aanvrage moet geschie den aan het Gemeentehuis, mondeling of schrif telijk, uiterlijk tusschen acht uur en kwart over actateD des voormiddags van den dag, waarop men aangifte wil doen. Amersfoort, 19 December 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van UANDWIJCK. De Secretaris, K. KAAN Jzn. loco-Secr. Ëthisclie en religieuse vraag stukken in verband met den oorlog. Pr. dr. Ph. Kohnstamm, buitengewoon hoogleeraar in Natuurkunde aan de Gemeen telijke universiteit van Amsterdam, die Don derdagavond boven genoemd onderwerp be sprak voor de plaatselijke afdecling van den Ned. Protestanten Bond, zeide, dat alvorens over te gaan tot een bespreking der groote problemen van dezen tijd, hij noch geloofde zijn auditorium zijn levensovertuiging bij te brengen, noch er staat op te maken, het over te halen tot zijn meening. Levende overtuigingen worden niet verkregen, noch geschokt door bewijsvoering. Toch is het gewenscht, er over te spre ken, omdat dit veel verheldert van het ver moeiende en pijnigende, dat we thans om ons zien gebeuren. Allereerst is er het vraagstuk van het vaderland. Moet dit iets voor ons zijn Er zijn er, zelfs mannen van beteekenis, die dit ontkennen, die de engheid, gevormd door de landsgrenzen, van zich willen zetten en willen zijn wereldburgers, die allen, van wat land, ras en kleur ook, gelijkelijk lief hebben. Men denke aan Tolstoi en zijn kring. Maar ook in eigen land, zelfs in deze dagen, vindt het ingang en verdediging, zelfs in de Kon. Academie van wetenschappen, en prediking vooral onder de jongere theologen, o. a, dr. Bartels, die in »Omhoog< onder meer schreef »Het begrip «vaderland* is een mystificatie geworden. Ons vaderland moet zijn bij God; wij hebben geen wereldsch vaderland, doch moeten in zekeren zin gevoelen, dat bij Hem ons ware thuis is. Voor God bestaat er geen verschil in gelaatstrekken, ras of taalvoor God zijn alle menschen gelijk en Hij heeft hen geleidelijk lief*. Dus een veel diepere opvatting dan bij het cosmopolitisme, dat slechts wereldburgers van ons wil maken. De opvatting van dr. Bartels behoedt ons voor haat, welke thans aan alle zijden zoo °PMaar als we weten, dat God allen gelijke lijk lief heeft, óok allen, die deelnemen aan den huidigen oorlog, dan is toch te afschu welijken de strijd, die thans ontbrandde. Een kern van het onvergankelijke is in het verhaal van Genesis 3 en 'n de woorden van de slang: >de mensch zal worden gelijk God», want daaraan ligt ten grondslag de gedachte, dat God alle menschen gelijkelijk lief heeft, Duitschers, Franschen, Engelschen, Belgen, Russen en ook Nederlanders. Maar dan moeten wij óok allen gelijkelijk liefhebben, dan moeten we ons ook niet nauwer aan elkaar verbonden gevoelen dan aan men schen uit andere landen. Wie tracht te gaan in die richting, komt niet tot grootere en diepere liefde tot allen, doch geraakt tot algemeene oppervlakkigheid, zelfs in de gezinsverhoudingwant dan zou een moeder haar eigen kinderen niet méér kunnen liefhebben dan alle kinderen in de wereld geen man zou dan zijn eigen vrouw méér kunnen liefhebben dan alle andere vrouwen op de wereld. Een wegdoezelen van den gezinsband zou ons leven niet ver ruimen, doch verengen en vervlakken. Het beste, dat in ons steekt, zit juist in die be perking. Het zelfde geldt voor onze houding tegen over het vaderland. Evenals we moeten zijn lid van ons gezin, behooren we te wezen lid van ons volk. Zijn we dit dan komt vanzelf wel de grootere liefde tot de mensch- heid. Natuurlijk schuilen er gevaren in die bij zondere liefde. Evenals een moeder haar eigen kinderen kan beschouwen als de eenig brave, kan te ver gedreven vaderlandsliefde wekken de idee, dat slechts het eigen volk de cultuur draagt en dat andere volkeren, liefst met geweld van wapenen, moeten ge bracht tot die zooveel hooger staande cultuur. Aan zulk een opvatting van vaderlandsliefde zijn inherent Chauvinisme en Jingoïsme. Waardoor zijn we zoo licht geneigd, den eisch te stellen, dat alle anderen denken, doen en zijn gelijk wijzelven, aan andere volkeren het recht te ontzeggen op eigen aard? Dit hangt samen met de quantitatieve denkwijze, die velen hebben, met de meening dat de sterkte ligt in het aantal inwoners of de oppervlakte, met de beschouwing der personen niet als individuen, doch als exem plaren van zekere soort. Dit leidt tot den wensch om het aantal grooter te maken door uitbreiding van gebied. Wie zóo rekent, wil stichten groote eenvormige wereldrijken. Een meer juiste opvatting had die bewoner van Nottinghill, een voorstadje van Londen, die de vraag van den scepticus: »Wat zou't beteekenen als Nottinghill er nooit was ge weest», antwoordde: Wel, als de appelboom die 6 in plaats van 7 appels droeg; er zou altijd iets verloren zijn». We moeten er ons diep van doordringen, dat elk ding, dat eigen aard heeft, een in dividualiteit is met eigen waarde. We moeten niet allen trachten te spannen in een Pro- crustos-bed, niet eischen, dat de Zwitser onze lachende weiden even lief zou hebben als zijn bergen. Elk ding, dat eigen aard heeft en onver vangbaar is, heeft God lief. Laat ons daarom laten rusten de vraag of een Engelschman dan wel een Duitscher de beste is, doch laat ons respecteeren de volkeren in eigen aard en slechts beseffen, dat zij samen vormen het accoord, dat God dankt voor Zijn zege- het streven om uit vele zaken het beste te kiezen, doch gelukkig zijn in hetgeen ons hart het naast staat en weldadig aandoet, doch niet eischen, dat anderen evenzoo voelen. Daaruit volgt, dat we voor onzen grond en ons land offers mogen en zelfs moeten brengen, een besef, dat versterkt is in gansch wereld. We leefden in een materialistischen tijd, waarin we maar al te zeer vergaten de oerkracht, die in ieder sluimerde. Dat de liefde tot het land herleefde en zulke groote offers doet brengen, is het mooie van dezen tijd. Wil een volk komen tot kracht dan moet het hebben zelfbestuur. We zien dit aan het heerlijke Vlaamsche land, de heerlijke Vlaamsche steden, beroemd in de Middel eeuwen, doch slapend toen het land stond onder Spaansche, Oostenrijksche en andere vreemde overheersching en de bloei van zijn cultuur geknakt leek tot in de vorige eeuw het een eigen bestuur kreeg en lette ren en kunst weder opbloeiden. Goed en bloed, eer en geweten, vrouw en kinderen moeten we, als het land in nood is, voor het vaderland ten offer kunnen brengen en het is hoovaardij en zonde om ter wille van het wereldburgerschap te weigeren hetgeen waarop het vaderland recht heeft. Wat is eer? Dikwijls hetgeen de opvoeder niet doet erkennen, dat hij korzelig was en ongelijk had toen hij zijn kind bestrafte. Eer is ook hetgeen Oostenrijk dwong, den oorlog te verklaren aan Servië. Eer is dik wijls niet zoo heel veel meer dan hetgeen er ons toe brengt, een misdaad te begaan. Doch eer kan óok zijn het hoogste, dat een mensch heeft en dus het geweten en dit mogen we niet ten offer brengen aan het vaderland, want we mogen niet handelen tegen onzen plicht jegens God. De vraag kan anders gesteld in dezen vormmogen we geweld plegen jegens anderen, mogen we anderen verminken, ja dooden in naam van het vaderland? Slechts geestelijke goederen hebben waarde en die kunnen niet gewonnen door geweld, bajonet ten en kanonnen. Spr. wilde het begrip «weerloosheid''thans niet uitspinnen, doch verwees daarvoor naar de door hem met df. De Sopper geredigeerde bi ochurenreeks «Synietse". Leed is een machtige en bijvoorbeeld in de opvoeding soms noodzakelijke factor in deze wereld en daarom is ook het plegen van geweld nuttig en noodig, bijvoorbeeld als het wordt aangewend ter verdediging van eigen land en volk. Daarmee is tevens ge zegd, dat oorlog is een noodzakelijk kwaad, met nadruk op «noodzakelijk". Een volk en zijn volksgenooten zijn gerechtvaardigd, oor log te voeren als thans de Belgen, wien deze oorlog is opgedwongendoch daarmee is allerminst te verdedigen iedere oorlog. Vooral oorlog is een ding, dat twee kanten heeft, want hij geldt steeds meer dan óen volk. Beiden meenen 't aan het rechte eind te hebben, doch dat kan toch niet. Welke nu zijn de oorzaken van een oorlog in 't algemeen Op de eerste plaats de quantitatieve we reldbeschouwing, op de tweede plaats gebrek aan democratie, d. i. zelfbesturen van een volk De werkelijke democratie eischt eerbied voor elk individu, omdat ieder mensch is éen, eigen en onvervangbaar. Wanneer elk individu zichzelf niet kan geven, niet kan meewerken, gaat er iets verloren. Vooral sedert de opkomst van het Duitsche Rijk geldt de theorie van de verheerlijking van het geweld en de macht der centrale regeering (Treitschke, Nietsche, generaal Von Bernhardi in Engeland de imperialist prof. Cramp). Na de pauze verklaarde spr., die op den voorgrond stelde dat hij bij het bespreken der geestelijke stroomingen den economischen ondergrond liet rusten, dat hij niet kan instemmen met die theologen, die dezen tijd noemen een heerlijken tijd, omdat hij de menschen doet inkeeren tot God. Wie dezen tijd hcopvol noemt, beziet hem uit zijn stu deercel, doch niet zooals hij in werkelijk heid is. Het is een jammelijke en droevige tijd omdat hij ons verder zal brengen op het pad van nóg grootere volmaking der techniek, doch van een techniek die het menschdom niet vooruit brengt, maar haar maakt tot haar slaaf, die nog grootere ver groving zal brengen en nóg meer de idee ingang zal doen vinden, dat de groote massa behoort te heerschen, hetgeen zal leiden tot een oneindigen tijd van oorlog en ellende, waardoor Europa zal worden als de streken in Afrika, die duizenden jaren te voren een hooge cultnur hadden, doch thans woeste nijen zijn. Er is nog iets ergers. Dat is het Engel- sche woord: «right or wrong, my people» (goed of niet goed, een Engelschman deed het, en dus is het goed)dus 't is goed, om dat m ij n land het doet. Dat tienduizenden sneuvelen of jammer lijk worden verminkt, is minder erg dan dat we duizenden voorgangers en leidslieden 2ie« afwijken van den rechten weg. Begin Augus tus erkende Von Bethmann Hollweg nog, dat hij onrecht pleegde toen hij beweerde, dat een tractaat er alleen is voor zoolang de omstandigheden die nuttig makenthans reeds heeft hij nog slechts slappe veront schuldigingen. En hoe diep zijn andere groote mannen reeds gezonken; zoo Hermann, de strijder voor recht die thans strijdt voor on recht; en Naumann en Arndt en andere non combattanten, die hun ziel verliezen en niet denken aan het woord van Paulus; «Het goede, dat ik wil, doe ik niet; maar het kwade, dat ik niet wil, doe ik». Onze geeste lijke leidslieden zijn het spoor bijster geraakt en kunnen thans hun stem niet meer ver heffen. Zóo irekt het instituut van den oorlog zelfs de allerbesten omlaag, doet hen den evenmensch haten en zelfs verdelgen. Wij hebben 't gemakkelijk omdat we neu traal kunnen zijnmaar zouden we beter zijn dan zij, die nu elkaar beoorlogen Hoe gaat onze tijd in tegen al hetgeen is ons ideaal. En de vraag rijsthoe kan dat, is dit Gods wil, waarom laat de Algoede toe dit snoode menschenwerk Nu komen we tot quietisme, Godsrecht vaardiging, voorbeschikking en andere vraag punten der wijsbegeerte. Nergens vindt men een meer afdoend ant woord op deze pijnigende vragen dan in het Christendom. Een deel van het antwoord is neergelegd in het vers van den Vlaamschen pastoor Hammenekker «Ik wil uit dankbaar heid eenvoudig neereschrijven», namelijk, dat de mensch niet kan bereiken de daden Gods, doch wil vertrouwen op Zijn wijsheid en wil beseffen, dat ieder een taak heeft in deze tijden, die alle iets hebben te zeggen. Laat ons gebruik maken van het groote voorrecht, dat we nog altijd mochten blijven buiten dezen krijg en laat ons niet toegeven aan den lust om van deze afschuwelijke dingen te lezenlaat ons ons matigen in haat en toornlaat ons niet partij kiezen laat ons begrijpen, dat we een groote taak hebben om aanknoopingspunten te leveren voor het herstel van den vrede. Tenzij werkelijk de internationale ontwa pening komt, moeten we ons aangorden om gereed te zijn. We moeten verbeteren taal en volk 80 pet. der jeugdig veroordeel den kent geen vak we moeten vormen de publieke opinie, welke zulke dingen weer staat; we moeten onrecht óok ^slechte woningen en ondervoeding weg doen. Willen we ons land verdedigen, laat ons dan ook zorgen, dat we het kunnen verdedigen en daartoe moeten we ten volle beseffen, dat we ons eigen volk, onze eigen beschaving, onze eigen cultuur weerbaar moeten maken, in ieder opzicht. Er zijn er die thans spotten met het Vre despaleis. Laat de gebeurtenissen ons niet ontmoedigen in ons pogen om onrecht te helpen vermijden en te verdedigen een rechts macht boven den enkelen Staat, het instru ment van het recht, dat af en toe onrecht pleegt. Laat ons allen ons doordringen van de gedachte, dat recht gaat boven macht en dat het welzijn van een volk niet is gebaseerd op macht, doch op recht. Spr. besloot zijn rede met het slotkoor uit Schiller's Brant von Messina» Erschilttert steh' ich, weis nicht, ob ich ihn Bejammern oder preisen soil. Dies Eine fühl' ich und erkenn' es klar Das Leben is der Güter höchstes nicht, Der Uebel gröstes aber ist die Schuld,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 1