Dinsdag 2 Februari 1915. No 8525 64e Jaargang Uitgave vau de Naauilooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma HOOFD-REDACTEUR F. J. 7HEDEHZZ! AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond, Abonnement per 3 maanden f franco per post ƒ1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officierle- en onteigenings- advertentlSn per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewij-nummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentien van buiten de stad wordeu de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9. BUREAU! xortzshaobt 9. Telefoon 19. KENNISGEVINGEN. Burgemeester en Wethouders der Gemeente Amersfoort brengen ter openbare kennis, dat bij hun besluit van 2C Januari 1914 aan het Bestuur van het zedelijk lichaam onder de zinspreuk „Sub prasidio Beatxe Mariic Virginia, sine macula concept»", gevestigd te Maastricht, en zjjn rechtverkrijgenden, voorwaardelijk ver- gunnirg ie verleend tot het plaatsen en in wer king stellen van motoren en dynamo's ten behoeve van het electrisch bedrijf en de water voorziening voor het Pensionaat „St. Louis", alhier gelegen aim den Utrechtse tien weg op een terrein bij het kadaster bekend onder sectie C no. 1*19. Amersfoort, '29 Januari 1915. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van KANDWUCK. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. Burgemeester en Wethouders van Amersjoort Brengen ter algemeene kennis, dut de ingevolge art. 10 van het Koninklijk Besluit van 16 Decem ber 1902 (Staatsblad no 222) opgemaakte alpha- tietiache ljjst, bevattende de namen der in deze Gemeente metterwoon gevestigde eigenaars of beheerders van oen of meer ter vordering »an te bieden paarden gedurende de maanden Fe bruari dezes jaars voor een ieder op de Secretarie deze' Gemeente (Afdeeling Militaire zaken) ter inzage is nedergelegd. Amersfoort, 30 Januari 1915. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. Nederlandsche Anti-oorlog Raad. (INGEZONDEN'.) Lezers van dit blad, gister x Februari was het eerste halve jaar van den oorlog vol. Een vol half jaar staan nu millioenen man nen, in do kracht van hun leven ontrukt aan hun gewonen maatschappelijken arbeid en aan hun gezinnen, in twee reusachtige machts groepen tegenover elkander met geen ander onmiddellijk doel dan om zoovelen hunner vijanden» als slechts mogelijk is, dood, ver minkt of gewond buiten gevecht te stellen. Een vol half jaar offeren deze millioenen gewapenden, door liet sterkst-gespannen me - schelijk verstand en vernuft en door de hoogst - opgevoerde menschelijke arbeids-inspanning voorzien van afzichtelijke vernielingswerk- tuigen ter eigen verdediging, alles dat hun in den weg treedt op aan hun eischen van zelfbehoud, vernietigen geheele landstreken en sparen ook kunstwerken niet. Wij zijn ervan overtuigd, dat niemand uwer zich de gruwelen'van den modernen oorlog zóo groot heeft voorgesteld als zij nu in werkelijkheid zijn. Maar wij[zijn er evenzeer van overtuigd, dat er niet velen onder U zullen gevonden worden, die niet van harte verlangen, dat deze oorlog de laatste zal;zijn in dejgeschie- denis van Europa, en die niet het hunne er toe zullen willen bijdragen om te voorko men, dat na den -thans woedenden wereld oorlog een nieuwe, nóg geweldiger wereld oorlog, zal kunnen uitbreken. Die gevoelens, gij hebt deze wel geuit, in persoonlijke gesprekken, in eigen kring xr.«ar ook op andere wijze? Hebt gij deze gevoelens ook zoo uitge sproken, dat uw stem, doordat zij zich samen voegde in een koor van anderen, althans kans had, te worden gehoord, misschien niet reeds gedurende den oorlog, maar dan toch wellicht later, wanneer bij den vrede over de toekomst zal worden beslist Zoo gij dat nog niet hebt gedaan, doet het dan nu nog! Immers dat verlangen naar een vrede, die niet een nieuwen oorlog met zich zal brengen, die gevoelens van protest en van afschuw, leven toch nog in U even sterk als in die eerste dagen van Augustus, toen zij alle andere gedachten schenen te j hebben verdrongen. Laat dan nu uw stem hoorenGij kunt dit doen door II aan te sluiten bij den «Neder- landsche Anti-oorlog Raad» (Secretariaat Theresiastraat 5 x te 's-Gravenhage) wiens stre ven er in de' eerste plaats op is gericht, de vredesvoorstanders van alle richtingen i.i I Nederland te .vereenigen in éen gemeen- schappelijke organisatie, die, in samenwer- j king met overeenkomstige organisatie's in alle andere landen, welke onmiddellijk belang bij den aanstaanden vrede zullen hebben, zal versterken de openbare meening ten gunste van een zoodanigen vrede, dat daarin niet meer de kiem van een nieuwen oorlog aanwezig zal zijn. Wij wekken U op, aan deze beweging uw steun te geven; uw zedelijken steun door te zijn wederom een nieuwe medestander van dien Raad, uw financieelen steun door een bijdrage van minstens fo.25 te zenden, uw daadwerkelijken steun, door deze organi satie steeds met nieuwe elementen zoodanig te versterken, dat haar stem steeds grootere kans zal hebben te worden verhoord. Het Bestuur van den Nederlandschen Anti-oorlog Raad mr. H. C. DRESSELHUYS, Voorz., I J. 11. SCHAPER. Onder-voorzitter. 1 prof. dr. D. van EMBDEN. mr. dr. D. A. I'. N. KOOI.EN. mr. V. H. RUTGERS, inevr. W. ASSER-THORBECKE, 1 Penningmeesteres, Oosteinde 1, Amsterdam, jhr. mr. dr. B. de JONG van' BEEK en DONK, Secretaris, Theresiastraat 51 te 's-Gravenhage. Beestachtig In den stillen namiddag ligt het fort te midden der weiden. Aa.i weerszijden van den dijk de hooge blauwe luchten met in het Westen het avondrood, dat neerzinkt achter het dorp. Stemmig steken de dorpstorens uit J 'ooven de boomen van het kerkhof, waarin de spreeuwen zich voor de nachtrust ver- zamelen. De weiden liggen overgoten met I goud van den avond; lange schaduwen heb- j ben zich daarover uitgespreid als voorboden van den vredigen nacht. Tusschen het riet zitten de eenden, hun kopje gedoken tusschen de vlerkeneen en- j kele nog snebbert tusschen het kroos, waar- boven zoethende mugjes in de laatste zon- nestralen dansen. Met zacht gekwaak zwem men de eenden verder, als de menschen hen al te dicht naderen. Want de menschen zijn bezig dicht bij de gracht. Daar werken zij in het zweet huns aanschijus den ganschen j lieven dag. Daar zijn zij al zoovele dagen aaneen bezig geweest, dat de eenden zich niet meer laten verschrikken, als zij naderbij komen. Dag aan dag werken die men ichen. Palen I zetten ze in den grond en van paal tot paal trekken zij prikkeldraad. Hun handen zier. j rood van de wonden. Maar onverdroten wcr- ken zij verder, opdat, wanneer straks hun medemenschen naderbij mochten komen, de- zen in het prikkeldraad verward zullen raken en uiteengescheurd neervallen. Dan leiden zij een efectrischen stroom door den draad, opdat hun medemenschen door bliksemschok- ken zullen worden gedood. Dag aan dag werken de menschen. Zij graven gaten en steken in het gat een mes met de punt naar boven gekeerd. Zij leggen wilgentakjes over het gat en bedekken dit weder met zoden. Dat is opdat hun medemenschen, wanneer ze straks naderbij mochten komen, zullen struikelen en vallen in de punten der messen, opdat deze hun lichaam zullen doorboren, j Maar de eenden weten dit niet, en zwem- men rustig verder, snebberend tusschen het kroös. In een boschje aan den dijk begint een :l c11 1 Ook de merel is niet bang meer voor den man, die bij het boschje op wacht staat. Want altijd staat er een man en de merel is aan dit gezelschap reeds gewend geraakt. Die man draagt een werktuig, door het zeldzaamst vernuft uitgedacht. Dat draagt hij, om daarmede straks zijn mcdemensch in de verte te kunnen doodschieten, zoodat het roode bloed zal vloeien uit het vergelend gelaat. Maar de merel weet dit niet en fluit zijn vromen avondzang. Tusschen het boschje glinstert eer. zonne vonk op een ding van metaal, dat, onder takken en struiken verborgen, hierdoor zijn aanwezigheid niet verraadt. Het is een revol- verkanon, dat straks een regen van kogels zal werpen op de naderende rijen van menschen, zoodat ze bij tientallen tegelijk zullen neer vallen, getroffen m de borst. Maar de merel weet dit niet, en fluit. Eenzaam aan den dijk, Jie de forten ver bindt, staat een stuk zwaar geschut. Het staat achter den dijk in een weiland te mid den van grazende koeien. Hoog verheft het zich boven op zijn geweldige affuit, die een lange schaduw werpt over het weiland. Drei gend ligt de vuurmond boven den dijk uit; hij is gericht juist op het dorp in de verte, waarachter het avondrood neerzinkt. Straks, als hij losbrandt, zullen de dorpstorens in eenstorten tusschen de boomen van het kerk hof, waarin de spreeuwen zich voor de nacht rust verzamelen. Dan zal de mensch, die bij het geschut op post staat, het vuur ontsteken, opdat honderden zijner medemenschen worden gekneusd, verpletterd, uiteengereten. Maar de koeien, die vredig grazen rondom de affuit, weten dit niet. Eén steekt haar slijmerigen snoet in de hoogte en snuffelt aan den vAirriond boven haar. Dan scheert haar tong weer het gras, dat met het goud van de ondergaande zon ligt overgoten. Beestachtig? Ik wilde yel, dat de menschen wat beestachtiger waren. J. GROENEWOUD Vz. Uit het «Haagsch maandblad voor vrij zinnig Hervormden". Algemeen belang. Een juiste bepaling te geven van alge meen belang is niet zoo heel gemakkelijk; zelfs elke poging daartoe blijft een benade ring van het begrip. Niet zelden wil men er een optellinkje van maker., zonder meer. De methode ir. eenvou dig: de som van alle bijzondere belangen, enz. Maar, gezien de ontelbare tegenstrijdig heden, welke deze aanbieden; Be botsingen, tot welke de ijver voor hun bevordering leidt; de nijd, die in hun bodem wortel schiet; dat alles doet ons de waarheid erken nen van den rekenkundigen regelongelijk soortige grootheden kunnen niet worden op geteld. Gewoonlijk wordt dan ook om dat «alge meen» een cirkel getrokken, die zeer veel buiten sluit. Er is dan sprake van «een» gez ..rienlijk of gemeenschappelijk belang, en in dien zin ook past men het doorgaans toe. Maar dan gdat er het mooie ook goed deels af. Er kan dan wel sprake zijn van bijzonderen ijver, wnnrbij persoonlijk winst bejag niet op den voorgrond treedtvan offers, die gebracht worden zonder «lat het «voor wat hoort wat» onmiddellijk het hoofdthema van de compositie vormt - en we zullen ons wel wachten, te ontkennen, dat cr op dit gebied heel mooie dingen wer den geleverd maar het beste daarvan voldoet toch nog bij lange na niet aan de idealistische opvatting, die de kern uitmaakt van hetgeen wij ons als algemeen belang voorstellen. De. vraag rijst, of die voorstelling juist is. Van den woordklank wordt druk gebruik gemaakt. Gij kunt dien hooren. als aan een billijke klacht over het niet in acht nemen van hetgeen u persoonlijk aangaat, geen gevolg wordt gegevengij spreekt dien uit wanneer gij meent, dat iemand «te stijf op zijn stukken staat» en daardoor het tot stand brengen tegenhoudt van iets, dat gij ge- wenscht acht. Met het machtwoord: «voor het algemeen belang moet het bijzondere wijken», tracht men niet zelden onrecht te rechtvaardigendaarentegen is het vaak een bruikbaar wapen in den strijd tegen een egoïsme, dat eigen beurs en maag tot de centra der wereld wil verheven zien. Niet temin, naarmate de behoeften der menschen, niet het minst de geestelijke behoeften, zich verder uitbreiden, verwijden zich ook dc kringen, die een gemeenschap vormen, ver liest het individueele iets van zijn scherpe kanten, vloeien er meer grenzen ineen, vindt de waarheid, dat wij niet leven voor onszelven alleen, meer erkenning en ruimer toepassing, worden er bruggen gelegd, die de afzonderlijke erfjes verbinden. En in die zelfde mate neemt de neiging toe om de werkzaamheid te regelen, niet op de eerste plaats naar een loontarief. maar naar de vruchten, die zij zal opleveren voor uitge breider gebied dan door het persoonlijk belang wordt bestreken. Dat moge nog lang niet alles zijn, het is toch wel iets. De voorstelling van een men- schengroep, waarvan elk lid slechts gedreven zou worden door de begeerte om voor al de anderen alles te zijn, zonder iets voor zich zelf te eischen, kan aanlokkelijk schijnen, met de mogelijke werkelijkheid is zij echter in strijd. Al hetgeen wij van het leven ge zien en geleerd hebben, wijst er op, dat het zich ontplooit in de persoonlijkheid. Elk heeft te zorgen, zoodra hij tot het bewust worden van zijn krachten is gegroeid, dat deze toenemen om op de hem ten deel ge vallen plaats den grootst mogelijken arbeid te verrichten. Gewoonlijk wordt niet gevergd, dat wij precies uitmaken wat van de vruchten van ons werk aan het algemeen belang ten goede komt. De maatschappij is er zoo op inge richt, dat zulks min of meer automatisch plaats heeft en zoo kan als regel worden aangenomen, dat het algemeen belang het meest wordt gebaat als het bijzondere het best wordt gediend. Onder éen voorbehoud echter, en juist bij dit komt de moeilijkheid. Het woord zelf zucht heeft een kwade oeteekenis gekregen doordien het een streven aanduidt om te gaan buiten het zedelijk veroorloofde en ver dedigbare hetzij door tc kort te doen aan het stuk algemeen belang, welks bevordering ons mede als taak voor het leven is opge dragen, hetzij door op het bijzonder belai. van een ander inbreuk te maken Een niet geringe mate van opvoedende kracht ligt in Je pogingen, die de naar voor uitgang strevende mensch aanwendt om hier harmonie te brengen, om door een krachtig willen en door vermeerdering van kui <:n tot een evenv 'cht te geraken, dat een hechte grondslag is van he* levensgeluk. In dien zoozeer gcwcnschten geestestoe stand moge de tegenstelling van bijzonder en algemeen belang nu en dan nadenken en overleg vorderen, het strijdige wordt toch opgelost en wel in dezen gunstigen zin, dat het laatste den voorrang verkrijgt door de overtuiging, dat er niets van mag worden opgeofferd of prijsgegeven, terwijl over het eerste de vrije beschikking ons is gelaten. En al is het algemeene slechts gedeelte lijk, he*, behoudt niettemin zijn waarde. Ver- xt weg de meesten onzer hebben te maken met vakbelangen, zoo goed als allen met volks belangen. Ter wille van de eerste vereenigun wij ons tot groepen de laatste brengen ons samen in de nationale gemeenschap. Om Laar hebben wij bovendien onze partijformatics, waarin wij trachten dc richting aan te geven, in welke dc toepassing moet worden gezocht van dc naar ons inzien meest juiste beginse len tot verhooging van de nationale kracht. Toch zijn, ook daar, de zelfde grenzen in acht te nemen. Bevordering van kringbelan- gen, versterking van hetgeen men de collec tieve persoonlijkheid zou kunnen noemen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1