STiOGRMI mm.
de burgerij van Amersfoort bereid is ge
weest het beste te doen voor het steun-ccmité.
De heer Gerritsen M. de V., dan wensch
ik B. W. mijn hartelijken dank te betui
gen voor de wijze waarop zij de Gemeente
geholpen hebben. Het liep hier over de
kwestie, M. de V., en een groot deel van de
burgerij zal dat begrepen hebben, wat moeten
wij doen. de belasting verhoogeneen tweede
belastingbiljet aan de burgers toezenden,
waardoor wij mogelijk de Gemeente voor
jaren in een slechte conditie gebracht zouden
hebben, of deze bijdrage verzoeken als vrij
willige bijdrage. En daarom gelooi :k, dat
de burgerij goed gezien heeft, zoowel ii het
belang van baarzelve als van de Gemeente.
Wanneer deze zaak, M. de V., dan wordt
aangelegd op de wijze zooals U opzooschi -
terende wijze hebt uiteengezet en zooals ik
het niet zou hebben kunnen doen, dan za!
men onmiddellijk bemerken, dat men een hee.
andere opinie was toegedaan. Wat men had
gewild, was een beleefder vorm, een anueren
vorm, maar het wezen der zaak was juist.
Men heeft onder degenen die zich op deze
wijze van de zaak trachtten af te maken ook
menschen gehad, die niet overtuigd konden
worden, maar bij dezulken kreeg men het
gevoel ze willen zich aan de zaak ont
trekken en werpen nu de schuld op de
circulaire.
Ik dank U nogmaals voor uw inlichtingen
en ik ben ervan overtuigd, dat bet steun
comité vanavond een goeden dag heeft gehad.
De Voorzitter: Mijnheer Gerritsen, U
beeft daar straks gesproken over vormen.
De heer Jorissen Welken vorm ook
De Voorzitter: Juist, welken vorm zij
ook zouden hebben gekozen, B. W. wisten,
toen zij de circulaire lieten uitgaan, zeker, dat
zij, onder welken vorm dit ook zou geschieden,
tal van opmerkingen zouden krijgen.
Ik weet niet of de heeren dat voldoende
weten, maar als men in deze moet doortasten
moet men ook wel eens anderen aantasten.
Wij wisten dit vooruit. Maar desondanks
wasen alle heeren van ons College ervan
overtuigd dat wij toch moesten doortasten.
Wij weten, dat welke vorm er ook gekozen
wordt, er in de geheele wereld personen ge
reed zouden staan om aanmerkingen te maken.
De vorm had beleefder kunnen zijn, maar
ook daarmee moet men oppassen. Wij hebben
opzettelijk niet den vorm gekozen van de
circulaires die uitgaan van verschillende Be
sturen als diaconieën en liefdadigheidsvereeni-
gingen, omdat het hier een zeer bijzonder
geval betrof. Het is hier geen zuivere lief
dadigheid; hier komt op den voorgrond een
gevoel van plicht ten bate van de gemeen
schap. Iedereen, die in Augustus eiken dag
en de reeks van dagen gezegend beeft, dat
ons land gespaard bleef voor den oorlog, bad
toen wel ik weet niet wat willen geven voor
de zekerheid, dat zijn eigendommen gespaard
zouden blijven. En nu moeten wij dat gevoel
óok nog hebben.
En ik hoop, dat de personen, die de cir
culaire om welke reden dan ook naast
zich neergelegd hebben tot inkeer zullen
komen of nog een circulaire zullen vragen
en in elk geval een bijdrage zullen geven
aan het steun-comité.
Vraagt een van de heeren hierpver nog
bet woord
De heer Hofland: M. de V., ik ben
dan '.baar voor de mooie woorden, die U daar
pas hebt gesproken, want op dat zelfde raam
zou ik willen voortborduren. Hetgeen ik wil
zeggen, staat in zóo nauw verband met het
geen U en hetgeen de heer Gerritsen heeft
gezegd, dat ik werkelijk blij ben, dat van
die plaats die woorden zijn gezegd, waardoor
ook beter zal worden begrepen het standpunt,
dat ik inneem bij het bepleiten van het voor-
afl, dat ik zou willen doen.
Vóór ik echter ga behandelen. M. de V.,
hetgeen ik mij had voorgesteld, alvorens ik
in deze vergadering kwam, te zeggen, zou
ik eerst nog even willen spreken over het
geen ik bij het begin van deze vergadering
reeds aanroerde.
Toen ik overwoog. M. de V., wat er in
deze omstandigheden gedaan kon worden,
kon ik niet weten, dat uw College een derge
lijke circulaire tot de gegoede burgers had
gericht en toen ik vanmiddag de stukken
las, dacht ik bij mijzelven is door het College
van B. W. niet overwogen om in deze
buitengewone omstandigheden, andere buiten
gewone dingen te doen, om laten wij het
maar platweg zeggen aan duiten te komen,
want daar gaat het toch om Als wij nu nog
noodig hebben f 40 000 zou dan het Gemeente
bestuur niet er toe kunnen overgaan om in
deze buitengewone omstandigheden het zelfde
te doen', dat in andere Gemeenten in gewone
om 'andigheden wel gebeurt, n.l. een leening
uitschrijven, een leening met aandeeltjes te
beginnen van een gulden rentende, 3 of 3.5 pCt.
Dar. stel ik mij toch voor, dat er hier nog
tal van ingezetenen zullen zijn, die nog wel
duizend of tweeduizend of drieduizend gulden
kunnen volmaken tegen een rente van 3 of
3.5 pCt, en dat tal van menschen een aan
deeltje zullen nemen van 1 of 2 of 3 of 10
gulden.
En als wij dan aannemen, dal wij de som
van 30 mille zouden aflossen in 10 jaar, dan
zouden aflossing en rente jaarlijks f 3000 be
dragen.
Ik stel mij voor, M. de V.. dat dit wel
zou kunnen en dit zou een middel zijn om
een blijk van saamhoorigheid tè geven met
de ontberingen van den werkmansstand in
het algemeen.
En nu ben ik gevorderd, M. de V., tot
hetgeen ik. in aansluiting met hetgeen U
straks hebt gezegd, meende in het midden te
moeten brengen. Ik heb nl. nog een voorstel'
voor den Raad, maar ik zal dat bewaren
tot straks, om te voorkomen het formeele
bezwaar, dat mijn voorstel, evenals het voor
gaande niet is onderteekend of wordt niet
ondersteund en dan niet in behandeling komt.
Hieiom zal ik het voorstel bewaren tot na
de toelichting. Dat is een manier van han
delen waarvoor ik van te voren de veront
schuldiging van den Raad moet vragen. Maar
wanneer ik die zaak op het oogenblik zoo ga
voorstellen, is dat omdat ik niet zeker weet
of mijn voorstel, wanneer ik het eenmaal heb
voorgelezen, voldoende zal worden ondersteund.
M. de V., door den Minister is een circu
laire gericht aan de Gemeentebesturen en
die heeft natuurlijk de aandacht getrokken
van U allemaal.
Die circulaire staat in verband met den
noodtoestand en al hetgeen dien noodtoestand
betreft, raakt ons allemaal en raakt ons in
't bijzonder als ledan van den Raad, omdat wij
laten we het maar een beetje onparlemen
tair zeggen in de penarie zitten. Wij
moeten nu trachten, er doorheen te komen en
U heeft zoo goed als ik nota genomen van
die circulaire, waarin de Minister aanbiedt,
voedingsmiddelen te verstrekken aan de win
keliers tegen den zelfden prijs als in de over
eenstemmende maanden van het vorige jaar.
Het verschil in prijs zou dan voor de helft
gedragen moeten worden door de Gemeente
en voot de andere helft door het Rijk.
Dat is, kort genomen, de inhoud van de
riculaire van den Minister.
Ik heb mij nu eens aan het cijferen gezet
en ben toen tot frappante uitkomsten gekomen
Ik kan mij niet voorstellen, dat een van U
allen ook maar ^enigszins hebt kunnen be
naderen de enorme verhooging van den leveus-
middelenprijs. Ik heb getracht dat eens te
becijferen en ik heb daarvoor gebruikt de
klantenboekjes, die ik in mijn bezit heb.
Ik heb er een staatje van gemaakt M. de
V.. dat loopt over 25 artikelen en dat heb
ik genomen per Liter, per pond of per ons
en ik ben gekomen tot een totaal-cijfer van
al die samengestelde boodschapjes van f4.73.
Dat was in 1914 in de zelfde week waarin
wij nu verkeeren in 1915, doch die zelfde
uitkomst van nu bedraagt f 6.42, zoodat het
precies een verhooging is van 29.5 pet. Nu
moet gij U dat een oogenblikje indenken,
M. de V„ dat menschen met een inkomen
van 7, 8, 9 en 10 gulden op hun levens
middelen meer moeten betalen 30 pet!
Dertig procent, dat heeft natuurlijk ten
gevolge, dat bij die menschen onstaat onder
voeding. Zij koopen in plaats van een pond
Java-rijst een pond kippenrijst. En dat is
niet een denkbeed, dat-ik hier maar zoo uit
spreek, maar dat gebeur^ inderdaad. Men
schen, die zich in normale omstandigheden
de weelde kunnen veroorlooven van een pond
goede Java-rijst van 12 of 13 centen, moeten
het nu doen met een pond kippenrijst van
9 cent. En als gij nu weet. dat Java-rijst de
hoogste voedingswaarde heeft, terwijl de
kippenrijst in alle qualiteiten voorkomt
is zij goed, dan is zij goed, maar is zij min
der goed, dan moet men het er ook mee
doen, daarvoor is het kippenrijst dan weet
ik wat dit zeggen wil.
En zoo gebeurt het met alle artikelenmen
moet zich behelpen met minderwaardige quali
teiten; daarmee moet men zich voeden. Maar
wil men zich werkelijk blijven voeden met
betere artikelen, dan volgt daaruit natuurlijk,
dat men een verhoogden prijs moet betalen
en dan is die zóo exhorbitant hoog, dat bruine
boonen, die verleden jaar 15 cent kostten, nu
21 cent per Liter kosten, zoodat er een ver
hooging is van 40 pCt. Het zelfde geldt voor
groene erwten, die van 14 tot 19 cent per
Liter stegendat is een verhooging van 38 pCt.
Ik noem nu nog een artikel als bloem de
heele lijst behoef ik natuurlijk niet te noemen,
maar ieder voelt, dat er een gemiddelde ver
hooging is van 3opCt. de bloem dat is
een volksvoedsel en die is in prijs gestegen
met .sopCt., n.1 van 8.5 tot 13 cent. De
goedkoope qualiteit koffie, zooals Santos-
kolfie, is 0 pCt. in prijs gestegen, terwijl juist
de Java-koffie, die door de beter gesitueerden
gekocht kan worden, maar 3 pCt. in prijs is
gestegen.
Ik wil er maar op wijzen, dat als die men
schen willen koopen goede artikelen, zij dan
moeten betalen hooge prijzen en dus op aller
lei manieren moeten bezuinigen.
Het zelfde geldt voor reuzel, spek en mar
garine. En margarine vooral is in de eerste
plaats een volksartikel en de werklieden, die
in normale omstandigheden al genoodzaakt
zijn margarine te gebruiken, kunnen nu heele-
maal de duurder geworden natuurboter niet
betalen. En de margarine is ook verhoogd
met 6.5 pCt.
(Zie vervolg hoofdblad).
BIJBLAD van de Amersfoortsche Courant van Donderdag 1 April 1915, No. 8550.
GEMEENTERAAD
VAN
AMERSFOORT.
Openbare vergadering van den Raad der
Gemeente Amersfoort, op Dinsdag 30 Maart
1915, des avonds te acht uur.
Voorzitter de Burgemeester, mr. J. C.
graaf Van Randwijck.
Tegenwoordig alle leden, de heeren:
H. W. van Esveld, R. G. Rijkens en N. Veis
Heyn, Wethouders; benevens de heeren: P.
van Achterbergh, S. J. van Duinen, A. Eysink.
D. Gerritsen, J. Hofland, F. M. Houbaer,
J. W. Jorissen. A. H. van Kalken, H. J.
deKempenaer, H. Koning, H. Kroes, A. C. R.
O. Leinweber, M. R. N. Oosterveen, J. A.
Rant, A. M Tromp van Holst en J. van
der Wal Kzn., benevens de Secretaris, de
heer A. R. Veenstra.
De Voorzitter: Ik open de vergade
ring.
De notulen der vergadering ,van 23
Februari hebben gedurende den voorgeschreven
tijd ter visie van den Raad gelegen. Vraagt
iemand daarover het woord Niemand Dan
zijn ze goedgekeurd.
De Voorzitter: Mijne heerenalvorens
over te gaan tot het doen van de gewone
mededeeliugeu wil ik voorstellen te beginnen
met punt 1 van de agenda
121. Installatie van 3 gekozen Raads
leden, de heeren: J. A. Rant, J. Hof
land en H. J. de Kempenaer.
Ik verzoek den Secretaris deze nieuw ge
kozen leden binnen te leiden.
De heeren De Kempenaer. Hofland en Rant
worden binnengeleid.
De V o o r z i 11 e r Mijnheer De Kempenaer.
wenscht U den eed of de belofte af te leggen
De beer De Kempenaer: Den eed.
De Voorzitter: En u. mijnheer Hofland?
De heer Hofland: Evenzoo.
De Voorzitter: En de heer Rant?
De heer Rant: Den eed.
De Voorzitter: Mag ik dan den Secre
taris verzoeken, de eedsformules, voorgeschre
ven bij art. 39 Gemeentewet, voor te lezen?
De Secretaris voldoet aan dit verzoek.
De Voorzitter: Mijnheer Rant, wilt U
zoo goed zijn mij na te zeggen: «Zoo waar
lijk helpe mij God Almachtig»
De heer Rant: Zoo waarlijk helpe mij
God Almachtig.
De heeren Hofland en De Kempenaer
leggen achtereenvolgens evenzeer de gevor
derde eed en af.
De Voorzitter: Mijne heeren. door het
goedkeuren der geloofsbrieven van zijn op
volger is de heer Rolandus Hagedoorn af
getreden als Raadslid. Tot ons leedwezen zijn
wij niet in de gelegenheid geweest, van den
heer Rolandus Hagedoorn persoonlijk afscheid
te nemen, maar ik geloof namens U allen
te spreken, wanneer ik hem nogmaals hartelijk
dank zeg voor al hetgeen hij in het belang
van de Gemeente heeft gedaan.
U. mijne heeren. wensch ik geluk met de
eer, die U is ten deel gevallen. Mij dunkt het
moet voor U een eer zijn. dat de Gemeente-
naren door deze verkiezing blijk hebben gege
ven hun vertrouwen in U te stellen. Ik hoop,
dat het U gegeven moge zijn en dat U de
kracht zult hebben, veel te doen in het belang
van onze Gemeente.
Hiermede verklaar ik u geïnstalleerd en
verzoek ik U, zitting te nemen.
Mijne heeren, ik geef thans het woord aan
den Secretaris om de ingekomen stukken
voor te lezen.
Indien er niets wordt bijgezegd, wordt door
B. en W. aan de leden voorgesteld, de stuk
ken voor kennisgeving aan te nemen.
106. Oproeping van den Raad van State,
dd. 25 Februari 1915. no. 32. om te ver
schijnen in de afdeelingsvergadering. waarin
verslag zal worden uitgebracht in zake
het beroep tegen het besluit van Gedepu
teerde Staten van Utrecht van 28 September
1914, 3e afd, no. 2237/1837, waarbij goed
keuring werd onthouden aan het Raadsbesluit
van 1 September 1914, no. 465, betreffende
het bouwen in een bepaalde wijk der Ge
meente Amersfoort.
Aangenomen voor kennisgeving.
107. Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht, dd. 8 Maart 1015, 3e afdeeling, no.
318/448. waarbij wordt goedgekeurd het
Raadsbesluit, dd. 27 October 1914, no. 539'.
aangevuld bij Raadsbesluit van 26 Januari
1915. no. 4j, tot onderhandsche verhuring
van Gemeente-eigendommen.
Als voren.
108. Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht, dd. 8 Maart 1915. 3e afdeeling, no.
488/443, waarbij wordt goedgekeurd het
Raadsbesluit dd. 23 Februari 1915, no. ^oo,
waarbij B. W. worden gemachtigd, over
over te gaan tot onderhandsche aanbesteding
van werken voor de gasfabriek, enz.
Als voren.
109. Besluit van Gedeputeerde Staten
van Utrecht, dd. 15 Maart 1915,3e afdeeling
no- 537/498. waarbij wordt goedgekeurd het
Raadsbesluit dd. 26 Januari >915, no. 41.
gewijzigd bij Raadsbesluit van 24 Februari
1915, no. 99, tot wijziging der Verordening,
waarbij terzake vau bepaalde ontvangsten
der Gemeente wordt afgeweken vaD art. 113
der Gemeentewet.
Als voren.
HO. Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht dd. 22 Maart 1915,3* afdeeling, no.
480/535, waarbij wordt goedgekeurd het
Raadsbesluit dd. 23 Februari 1915. no. 85,
tot het in gebruik geven van grond vóór
bet perceel Muurhuizen no. 82 aan E. van
der Wart.
Als voren.
111. Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht dd. 15 Februari 1915, 3e afdeeling.
no. 226/304, waarbij wordt goedgekeurd het
Raadsbesluit dd. 26 Januari 1915, no. 15,
strekkende tot het aangaan eener tijdelijke
geldleening tot een bedrag van hoogstens
f 400 000, rentende ten hoogste 6.5 pCt.
Als voren.
112. Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht dd. 15 Februari 1915. 3e afdeeling.
no. 226/304, waarbij wordt verdaagd de goed
keuring op de Raadsbesluiten dd. 20 Januari
1915 tot wijziging der Begrooting, dienst 1915.
Als voren.
113. Besluit van Gedeputeerde Staten van
Utrecht dd. 15 Februari 1915, 3e afdeeling.
no. 226/304, waarbij wordt goedgekeurd het
Raadsbesluit dd. 26 Januari 1915, no. 45. tot
wijziging der Begrooting. dienst 1914.
Als voren.
114. Brief van Gedeputeerde Staten van
Utrecht dd. 22 Februari 1915. 3e afdeeling.
no- 35'/358- waarbij wordt medegedeeld, in
gevolge opdracht van den Minister van Bin-
nenlaudsche Zaken krachtens machtiging van
H. M. de Koningin van 4 November 1914,
no. 29, dat bij Zijne Excellentie bezwaar be
staat om gevolg te geven aan het denkbeeld,
neergelegd in het tot H. M. de Koningin
gerichte adres in zake wijziging der Gemeente
wet voor heffing van opcenten op de hoofd
som der belasting, bedoeld bij letter c van
art. 240 dier wet.
De heer Hofland, Mijnheer de Voorzit
ter, ik heb met de meeste aandacht gelezen
de pogingen, die door het Dagelijksch Bestuur
zijn aangewend om aar de buitengewone
omstandigheden, waarin wij verkeeren. zoo
veel mogelijk door het heffen van een
bijzondere wijze van inkomsten over het
dienstjaar 1915, het hoofd te bieden en ik
heb opgemerkt, dat alle pogingen daartoe om
althans langs regelmatigen weg op grond
van artikel 240 van de Gemeentewet daartoe
te komen, vrijwel zijn mislukt. Maar ik heb.
uadat ik dat gelezen heb. overwogen of het
misschien niet mogelijk zou zijn, op andere
wijze dan daar is voorgesteld te komen tot
de middelen, die wij nu niet bezitten en die
we toch zoo noodig hebben in deze bijzondere
omstandigheden.
Misschien was het beter geweest, dat ik,
met hetgeen ik nu ga zeggen, de rondvraag
had afgewacht.
De Voorzitter: Mijnheer Hofland. U
neemt mij de woorden uit den mond. Het
gaat er op het oogenblik alleen om, deze
stukken al of niet voor kennisgeving aan te
nemen.
De heer Hofland: Dan. M. de V., zal
ik hiermee wachten tot de rondvraag.
Aangenomen voor kennisgeving.
116- Verzoek van den heer H. de Jong
Jr., dd. 4 Maart 1915. om ontslag als lid
van de Commissie van Toezicht op het Mid
delbaar onderwijs wegens vertrek uit de
Gemeente.
Te behandelen bij punt 124.
116. Brief van het Bestuur van de afdee
ling Amersfoort van den Nationalen Bond van
handels- en kantoorbedienden >Mercurius«.
dd. 22 Maart 1915. waarbij dank wordt be
tuigd voor het besluit dd. 26 Februari 1915.
waarbij in gebruik wordt gegeven een school-