i 1915. M 64e Jaargang ^irma A. H. van Cleeff" De heer Kroes verlaat de vergadering. De heer Hofland vervolgt: U heeft, M. de V., een verkeerde bedoeling gelegd in mijn woorden betreffende wat u gedaan heeft als magistraat ten opzichte van de Le vensmiddelenwet. Ik heb zeer gewaardeerd wat u gedaan heeft; ik heb dat gezegd en ik herhaal het nogmaals; maar ik bedoelde, dit te zeggen. Dergelijke zaken kunnen- van groot nut zijn voor onze Gemeente. Nu geef ik u volmaakt gelijk als u zegt, als ik op het oogenblik als Burgemeester, als eerste Rijks-ambtenaar, als magistraat kan uitvoeren de Levensmiddelen wet, dan zijn wij veel gauwer geholpen. Dat geef Ik u dadelijk toe. Maar ik heb willen zeggen, dat er bezwaar aan verbonden was, wanneer de Raad niet voelde, dat hij het recht moet behouden, die zaak te regelen zooals hijzelf zich voorstelt, dat zij geregeld moet worden. Ik bedoel dus, dat het goed kan zijn, dat de macht, die de Raad bezit om dergelijke verordeningen te maken in dezen tijd in handen gegeven wordt van een dictator, van iemand dje de zaken goed beziet en die kan doortasten. Maar er zullen andere tijdeu komen en ik meen, dat de Raad dan zijn rechten op dit punt niet mag laten be knibbelen. Dat is wat ik gedacht heb toen ik sprak van de maatregelen van den Bur gemeester ten aanzien van het broodgewicht. Nu weet ik niet, M. de V., of bij slot van rekening niet de Gemeentebesturen van Den Haag, Amsterdaip en Rotterdam weer gegaan zijn met een schrijven tot den Minister, om die laatste circulaire ten aanzien van de con trole gewijzigd te krijgen. Dan vervalt een groot gedeelte van uw be zwaar. Want het controle-bezwaar Wibaut heeft het gezegd op de meeting te Rotter dam voor kleine Gemeenten is dat niets; daar gaat de Rijksveldwachter maar in de bakkerij om toezicht te houden, en als er nóg een bakker is, nu dan wordt daar wel een onbezoldigd Rijksveldwachter voor gevouden. Ik geef dadelijk toe, dat de zaak voor onze Gemeente zoo eenvoudig niet is. Maar ligt het niet op onzen weg om met Den Haag en Rotterdam en Amsterdam ons te dier zake tot den Minister te wenden Het is gebleken, dat de Minister niet ongevoelig la voor een verbetering zijner maatregclep. Hij heeft deze ■circulaire laten wij aannemen naar zijn beste weten vervaardigd. Maar het blijkt nu ach teraf, dat er bezwaren zijn, die met den bes ten wil van de wereld niet uitgevoerd kunnen worden. En als er zulke onoverkomelijke bezwaren aan verbonden zijn dan rust op ons de plicht, M. de V., om te zorgen, dat de controle-piaatregelen zooveel vergemakkelijkt worden, dat zij werkelijk ten uitvoer kunnen worden gebracht. En dan rust op ons óokde plicht om ook het wittebrood te betrekken onder het gebak. Ik hoop, dat door den Burgemeester met den meest bekwamen spoed hierop zal worden aangedrongen te bevoegder plaatse. Wat betreft die zaak van het varkensvleescb, ik hoop nu maar, dat oók hier met den meest bekwamen spoed dit volksvoedsel, dat var- kensvleesch toch ook nog i», verkrijgbaar gesteld wordt. De Voorzitter: Dat mag ik als Burge meester toch niet onder mij laten. U gaf mij daar den titel van Rijks-ambtenaar. En daar mee hebt u, niet alleen ondergeteekende, maar alle Burgemeesters In de lande in een atfakje getast. Ik haal de woorden aan van den ex-Burgemeester van Amsterdam, thans Vice-president van den Raad van State, Van Leeuwen: >Wij Burgemeesters hebben maar éen chef en deze is de wetc. De heer Hofland: Miar u heeft zelf ge zegd, dat u Rijks-agent was. (Gelach). Dat is toch eigenlijk nog iets anders! De Voorzitter? Dan, wat aangaat het opwekken van verwachtingen, B. en W. hebben dadelijk het standpunt ingenomen, dat het het beste zou zijn, dat het Rijk door tastend optrad. En nu is het wel merkwaar dig, dat B. en W. op het zelfde standpunt staan als uw partij, zooals dat gebleken is te Rotterdam. Wij meenen, dat het verreweg het beste zou zijn als het Rijk doortastend optrad om de verschillende soorten meel ver krijgbaar te stellen tegen verlaagden prijs. Ook van uw standpunt achten wij het het beste, dat deze maatregel zoo min mogelijk wordt uitgevoerd. Als hij wordt uitgevoerd, zal de Minister zeggen: Kijk, het gaat wel». Daarom is het veel beter, ook uit een oog punt van verstandige politiek, dat wij op deze circulaire niet ingaan en de Minister wederom ziet>Kijk, zoo gaat het niet» en zich dan wendt tot de Gemeentebesturen. B. en W. vonden het aan den anderen kant moeilijk om dadelijk te zeggen: neen. Zij wenschten overtuigd te worden alvorens aan te dringen op een andere wijze van uit voering. Van het begin af hebben B. en W. gedacht: Kijk eens aan, de voeding van den Nederlander is een Rijks-belang. Er bestaat geen enkele reden waarom een regeling bij voorbeeld te Soest en te Barneveld niet zou gelden eu te Amersfoort wel. De heer Hofland: En moeten de men- schen dan maar en passant omkomen? Wat donder, daar gaat het toch om en dat komt daar toch van. De Voorzitter: Neen, mijnheer Hofland, u begrijpt het niet goed. Het is een zaak van de Rijks-regeering. Uw partij ziet dat beter in dan uzelf. Nu vraagt u, moeten zij dan maar omkomen? Maar daar gaat het niet om. De bedoeling van het Rijk is geweest, die zaak te schuiven op de schouder® van de Gei -ïeentebesturen en de Gemeentebesturen zeggen terechthet is een zaak, waarvoor het Rijk dient te zorgen, Heuscb. mijnheer Hofland, ik ken de prac- tijk beter. Ik' weet heel goed hoe het zal gaan. Nu heeft de heer Wibaut mooi praten met te zeggen, zet er maar een veldwachter bij. Maar die kunnen toch niet alle dagen toezicht houden op alle bakkerijen. Mijnheer Hofland, u weet zoo weinig van de practijk af. Stel u voor, dat er eens een doortocht van woonwagens kwam, dan zouden de veldwachters daardoor geheel in beslag genomen worden en dan moet u niet vragen wat voor brood de ingezetenen zouden krij gen. De zaak is niet gemakkelijk. B. W. willen graag medewerken, maar dan op de beste manier. En daarom moeten zij protest aanteekenen tegen het opwekken van ver wachtingen door den Minster, die tóch nooit voor verwezenlijking in aanmerking komen, Het ia beter, dat er niets gedaan wordt, dan dat allerlei verwachtingen worden opgewekt, die bij slot van zaken niet kunnen worden verwezenlijkt. Mijnheer Hofland, wilt u thans spreken over een ander punt? De heer H o f 1 a n dJawel, M. de V., dan zal ik thans oytf^an tot dat tweede punt. Het is voor mij werkelijk geen prettige zaak om over dit onderwerp te spreken. Ik ben verleden week verrast, een oogen blik verrast geworden, door een uitnoodiging tot 'een bijeenkomst hier in deze Raadzaal. En toen wij hier kwamen, zijn wij geplaatst voor de vraag, zal de Raad bij het inscha kelen van den electrischen stroom door den Burgemeester op Zaterdagmiddag daarbij te genwoordig zijn en zal hij dan op kosten van de Gemeente enkele heeren ontvangen en die een diner aanbieden. En toen heb ik gezegd neen. En toen heb ik gevraagd, op welke wijze de kosten gedekt zouden worden. En toen heeft men er iets op gevonden. En de manier waarop daarover gesproken is gewor den, is een slimmigheid geweest en ik ben het daar niet mee eens. Maar nu nóg iets. M. de V. Zaterdagmid dag is die plechtigheid dan geweest. Ik kan er mij werkelijk indenken, dat dit voor u een gebeurtenis van beteekenis is geweest. Ik vind het voor mij zelf óok een gebeurtenis van belang, een groote gebeurtenis, een histo rische gebeurtenis. Maar waar ik het niet mee eens ben, M. de V., is dit. U heeft als ver tegenwoordiger van de Gemeente daar aan verschillende menschen een zekere erkentelijk heid betuigd. Dat is goed. De Wethouder, de heer Veis Heyn. heeft later lof gebracht aan den heer Veenatra en uzelf. Het aandeel, dat uzelf en ook de leden van den Raad hebben gehad in de tot stand koming van die zaak, ik waardeer het ten volle; ik ben het er volmaakt mee een». En ook aan andere menschen is erkente lijkheid betuigd. Maar ik zou willen vragen, hebt U niet een voorname factor vergeten. Gij hebt gemeend daar als Hoofd der Ge meente dezen en genen en ook den aannemer een pluimpje te moeten geven, alle pluimpjes an de intellectueele arbeiders. Ik wil voor niemand onderdoen in waardeering van in- tellectueelen arbeid, maar ik ben het niet eens hiermeede voornaamste factor, de arbeiders, heb je niet genoemd die menschen, die op hun loon nog bestolen zijn geworden. Dat is inderdaad zoo! Ik heb het geheele dossier ingezien, waarbij is uitgerekend, dat die men schen voor 300 a 400 gulden zijn bestolen op hun loon. En de ongelukkigste zaak is, dat die menschen het recht niet hebben, dst te vorderen. Ik zal dat natuurlijk niet aan U verwijtenmaar had het niet op uw weg gelegen, ai wist U dat niet en al hebben die menschen uit zwakheid daarin berust, ook hun uw erkentelijkheid te betuigen Of zijn dat maar arbeiders en komt dat er met hen niet zoo op aan Maar men is verder gegacn. Men heeft die menschen uitgenoodigd een maal te gebruiken. Ik weet het niet, maar als de kosten zouden worden verhaald op een wijze zooals is voor gesteld op dat bijeenkomstje, waar U niet tegenwoordig was, dan geef ik U de verze kering, dat ik daartegen voortdurend zal pro testeeren. Wanneer op een dergelijke wijze, op een wijze die niet door den beugel kan, zooals daar gezegd is maar wat niet aangenomen kon worden omdat het geen officeele ver gadering was n.l. wij zullen dat dekken uit de oprichtingskosten, gehandeld zal worden, dan kom ik daar beslist tegen cp. Welzeker, dat is ook wel bet gemakkelijkste, M. de V. Wanneer de Wethouder der bedrijven die menschen een apart maal had willen aanbledon en ze desnoods naar Birkhoven had willen rijden, allemaal tot je diens», maar dan had de Wethouder of het College van B. en W. van te voren een bepaalde som als credlet moeten aanvragen en dan had die zaak hier in den Raid" behoof lijk voorbereid en be sproken kunnen worden en moeten worden, en dat ia nu niet gebeurd. Een van mijn 9l. BUREAU; ZOHTÏCRAOHT S. PoKbu. T,l«foon I,. igovaar ten gevolge van l- VAflichtingveel minder bij gasverlichting ti Sa JcatVTgoen brand uitbreken (een z.g. dagboander verbruikt toch nog 3 L. ga» per uur of ruim 25 M8. per jaar) en in het, geheel niet bij petroleumverlichting. Vergeleken met de kasten van gasverlich ting zal de stroomrekening dus nogal mee- In een perceel, waarin zich electrische gelei dingen bevonden, of het groote publiek zegt: »De brand is «ntstaan.^door :koctslniting«. Waarom? Omdat dit zoo de gelijkte term 400 uren hiervan (ten minste wanneer het werk '3 avonds om 7 uur eindigt) binnen den in het tarief bedoelden >bezetten tijd». Dat wil dus zeggen, dat 1 K. W. U., hetwelk men het geheele jaar door, gedurende 10 uur per dag gebruikt, over 2600 uren bere kend wordt a 5 cent en over 400 uren 4 jo cent, totaal dus f 130 en f .80 of f 210, het geen overeenkomt met een gemiddelden prijs van 7 cent per K. W. U. Men ziet hieruit, welke gunstige voor waarden aan de klein-industrie worden aan geboden om zich te ontwikkelen het ver krijgbaar stellen van zeer goedkoope drijf kracht. Dat zij dan ook in welbegrepen eigenbe- j lang van deze gelegenheid gebruik make i dat de verwachtingen en de hoop, welke Burgemeester en Wethouders in haar hebben gesteld, mogen worden verwezenlijkt, tot economische verheffing en tot voorspoed van Amersfoort. De IJgheiligeii. Ze zijn er weer, de strenge heeren, die jaarlijks tegen half Mei ons komen vertellen, dat het gevaarlijk is, reeds zóo vroeg te rekenen op de vastheid van het lenteweer en nog veel minder gewenscht, nu reeds kachels en winterklecren aan kant te doen. De dag van hun verschijnen verschilt wel eens een weinig. Meiden zij zich aan op 11, 12 en 13 Mei dan zijn het St. Mamcrtus, St. Pancratius en St. Servatius; komen zij op 12, 13 en 14 Mei dan zijn het St. Pan cratius, Si. Servatius en St. Bonifacius. Maar onvermijdelijk vertoonen zich de drie IJshei- ligen en 11a hun verschijnen pleegt het wel eens een paar weken te duren eer de tem peratuur zich herstelt. Hoe dat komt? Hoe 't bestaanbaar is,dat de vruebtboomon, die als met een wit laken van bloesem zijn overdekt, soms zoo te lijden hebben van hun gestrengheid? De weerkun digen zoeken er reeds zoo lang naar, doch weten geen bescheid te geven. len minste niet zóo beslist als die oude tuinman, de man van de practijk, die meende »of de duvel er achter zit, of de wind komt op het zelfde neer; vóór 20 Mei moet je geen tecre planten buiten brengen». Maar de nu zoo heel mooi bloeiende boom gaarden kunnen niet maar zoo gauw onder dak gebracht en zullen dus weer lusten van de nachtvorsten. Hopen we, dat het niet aLte veel zij. Onder de Belgen. De heer M. de Koning, houtvester vsn de Ned. Heide-maatschappij en achtereenvolgens chef van den arbeid in het vluchtkamp bij Oldebroek en het vluchtoord te Nunspeet, deelt in het »Tijdschrift van de Ned. Heide maatschappij» een en ander mede van zijn vijfmaandsche ervaring aldaar en vertelt van de moeilijkheden om de vluchtelingen aan het werk te krijgen en aan het werk te houden. Over Oldebroek schrijft hij 1 Enkele dagen ging alles vrij goed. Met hoedenmakers, schippers, koetsiers, enz. is het nu eenmaal niet gemakkelijk graven, maar niettemin werkten de menschen kalm door. Doch weldra begonnen de slechte ele menten de overhand te krijgen, vooral door den grooten toevoer van jongelieden, die gedacht hadden, in Nederland een vagebon denleven te voeren met het kamp als uit gangspunt en punt van samenkomst op het etensuur. De oorspronkelijke troep werd hoe langer zoo kleiner's morgens tegen 9 uur was er niemand buiten de barakken te vinden. »Telkens stond men voor verslapping van len werklust, ónk wanneer er nieuwe be woners in het kamp kwamen, voor wie dan alle belangstelling was. Groote kalmte, veel tact en een onver stoorbaar humeur moesten dan hun diensten bewijzen en langzaam kwam alles weer in het goede spoor. Vroolijk toog men weer aan het werk van 9 tot 12 en van 2 tot 4. Hoogst enkele malen moesten de marechaus-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 17