Reisklastini. MOR) VETTER Co. De beroemde V komt Vrijdag 11 de Concertzaa feuilietonT Blanche CREDIET-VEREENIflINtt te Amsterdam. Correspondentschap te Amersfoort. nir. H. J. M. ran den BKR»li. wil1ielmina8traat ft. Zij stelt zich ten doel het verleonen van Credieten onder per soonlijke of zakelijko zekerheid of in-blanco het incasseeren van handelspapier het ontvangen van gelden déposito en rekening-courant. De ondergeteekenden, vormende het Sul comité voor Amersfoort der Vereenigin »Reisbelasting«, veroorloven zich de vrijhei* U hierbij dringend te verzoeken eene klein gift af tc zonderen voor hen, die om g< zondhcidsredenen naar buiten moeten en nl* kannen gaan door gebrek aan de noodig middelen. Vragen wij allereerst steun aan hen di reisplannen hebben, ook van de niet-reizende zal elke gift dankbaar worden aanvaard dooi Mej. D. A. SIDDRÉ. Mevr. GRONEMAN— Doornbos. Mevr. KNOPPERS—Van Eijberge Mevr. KNOOTE— Van Lanschot Hubrecb Baronnesse VAN HEECKEREN VAN MOLECATEN—HOLU- Mevr. KEMPER—Blok van Laei Distill. Wijnen. Likeuren. I.I.vc Vronw.-kn-thor. A1F.RKKOOH) fBij den ondergeteekende verschijnt j iederen Woensdag H De Hollandsclie Lelie t Weekblad onder Hoofdredactie fvan Joukvr. ANNA <>e 8AV0RN1N LOIl.VAN. S »De Hollandsche Lelie» isheteenige f Weekblad in Nederland voor dames 55 uit de hoogste en beschaafdste krin-1 •ff gen. Let hierop voor uwe advertentie. 3 Prijs p. jaarg. f5.25, fr.p.p. ft». proeftiummer gratis. S Amsterdam. L. J. VEEN. 75-) Maar, mevrouw de gravin, waar is de be spieding? Wie vordert van u geheimhouding! Niemand. Waarom zoudt u die dan in ach' nemen De couranten hebben óok hun ver slaggevers, die hun alles meedeelen. Zij her halen het voor het publiek en natuurlijk zijn de best onderrichten het meest geacht Is daarin, als ik u vragen mag, het minst* spoor van bespieding Wat men van i verlangt, zou men politieke verslaggeving kunnen noemen, een verslaggeving, di* voor u op honderd-vijftig duizend guide* 's jaars wordt geschat en onuitgegeven moe' blijven. Ik verzeker u, dat is heel mooi». Mevrouw de Nancey, zoo niet volkome* overtuigd, was tocb wankelend door d< drogredenen van den baron en weerstreefd* niet meer, maar scheen nog besluiteloos. De heer Von Hertzog hernam >Moet ik u herinneren, mevrouw de gravin dat deze officieuse mededeelingen aan nie mand, wie het ook zij, het minste» nadee kunnen berokkenen? Wij zijn te zedelijk, ge loof mij, om zelfs maar uw vaderlan sliefde, waaraan wij niet twijfelen, in verzoeking te brengen. Gemoedsbezwaar zou natuurlijk en zelfs wettig zijn, zoo het "voorstel, dat u ge- behoorende perceelen Achter de Kamp nos. ,s tot *3 over te gaan tot het bouwen van drie arbeiderswoningen op die perceelen; 2. voor de uitvoering van het sub be doelde plan een crediet te verleenen van f 4760 en de netrekkelijke kosten te bestrijden met gelden, uit 's Rijks kas te ontvangen krachtens Koninklijk besluit van 27 Juli *9*4, no. 55. De Voorzitter: Vraagt een van de heeren het woord voor het voeren van al- gemeene beschouwingen Niemand Dan breng ik in behandeling ontwerp-besluit I. Verlangt iemand daarover het woord, of hoofdelijke stemming? Zoo niet, dan is aan de orde ontwerp-besluit II. Verlangt een van de heeren daarover het woord, of hoofdelijke stemming Dan is aldus besloten. 212. Voorstel van'B. W. tot onbe woonbaar verklarin.g van de per ceelen Coninckstraat Nos. 97, 99, io*, 103. 87, 89/93, 9' en 95- toebehoorende aan E. de Neeling. Blijkens rapport van den Inspecteur van het Bouw- eu woningtoezicht zijn de woningen aan de Coninckstraat nos. 97, 99, 10* en 103, kadastraal bekend Gemeente Amersfoort sectie E nos. 2418, 24*9,-2420 en 2421, ongeschikt ter bewoning en niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren staat te brengen, terwijl de toestand der woningen in die straat nos. 87. 89/93, 91 en 95. sectie E nos. 12111212 en 1213, technisch en hygiënisch dusdanig is. dat het aanbrengen van verbe teringen gelijk zou staan met zoo goed als algeheele vernieuwing, zoodat ook deze wo ningen geacht moeten warden niet meer door het aanbrengen van verbeteringen in bewoon baren staat te brengen zijn. De Voorzitter: Mag ik oudergewoonte de heeren Tromp van Holst, Kroes en Van Acbterbergh verzoeken, zitting te willen nemen in de commissie van nader onderzoek? Z. d. of h. st. wordt besloten, het stuk in handen van genoemde heeren te stellen. 213. Voorstel van B. W. tot vast stelling van verordeningen, houden de bepalingen in zake het gewicht van roggebrood en het verbod van voederen van vee met rogge of rog gebrood.- De Voorzitter: In de eerste plaats is dan aan de orde de ontwerp-verOrdening op het broodgewicht. Het is beter, dat de titel luidt »op het gewicht van roggebrood». Er staat broodgewiebt, maar het is speciaal voor roggebrood. Het wordt dus»op het gewicht vaft roggebrood». Hierbij komen aan de orde de amendemen ten van den heer Hofland. Vraagt een van de heeren het woord tot het voeren van algemeene beschouwingen De heer Hofland: M. de V, ik zou even het woord willen vragen over hetgeen ons ter begeleidingvan dat voorstel tot vast stelling der verordening op het broodgewicht u heeft geloof ik zelf al dien titel willen wijzigen bereikt heeft. Ik lees daar dan onder overlegging van een uittreksel uit bovengenoemde circulaire, hebben wij de eer U hierbij de verordeningen ter vaststelling aan te bidden, overeenkomstig het gevoelen van de Rechtskundige commissie van bijstand». Nu heb ik Olij zei ven afgevraagd: die Rechtskundige commissie van bijstand is dat wel in overeenstemming met hetgeen mijn ervaring mij heeft geleerd op dat punt? Ik heb er toen een en ander op nageslagen en ben tot de conclusie gekomen, dat dit een ding is, dat niet juist is. Nu'mag U en de Raadsleden vragen wat doet dat ertoe, die paar woordenmaar het heeft mij hierom zoo getroffen, M. de V., omdat ik van de stelling uitga, dat wat des Raads is ook des Raads moet blijven. Nu weet ik wel, dat in het bijzonder deze verordening is tot stand gekomen onder heel bijzondere omstandig heden, maar heb ik gedacht: wat voor deze verordening geldt, geldt wellicht ook in ko mende gevallen en daarom, hoewel ik een oogenblik getwijfeld heb, dat ik er nu den nadruk op moest leggen, gaat het allerminst tegen juist deze verotdening, maar toch heb ik gemeend het te moeten doen. Ik bedoel dit. Wij hebben een Reglement van Orde en in dat Reglement van orde vindt men onder Hoofdstuk VII' art. 40»De Raad kan, zoo dikwijls hij dit noodig oordeelt, een bijzondere commissie benoemen op hem over eenig onderwerp voor te lichten». Maar de Commissie van bijstand is daarin gansch niet bekend; gansch niet bekend. Wat in onze verordering bekend is, dat is ontleend aan art. 57 van de Gemeentewet en com- missiën, die krachtens dat art. tot stand ge komen zijn en worden bedoeld te zijn commis- siën tot en met een bijzondere lastgeving voor bepaalde gevallen. En nu heb ik mijn eigen afgevraagd, als nu ons Reglement van Orde die Rechtskundige commissies niet kent, hoe komen B. W. dan aan die uitdrukking Nu weet ik wel, dat art. 166 van de Ge meentewet ons leert, dat er Rechtskundige commissiën moeten zijn zooveel mogelijk, heeft de wetgever gezegden die correctie is aangebracht, omdat voor kleinere Gemeenten de samenstelling van zoo'n commissie bijna onmogelijk is, maar voor deze Gemeente is een dergelijke commissie wel mogelijk. Wij moeten dan echter een commissie hebben, die de verordening ontwerpt en daarom zou ik graag gelezen hebben in de considerans: in overeenstemming met de commissie, be doeld in art. i66>. Dat is niet het geval en nu heb ik mijzelven afgevraagd: is er misschien een andere kans geweest voor B. W. om een dergelijke uitdrukking te bezigen. En toen heb :k gezegd laat ik eens raadplegen art. 54 van de Ge meentewet. En toen ben ik tot een andere conclusie gekomen. De eerste regel, de eerste alinea, van art. 54 leert ons, er zijn commis siën van voorbereiding en daarvan is zeer waarschijnlijk afgeleid de commissie, ge noemd in art. 166 der Gemeentewet. En dat zouden kunnen zijn commissiën, die de Raad benoemt en die aan den Raad hun advies en ontwerp moeten aanbieden. Nu spreken B. W. van het gevoelen der Rechtskundige commissie van bijstand; maar ik heb er geen woord van gelezen in de stukken; dat is jui3t het vreemde. Toen heb ik bij mijzelven gedacht misschien is die commissie tot stand gekomen volgens den tweeden zin van art. 54. Die commissiën worden inderdaad voorgedragen door B. W. en gekozen door den Raad. Dat zijn commissiën van bijstand, maar niet voor rechtskundige, maar voor huishoudelijke zaken van de Gemeente. Ik weet dus niet hoe B. W. zijn ge komen aan die clausule in hun considerans. Dat is een onjuistheid. En als gij mij nu vraagt, of dat v»n eenige beteckeuis is, als gij mij nu vraagt, loont het wel de moeite, Voor dergelijke kleine dingen de aandacht van den Raad te vragen en den tijd ervoor te gebruiken, dan zeg ik: ja zeker! Er is allicht een streven dóór dezen geest te ken merken met een variant op het bekende »de Staat, ben ik», zouden B. W, kunnen zeggende Gemeenteraad en dat is het eerste lichaam in de Gemeente, het besturende lichaam - dat ben ik. En dat is een positie, die ik mij als lid van den Raad, en ik hoop ook de andere leden, niet kan laten welge vallen. Nu heb ik niet gemeend in dit bij- zondere gevai er B. W. een grief van te maken. Ik kan mij voorstellen, dat de sleur dien toestand heeft geschapen, maar ik stel mij dan toch voor. zoo spoedig mogelijk in het Reglement van Orde zoodanige wijzigin gen voor te stellen, dat de Raad zal wezen het eerste lichaam en dat die zal benoemen de Commissiën, die hun voorlichting geven aan den Raad, omdat de Raad vooraan staat en op het tweede plan B. &- W. En als u dat nu goed begrepen hebt, dan zult u mij ook begrijpen, wanneer ikzeg.dat het in strijd is met de waardigheid van den Raad om op dergelijke kleine dingen den vinger niet te leggen. Ik heb niet bedoeld. M. de V., B. W. van dit geval een bij zonderen grief te maken, dot heb ik ook niet gezegd, maar een ongezonde, onrechtmatige toestand is het zeker. De Voorzitter: Vraagt nog iemand het woord? Niet? Dan zou ik den heer Hofland willen antwoorden, dat die Commissie is een commissie krachtens art. 166 van de Ge meentewet. dat luidt: »De verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd, worden, zooveel mogelijk, ontworpen door een vaste commissie uit den Raad. waarvan de Burgemeester. Voorzitter is». Dus het is een commissie, die steunt op art. 54 al. 1 Ge meentewet. Nu geef ik dadelijk toe, dat er een fout in de toelichting staat, waar er ge sproken wordt, van Commissie van bijstand; het is een vaste commissie. Maar verder bestaat er niet de minste bedoeling bij B. W. om eenige bevoegdheid aan de commissie te ontnemen. En verder wensch ik u erop te wijzen, dat in het art., dat ik zoo straks noemde, staat, dat zulke vei ordeningen zooveel mogelijk worden ontworpen dooreen vaste commissie uit den Raad. De Provinciale Rogge-commissie heeft ons uitgenoodigd, een verordening te ontwerpen en toen is de zaak gegaan naar de Commis sie van bijstand nu vergis ik mij alweer naar de vaste commissie, bedoeld bij art. 54, en, die heeren hebben er bij de rondzending bun goedkeuring aan gehecht. De zaak is dus zeer eenvoudig en er bestaat niet de minste aanslag op eenige bevoegd heid van den Raad. Verlangt een van de heeren hierover nog het woord? Zoo niet, dan stei ik voor, over te gaan tot de artikelsgewijze behandeling der verordening. Art. i. zonder beraadslaging of stemming goedgekeurd. Art. 2. De Voorzitter: B. W. nemen over het amendement van den heer Hofland, om te lezen »het is verboden, roggebrooden ter aflevering aan te bieden of ter aflevering voorhanden te hebben, welke niet voldoen aan het bij artikel 1 gegeven voorschrift». Ik heb den heer Hofland nog niet in de gelegenheid gesteld, het woord te voeren over zijn amendement, maar ik vermoed tocb, dat de bedoeling is - B. W. hebben het aldus opgevat om vrij te laten, die personen, welke voor zichzelven roggebrood bakken. uw bevelen te verwachten om mij opnieuw aan u voor te stellen. Ziehier het adres van het hotel, waar ik mijn Intrek heb genomen», voegde hij er bij, op het theeblad een kaar tje leggende. »Daar zal iedere mededeeling, Zij gevoelde evenwel, dat zij eindelijk met haar geweten tot een schikk.ng zou komen, zoo er geen licht in haar donker verschiet 1 ontstond. Den volgenden dag was Baden zoo niet in haar aderen en smoorde de stem der voor zichtigheid, die haar zeide, het daarbij te laten. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 2