Donderdag 17
Juni 1915.
No 8582
64e Jaargang-
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Ainersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff"
HOOFD REDACTEUR
P. J. FREDEEIES.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dtnsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden t.—
franco per post ƒ1.15. Adverrenti. n 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en ontelgeulngs-
advertentiën per regel 15 cent Reclame* 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
SORTEGRACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVING.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort.
Maken bekend, dat met ingang van :S
Juni goedkoope visch zal worden beschik
baar gesteld in de winkels van
G. BUNTE, Langestraat,
W. CLAES, Langestraat,
H. J. SCHWITZNER, Appelmarkt.
Niettegenstaande de prijzen laag zullen
wezen, zal de hoedanigheid goed zijn,
omdat de inkoopsprijs alleen verhoogd wordt
met een billijke provisie.
Evenmin als het brood is deze visch uit
sluitend bestemd voor sommige personen
i e d e r e e n mag ze koopen.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
VAN RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VE2NSTRA.
Amersfoort, 16 Juni 1915.
tioudkoope visch
van Gemeentewege verkrijgbaar gesteld.
Visch is een volksvoedsel van den eersten
rang. Zij kan in ieder opzicht vleesch
vervangen.
De meening, dat visch door den hoogen
prijs uitsluitend een luxe-voedingsmiddel zou
zijn, is onjuist
Hier te lande wordt jaarlijks meer dan 20
millioen K.G. visch aangevoerd, welke ver
krijgbaar kan worden gesteld tegen prijzen
verre en verre beneden die van de minste
kwaliteit rundvleesch.
Inzonderheid nu, onder de tegenwoordige
tijdsomstandigheden, de prijzen van vleesch
zoo buitengewoon hoog geworden zijn, dient
op de groote beteekenis van visch als volks
voedsel de volle aandacht te worden ge
steld.
De ^Nederlandsche visch, ook de goed-
koopere soorten, welke in de eerste plaats
in aanmerking komen, ging echter tot dus
verre in hoofdzaak naar het buitenland en
kwam dus niet ten goede aan de voeding
van de Nederlandsche bevolking.
Volgens professor Hamburger, hoogleer
aar in physiologie te Groningen, is visch
een volksvoedsel van den eersten rang.
Profiteert dus van de verkrijgbaar stelling
van Goedkoope visch van Gemeentewege.
Eet visch!
Vrijdagmorgen, 18 Juni, zijn Zuiderzeebot
en paling tegen vaste prijzen per pond ver
krijgbaar bij
G. Bunte, Langestraat 14,
W. Claes, Langestraat 11
H. J. Schwitzner, Appelmarkt 13.
De vaste prijzen worden in de ge
noemde winkels Vrijdagmorgen op duidelijk
zichtbare wijze kenbaar gemaakt en bestaan
uit de inkoopsprijzen, door de Gemeente
besteed, vermeerderd met een zeer kleine
minimale provisie.
De Gemeente Utrecht verstrekte gisteren
op de zelfde voorwaarden o.a. 1600 pond
Zuiderzeebot en 1600 pond paling!
Ned. Anti-Oorlog Raad.
STEEDS MEER.
De dezer dagen te Bern gehouden Inter
nationale conferentie, samen gekomen op
uitnoodiging van de »I.igue pour la defense
de l'humanité et pour l'organisatien de son
progress, heeft met algemeene stemmen de
levendigste sympathie uitgesproken inet het
Minimum-programma van de «Centrale Or
ganisatie voor een duurzamen vrede*, vast
gesteld op de in April te 's-Gravenhage ge
houden Internationale bijeenkomst van den
Nederlandsche Anti-Oorlog Raad».
Op deze bijeenkomst (te Bern) waren ook
vertegenwoordigers van pacifistische ver-
eenigingen in Frankrijk en Italië aanwezig,
zoodat thans ook in die landen propaganda
voor het minimum-programma zal worden
gemaakt.
De internationale organisatie volstrekt zich.
DE GROOTE LEUGEN.
Evenals, naar het uitnemend betoog van
Norman Angell, de Groote illusie», de
noodlottige zinsbegoocheling der buiten-
landsche politiek, deze is: dat een welge
slaagde oorlog noodzakelijkerwijs de welvaart
van een land moet verhoogen, zoo is er ook
een »Groote Leugen», die het uitbarsten van
oorlogen in de hand werkt: de leugen van
het oorlogzuchtige volk.
Oorlogzuchtige volken, in het algemeen
genomen, bestaan er niet althans niet
aan deze zijde van de Zwarte Bergen. En
het is ook nog de vraag, dunkt ons, of zelfs
in het half-barbaarsche hoekje van Europa,
dat Albanië heet, de van oudsher gevestigde
naam van oorlogzuchtigheid der bergstammen
niet eerder berust op individueele neiging
tot geweld dan op gezamenlijke oorlogzuchtig
heid, of niet de meerderheid (vrouwen en
mannen) van het volkerenallegaartje op den
Balkan er de voorkeur aan zou geven, rustig
aan huis- en veldarbeid te blijven, dan oorlog
te voeren.
Dat de wilde instincten zich nu en dan
uiten in de massa, is niet tegen te spreken;
maar dan toch slechts bij een minderheid
onder het heele volk. De zaak is echter, dat
die neigingen van terugkeer tot den staat
der wilden, of der wilde beesten, zelfs in
onze beschaafde maatschappij een maar al
te wel toebereiden bodem vinden om zich
vrij ongestoord te ontwikkelen en dan plot
seling op te laaien.
In den eenen Staat is men meer, in den
anderen minder vertrouwd met de militaire
opvattingen, met de voortdurende kans op
oorlog. Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk
behooren tot de landen waar men er aan
gewend was geraakt, een oorlog te beschou
wen als iets dat wachtte in de toekomst,
iets schrikkelijks en groots, dat dood en
ellende meebracht, maar ook (naar ieder
voor zich verwacht) roem en nationale glorie
in elk geval iets onvermijdelijks.
Reeds zulk een stemming moet, op den
duur haast onweerstaanbaar, den oorlog ver
wezenlijken.
Toch zou moeilijk zijn aan te toonen, dat
het Duitsche volk al berustte het bij
voorbaat, al aanvaardde het den oorlog, toen
hij kwam, voor een deel met vast vertrou
wen en opgewekt den oorlog heeft ge
wild, en zeker heeft het Fransche volk dien
niet gewild, en wij mogen ook aannemen,
dat de meeste diplomaten alles in het werk
hebben gesteld wat met hun erbarmelijke
diplomatiek-politieke machine bereikbaar was,
om het uitbreken van de crisis te verhoeden.
Andere invloeden echter waren en zijn er
voortdurend aan het werk. Het militairisme
(dat meestal in de tweede plaats komt, r.iet
als eigenlijke drijfveer), het kapitalisme (voor
een gedeelte slechts), het «Junkerisme» (iat
Shavv evenzeer in Engeland terugvindt als
in Pruisen) En dan is er allerlei kaste-
geest en traditie, er is een veile pers en er
zijn politieke, nationale en dichterlijke
schreeuwers en ophitsers, al dan niet te
goeder trouw
Die heele machine kan dan, bij een gun
stige aanleiding, in beweging worden gezel
door enkele belanghebbenden of verblinden,
om den schijn van oorlogzuchtigheid der
massa» te doen ontstaan.
Dit alles mocht wel eens gezegd worden,
omdat de wijze waarop Italië zich onlangs
mede in den oorlog heeft geworpen, bij velen
den indruk geeft alsof we hier met een
«volksoorlog* te doen zouden hebben, waar
uit dan alweer de slotsom getrokken zou
ktannen worden, dat «medezeggenschap der
volkeren* in zake oorlog en vrede een
van de voornaamste eischen der nieuwe
vredesbeweging als 't er op aankomt niet
meer beteekent dan een wassen neus.
Nu is 't o.i. volkomen juist, dat zulk een
«medezeggenschap», zonder voorafgaande
hervorming van de parlementen en de par
lementaire zeden, in de practijk meestal geen
oorlog zou voorkomen, zeker niet in een
land als Italië. Niettemin heeft zelfs daai.in
de Tweede Kamer, nog bijna een vijfde deel
der «vertegenwoordigers van het volk»
tegen de oorlogscredieten gestemd. En de
kwestie wordt, aldus beschouwd, ook al zeer
onzuiver gesteld.
Tegenwoordig is de openbare meening in
verreweg de meeste landen, vooral in de
Zuidelijke, volkomen toegankelijk voor lieden
met klinkende namen als d'Annunzio of
Barrès, die hun bedrijf ongestoord, en natuur
lijk met instemming van zeer machtige groe
pen, ten uitvoer kunnen leggen.
Waar hun ophitsende taal wordt gedeeld
en zelfs onderhands wordt aangemoedigd
door de overheid, is 't natuurlijk veel te laat
voor «medezeggenschap» van een parlement.
Het moet zoo ver niet komen.
De bedoeling van den eisch der moderne
vredesbeweging is: «Indien de volkeren ooit
verlost willen worden van de voortdurende
dreiging met de naamlooze ellende waaronder
thans de beschaafde wereld zucht als onder
een nachtmerrie, dan behooren zij niet te
rusten voordat zij de leiding der builenland-
landsche politiek onder hun toezicht hebben,
gelijk dat in de meeste Staten reeds het
geval is met de binnenlandsche politiek».
Niet enkel medezeggenschap bij de oor
logsverklaring, want zoodra het daartoe komt,
is de ware stemming des volks reeds lang
door de rumoermakers in pers en vergader
zaal gesmoord. Maar de voorbereiding tot
dezen oorlog had niet kunnen geschieden,
indien de enkele groepen, de politici en de
diplomaten, die thans in Italië er op aan
stuurden, voortdurend in de kaart gekeken
waren door de vertegenwoordigers van de
rustige burgerij der steden, van de nijvere
bevolking in het Noorden, van de arme
boeren in het Zuiden allen evenmin oor
logzuchtig als een Fransche winkelier of een
Russische moezjik.
En vóórdat er sprake was van dit oorlogs
gevaar, telkens en voortdurend, had het par
lement (behoorlijker saamgesteld dan nu) het
gevaarlijke spel der diplomaten welks
inzet het leven en de welvaart is van het
volk onder toezicht moeten houden, in
het alléén-beslissende belang van dat volk.
Zóo verstaan wij dat woord: medezeggen
schap.
En nu staat het aan de openbare meening
zelve, hier en in andere landen, om dit begrip
te ontwikkelen en dezen eisch te stellen aan
de leiders.
Bij menigeen bestaat het misverstand,
alsof de houding van het Italiaansche volk
het ongewensebte zou aantoonen van het
pacifistisch verlangen naar grooteren invloed
van het volk op de buitenlandsche politiek.
Ter bestrijding van dit misverstand werd
dit artikel, dat een gedeelte is van een hoofd
artikel van «liet Nieuws van den Dag»,
hier overgenomen.
ONS LAND EN DE OORLOG»
Dr. D. Bos, schrijft in den «Vrijzinnig
Democraat» over het Belgisch vraagstuk
en onze weermacht
Men kan eerbied hebben voor Duitsche
ondernemingsgeest en organisatie-vermogen,
voor Duitsche wetenschap en methoden
maar toch óok onderwerping van West-
Europa aan Duitschland, met aanhechting
van België aan het Duitsche Rijk, voor ons
land een gevaar van de grootste beteekenis
achten, niet minder groot dan wanneer de
andere mogendheden zegevierend het Duit
sche Rijk zouden verpletteren.
Wel niemand in ons land, die daarvan
niet evenzeer noodlottige gevolgen voor
de toekomst zou duchten, zoowel hier als
in de koloniën. Een machtige Duitsche Staat
behoeft voor ons niet een voortdurende be
dreiging te zijn, wanneer hij den lust tot
inbreuk op ander gebied weet te beheerschen.
Hier liggen de grootste moeilijkheden
voor onzen Staat.
Moeten zij ons dwingen tot het verlaten
van een onzijdige houding tegenover een
der oorlogvoerende partijen Moet ons volk
zichzelf óok storten in den maalstroom van
bloed, in de hoop, dat het heelhuids en
beter weer daaruit te voorschijn zal komen?
Het is een gevaarlijk drijven, dat in die
richting gaat.
Gevaarlijk, omdat van het eerste oogen-
blik, dat er door de uitingen van de open
bare meening kans schijnt te bestaan op
zelfstandige inmenging onzerzijds in den
krijg, ons land het tooneel zal worden van
allerlei intriges en werken door het buiten
land om op onzen wil invloed te oefenen.
De volkshartstochten zijn gemakkelijk op
te wekken, maar moeilijk te bedaren en te
leiden. Men spele niet met vuur.
Eendracht is er tot dusver in het land
als het geldt te blijven buiten den strijd.
Eendracht óok, wanneer het er op aankomt,
met alle kracht te verdedigen het grondge
bied en de ongerepte zelfstandigheid van
ons land en zijn koloniën, tegen wie ook.
Maar de fakkel van tweedracht zwaait de
gene, die gaat drijven naar oorlog en wel den
slechtsten oorlog, n. 1. die moet voorbehoeden
voor later mogelijk gevaar.
Men sprak in de eerste mobilisatie-dagen
ten onrechte in Duitschland van «het zenuw
achtige Holland*. Het was geen zenuw
achtigheid, maar kalme vastberadenheid, die
sprak uit ons tijdig optreden.
Die kalmte te behouden, is voor ons volk
thans levenseisch. Die kalmte staat ver af
van lamlendigheid en moet gepaard gaan
met welbewust gereedhouden en gereed
maken van alle kracht, waarover wij kun
nen beschikken als het noodig mocht worden
tot behoud va k onze onafhankelijkheid.
Maar men beware ons voor nationalistisch
oorlogzuchtig geschrijf en gedrijf.
OORLOGSSTEMMING EN
OORLOGSGEVAAR.
De «Nieuwe Courant» schrijft o.a.
Met den wensch en den wil van ons volk
in zijn overgroote meerderheid, zooals die
aan den dag treedt in het hartelijke vertrou
wen dat aan onze Regeering sinds het uit
breken van den oorlog onafgebroken werd
geschonken en nog onverzwakt haar deel
bleef, is niet alleen in strijd elk oorlogzuch
tig drijven, maar ook het stelselmatig be
werken van de openbare meening tegen een
der oorlogvoerende mogendheden.
Men kan hierover in ons land niet schrij
ven zonder zich bloot te stellen aan de
bewering, dat men pleit vóór Duitschland.
En dit om de eenvoudige reden, dat er in
ons land wel van anti-Engelsche ofanli-
Fransche individueele gevoelens maar
van een anti-Engelsche of anti-Fransche
campagne geen sprake is.
In een uitnemend populair vlugschriftje,
getiteld «De groote schuldige*, door C. J. F.
Brands en Mar. F. E. Dekker, dat dezer
dagen verscheen en waaraan wij een ruime
versprcidit.g onder het volk toewenschen,
werd het zoo goed gezegd: «laat u niet
afschrikken om krachtig tegen elk oorlogs-
drijven en baataanstoken op te komen, uit
vrees, dat men u »pro-Duitsch« zal schelden.
Bedenkt, dat de vredelievenden de kalmer
betoogenden zijnbedenkt, dat n i c m a n d
met zekerheid kan zeggen, dat een bloedig
offer, door Nederland te brengen, w e r k e 1 ij k
voor ons volk nuttig zou zijn».
Tegen het aankweeken van een oorlogs
stemming in ons land door stelselmatige
ophitsing tegen Duitschland trachten wij,
zonder vrees voor anti-Nederlandsche
qualificatie of nijdige verdachtmaking -- en
zullen wij blijven trachten te waken. Wij
gevoelen ons in dit opzicht éen met een
gelukkig nog altijd groot deel van de Neder
landsche pers. Maar wij willen wel, dat het