tus 1915. 64e Jaargang. ien Firma A. H. van Oleeff". len I. Bij regel- ilgeuin ga ar buiten :ht. BUREAU: KORTEGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. kertijd aan, hoe ras al het schoone, dat hij biedt, weer verwelkt zal zyn. Reden te meer om het met volle teugen te genieten, zouden wij zeggen, ofschoon er toch wel waarheid ligt in des Predikers ijdel heidsklacht. Zij erlangt te meer grond als wij nagaan wat er wel begrepen wordt onder de genotsvoorwerpen van het oogenblik, en ziet wat zij achterlaten als de beker de lip pen is voorbijgegaan. Dan rijst toch ook de vraag of het wel juist is, dat wij zoo ruste loos voortjagen om op een vooraf bepaald oogenblik een oogst binnen te halen, die, is hij eenmaal in ons bezit, niet de bevrediging schenkt, die wij er ons van hadden voorge steld. Neen, dat kan niet juist zijn. Het belangrijkste deel van onzen arbeid betreft niet het tegenwoordige, doch is mee- rendeels voorbereiding voor later. Al moch ten wij ons verbeelden, dat wij geheel opgaan in het heden, het is de toekomst, die ons opneemt in haar leger en aan wier onbegre pen leiding wij ons overgeven. Al zouden wij het gemakkelijker vinden, ons noch om noch over haar te bekommeren, zij laat ons niet los, doch dwingt ons, met haar eischen rekening te houden. Aan haar hebben wij ons te geven met volle toewijding. Mochten wij soms wenschen, dat zij tot loon daarvoor eenige zekerheid gaf, een kijk gunde op haar verborgenheden, een waarborg verstrekte, dat hetgeen wij haar bieden van duurzamen aard zal zijn, ook aan die be geerte wordt niet voldaan. Wij zaaien, zullen wellicht iets van den oogst zien rijpen, ja, er wat van mogen bin nenhalen doch niets is er, dat het ons met stelligheid kan doen verwachten. Zelfs weten wij niet, of er iets van terecht zal kotnen of er niet een storm zal gaan over de vlakte, die alles vernielt, dat vele geslachten achtereen hebben bijeengebracht als hoog te roemen bezitting voor de menschheid, die nog komen moet. Wij leggen fundeeringen, al maar door, en op die welke vóór ons werden gemetseld, brengen wij misschien een nieuwe steenlaag, vermeerderend alzoo het aantal en verbeterend de geschiktheid der woonplaatsen voor toenemende bevolking, maar wij kunnen niet keeren de verwoesting, die toekomstige instortingen over de wereld zullen brengen. En zullen wij nu, verdrietig over die on wetendheid, vervuld zijn van bekommering over wat volgen kan morgen, het volgend jaar of in een verwijderd verschiet Zullen wij, het oog gericht op de puinhoopen die het verleden heeft opgestapeld, er eindelijk van afzien, materialen te verwerken, die ten slotte slechts de ruïnen-massa's kunnen ver meerderen Er zijn vragen, die hun eigen antwoord meebrengen. Al zouden wij tot het besluit willen komen, ten aanzien van de toekomst de rust der onthouding in acht te nemen, de menschelijke natuur zou ons dat wel an ders leeren. Zij leeft van hoop en van geloot. Zij is de Ceres der mythe, haar graan strooiend over de aarde, den wasdom overlatend aan de machten des hemels. De ernstige teleur stellingen, die ons op een oogenblik geheel ter neder slaan, kunnen ons het hoofd niet doen afwenden van het ideaal, naar hetwelk de menschenziel w^rdt getrokken als de bloem naar het zonlicht. En zelfs als eigen toekomst zich gaat afsluiten, blijven wij ons geven, in de overtuiging, dat, volgens Hooger bestel, niets verloren gaat. Teruggang. Wie zou, nu een jaar geleden, geloof heb ben geschonken aan den pessimist, die zou hebben voorspeld hetgeen thans is geschied Op de eerste plaats, dat na twaalf maanden alles nog even onbeslist zou zijn als bij den aanvang de meest deskundigen* stelden den duur immers op hoogstens drie maan den dat op alle punten de vijandelijke legers nog tegenover elkander zouden staan

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 11