s 1915.
64e Jaargang.
BIJBLAD van <le „Amersfooitsche Courant" van Zaterdag 31 Juli, No. 8601.
Dat die de elfde denkbeelden
heeft als de heer Hofland. En wat doen wij
anders? Welke buitengewonen dinge
moeten er dan gebeuren? Toont U dan aan
wat In uw ideaal-gemeenten zoo anders ge
beurt, als hetgeen wij hier doen.
Verder is een voorname factor in het be
toog van den heer Hofland, dat hij zegt
dat wij die. wrot in de eerete plaa» „Kt.
S"!" «otgasverbruiken. De heer
Holland heeft daarbij geregd, dat rijn be
noog rust op reet nauwkeurige berekeningen
maar hij ho.de mij ten goede, als ik leg,
controléarewf1 °P h"
«J? JT berekening kwam U uit op
T è4'50 *™r ™'i "itkfaxien
op f6.06, en dan heb ik toch wel het recht,
om te oeggenik kan dat roo dadelijk, ronder
"let aannemen- Dat rat eerst
nagekeken moeten worden.
de waterleiding te vorderen wegens geleend
geld en op de balans van de waterleiding
vindt u het zelfde bedrag gecrediteerd. Dat
zijn handelingen, die geregeld gebeuren. En
het zou toch al te dwaas zijn, dat als de eene
Gemeente-inrichting er goed voor stond, deze
dan een andere inrichting, die er zoo nauw
mee verwant is, niet bijsprong.
De heer Hofland:
beweerd.
Dat heb ik ook niet
H«oe
is men nu gekomen tot de vaststel
ling van dien muntgasmeterprijs Het vroe
gere Gemeentebestuur heeft genomen 7.5
dit L7 ,5A °enl' dat SHmen >3 cerrt en
dit gedeeld door twee is gemiddeld '6.5 cent
-+- 1 cent voor het vrije gebruik van den
meter, het servies en de leiding, enz.
In zooverre is bet kookgas en het licht-
gas, door elkaar geslagm, vermeerderd met
1 cent per M. En die -cent, die per M3 gas
meer wordt betaald, leidt niet tot winst, maar
leidt tot verl.es; dat geeft een nadeelig saldo
op het gebruik ran het servies van f653.6.
al ïiW-f CT mCt VCTVelend worden met
al die cijfers op te noemen. U kunt ze zelf
ook nagaan. D*» cent verschil, die betaald
Z°rfJ", werkelijk oio, van dien
rvl daaraan wordt verdiend.
De cijfers, door do. heer Hofland thans
weer genoemd, kan ik maar „i« zoo in de
.gauwigheid contevjleoror
De heer Hoffain-d::
gasfabriek.
©oe 't maar aan de
De
kan
W e t h o ud-eir Veis fflcvn: Ik
ze werkelijk thans niet controleeren.
Daartoe ontbreken mij bier de gegevens^^J
iEen belangrijk puot, dart: de heer Hoffl^M
ter sprake heeft gebracht en dat van hoëï
veel gewfeht schijnt te zijta, zit in die zaak
van de loonen. In or* antwoord hebben wij
gezegd, dat terwijl io de Begrooting een post
arbeidsloon» wordt genoemd, bij ihet op-
'.maken van de rekening een groot deel hier
van op verschillende hoofden is overgebracht.
iEn dat -is ook volkomen correct.
Als U de bedragen, uitgetrokken -g^j de
Begrooting, nagaat, dan vindt U bijv. voor
onderhoud der machinerie£n en toestellen
f 2000 en voor gebouwen en terreinen f 1000.
En dan zien wij in de Winst- en verliesrekc-
gansch andere cijfers. Die f 2000 bijv. wordt
i 5186,7,9. Kontom hier heb ik de cijfers voor
mij, netto, zonder arbeidsloon, en hier komen
zij voor in de laatste kolom gegroepeerd,
alle 9 belast met arbeidsloon. Op de winst
en verliesrekening kunt U dat vinden, zooals
door U bedoeld is. Laat ik er nu bijv. even
uitnemen het onderhoud der ovens, of het
onderhoud van machines en toestellen; dat
was geraamd op f2000 en wordt nu met
arbeidsloon totaal f 5186.79. Zoo zult u hier
zien, dat het verschil is, dat de Begrooting
uitgetrokken is zonder arbeidsloon en op de
winst- en verliesrekening natuurlijk inclusief
arbeidsloon.
En nu wat betreft die kashandelingen ja
mijnheer Hofland, dat heeft voortdurend I
plaats gehad.
U vindt op de debet-zijde een post, van
De heer Veis Heyn, Wethouder der
Bedrijven: Zoo kunt u teruggaan tot alle
cijfers; die aan de debet-zijde genoemd staan,
zult u aan de credit-zijde zien teruggeboekt.
Dan geloof ik nog even te moeten wijzen
op den grooten invloed die óok niet onder
cijfers is te brengen welke het kookgas
heeft op het gasbedrijf. Wel is het niet zoo ge
makkelijk, dit onder cijfers te brengen.
Maar U moet niet vergeten, dat daardoor
het gasbedrijf qp den dag het meest is ge
baat en dat de winst, die daardoor wordt
gemaakt, ook het lichtgas van beide kanten
ten goede komt.
En nu geloof jjc, M. de V., dat ik, voor
zoo ver ik weet, naar mijn beste weten op
de verschillende dingen heb geantwoord.
De Voorzitter: Waar hier de alge-
meenc financieele politiek aangaande het
voordeel, dat getrokken wordt uit de bedrijven,
is ter sprake gebracht, wil ik in dit verband
nog eens wijzen op pag. 61 van het verslag,
waar wij lezen:
«Een lid deelt mede, dat hij bij de bestu
deering van de balans, winst- en verlies
rekening is getroffen door afschrijvingen hier
en daar, die hem gansoh onnoodig voorkomen.
Daardoor heeft hij den indruk gekregen, dat
men eigenlijk verlegen is geweest met het
hooge winstcijfer en getracht heeft, dat weg
te cnofFeAen. Immers volgens de tegenwoor
dige denkbeelden betreffende Gemeente
bedrijven onlangs nog geuit op de ver
gadering van de Liberale Unie mogen
deze niet bet uitsluitende doel hebben,
winst in de Gemeentekas te brengen. Het is
waar. bij bet behalen van zulke groote winsten
uit de bedrijven wordt de Gemeentekas ge
sterkt en kan daardoor de belasting minder
hoog gesteld wordeo, maar bet groote nadeel,
hieraan verbonden, is, dat de lasten op deze
wijze ongelijk drukken, het zwaarst op de
kleinere inkomens».
En na wil ik er nog even nadrukkelijk
op wijzen, dat daar staat: mogen niet het
uitsluitend doel hebben».
Het i
aangenaam, te mogen constateeren,
dat B. W. in hun handelwijze niet zoo
heel ver van dit alles afstaan, waar zij voor
stelden bij de Begrooting eenige inkomsten
te trekken uit de bedrijven! Het is alleen
een quaestie van meer of minder. Dit onder
werp is verder behandeld door den Wethou
der der Bedrijven, maar ik mag toch nog
wel even een opmerking maken, ook in ver
band met wat de heer Van Achterbergh I
heeft gezegd over de kosten. In ons College 1
is ook wel eens gesproken over pijprecht,
retributie-recht, hetwelk in tal van Gemeenten
wel, hier niet wordt geheven; maar van de
zijde der tej "istanders is steeds gezegd: doe
dat niet, want het zal blijken, dat het winst
saldo dan niet zuiver zal zijn. Zooals de za
ken nu worden voorgesteld, zou men eerder
gaan overhellen tot een dergelijke heffing.
ik kom echter tot de conclusie, dat wij
het er allen over eens zijn, dat er een zeker
bedrag van de winst uit de bedrijven in de
Gemeentekas moet vloeien.
Uit het bedrijf der waterleiding zal dat
echter liever niet moeten gebeuren. Tot
dusver is het dan ook uitsluitend uit hét
gasbedrijf geschied en wij willen hopen, dat
uit het electrische bedrijf óok iets zal komen.
Bij de gasfabriek staan wij op een andere
basis. Reeds jaren lang heeft de Gemeente
geld getrokken uit het bedrijf der gasfabriek
en in 1913 hebben B. W. overwogen of
het niet eens wenschelijk was. een halt! toe
te roepen aan de groote vermeerdering van
den post batig-saldo der gasfabriek. Wij be
seften zeer goed, dat deze toestand niet besten
digd kon blijven, dat de Gemeente niet kon
biijven drijven op deze kurk, omdat het zou
kunnen zijn, dat die niet sterk genoeg meer
was. Daarom heeft de Raad een verordening
vastgesteld, in 1913, waarbij bepaald werd,
dat de Gemeente een vast winstcijfer zal
genieten van f 55 000 plus de helft van de
meerdere winst. Toen nu verleden jaar de
winst moest worden verdeeld, hebben B. W.
in de eerste plaats die f 55 000 gereserveerd
en daarna twee bedragen van f 5000.
Daar de betrekkelijke verordening eerst in
1913 werd vastgesteld en de eventueele
hoogere winst eerst op de Begrooting van
het volgende jaar kon worden gebracht,
konden die baten pas op het dienstjaar 1915
komen. Vandaar, dat ook uitdrukkelijk in
het licht werden gesteld de verschillènde
batige saldo's. U ziet dus, dat het wel dege
lijk de bedoeling is geweest van B. W.
om aan die hooge winstcijfers een halt! toe
te roepen.
Ik word hier door den Secretaris attent
gemaakt op de verschillende cijfers vanaf
het jaar 1908. Deze zijn:
1908 f 51000. 1912 f 59000.
4909 - 64000. 1913 - 60000.
1910 - 46000. 1914 - 55000.
1911 - 65 000.
Dus wij gaan achteruit. Ik herinner mij
nog heel goed, dat de Begrooting voor 1913
alléén sluitend gemaakt kon worden door
een verhooging van de winstuitkeering van
de gasfabriek, terwijl het tweemaal tot f 65 000
gestegen is.
De heer Hofland: M. de V., ik zal zoo
kort mogelijk zijn. Ik begrijp ten slotte, dat
het moeilijk wordt, in een enkele Raadsver
gadering zulke belangrjjke onderwerpen
keelemaal in hun onderdeelen te behandelen.
Maar mag ik dan nog hierop wijzen U heeft
ten slotte eenige cijfers gegeven in dat ver
gelijkend overzicht. En dan blijkt, dat die
winst ongeveer 40 pet. bedraagt van het
totale bedrag aan directe aanslagen, wat een
sop van f 140 000 bedroeg. En dan kan men
to«li niet zeggen, dat dit zoo iets is van een
winstje, dat van geen beteekenis is. Dat heb
ik maar willen betoogerfï U zegt ook en
dat wil ik even vaststellen dat juist een
paar jaar geleden de Begrooting alleen slui
tend gemaakt kon worden door de uitkeering
uit de gasfabriek te verhoogen. Als nu door
dergelijke dingen de Begrooting sluitend
gemaakt moet worden, dan zou ik toch een
oogenblikje willen vragen of het niet goed
is, dat dergelijke hooge bedragen op andere
wijze worden bijeengebracht, namelijk door
hen. die het kunnen betalen.
Mag ik den Wethouder Veis Heyn even
een inlichting vragen, die hij waarschijnlijk
ir» de volgende vergadering wel kan beant
woorden? Ik geef dadelijk toe, die cijfers
direct te controleeren, is onmogelijk. Als van
de bruto-winst f 5000 wordt gereserveerd,
waarom is dat in 1913 niet gebeurd? De
bepaalde winst- en verliesrekening over dat
FRAIT.
?irina H. van Cleeff".
BUREAU:
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9. Telefoon 19.
ede
iets
ijke
lOU-
nge
gen
•r is
elke
van
men
ster-
taal-
1 na
een
inen
jen
een
ding
stzijn
:n we
-.„...lijk?
n het verleden,
e schrede heeft
r het onherstel-
eranderen valt.
loeveel gebrek-
1 een laatste»
het ontsnapt
ige. Dat is heel
aandacht. Wij
tot iets waar-
en genot kan
een de zinnen
digt. Het wijkt
an maken, een
jf in een feest-
ïeft is saamge-
chtsinspanning
n prikkel wei-
enblik lijkt hun
gelost, dat het
veel voor over
»r kim gerezen
schemeren en
er ons tegelij
kertijd aan, hoe ras al het schoone, dat hij
biedt, weer verwelkt zal zyn.
Reden te meer or% het met volle teugen
te genieten, zouden wij zeggen, ofschoon er
toch wel waarheid ligt in des Predikers ijdel
heidsklacht. Zij erlangt te meer grond als
wij nagaan wat er wel begrepen wordt onder
de genotsvoor werpen van het oogenblik, en
ziet wat zij achterlaten als de beker de lip
pen is voorbijgegaan. Dan rijst toch ook de
vraag of het wel juist is, dat wij zoo ruste
loos voortjagen om op een vooraf bepaald
oogenblik een oogst binnen te balen, die, is
hij eenmaal in ons bezit, niet de bevrediging
schenkt, die wij er ons van hadden voorge
steld.
Neen, dat kan niet juist zijn.
Het belangrijkste deel van onzen arbeid
betreft niet het tegenwoordige, doch is mee-
rendeels voorbereiding voor later. Al moch
ten wij ons verbeelden, dat wij geheel opgaan
in het heden, het is de toekomst, die ons
opneemt in haar leger en aan wier onbegre
pen leiding wij ons overgeven. Al zouden
wij het gemakkelijker vinden, ons noch om
noch over haar te bekommeren, zij laat ons
niet los, doch dwingt ons, met haar eischen
rekening te houden. Aan haar hebben wij
ons te geven met volle toewijding.
Mochten wij soms wenschen, dat zij tot
loon daarvoor eenige zekerheid gaf, een kijk
gunde op haar verborgenheden, een waarborg
verstrekte, dat hetgeen wij haar bieden van
duurzamen aard zal zijn, ook aan die be
geerte wordt niet voldaan.
Wij zaaien, zullen wellicht iets van den
oogst zien rijpen, ja, er wat van mogen bin
nenhalen doch niets is er, dat het ons met
stelligheid kan doen verwachten. Zelfs weten
wij niet, of er iets van terecht zal komen
of er niet een storm zal gaan over de
vlakte, die alles vernielt, dat vele geslachten
achtereen hebben bijeengebracht als hoog te
roemen bezitting voor de menschheid, die
nog komen moet. Wij leggen fundeeringen,
al maar door, en op die welke vóór ons
werden gemetseld, brengen wij misschien
een nieuwe steenlaag, vermeerderend alzoo
het aantal en verbeterend de geschiktheid
der woonplaatsen voor toenemende bevolking,
maar wij kunnen niet keeren de verwoesting,
die toekomstige instortingen over de wereld
zullen brengen.
En zullen wij nu, verdrietig over die on
wetendheid, vervuld zijn van bekommering
over wat volgen kan morgen, bet volgend
jaar of in een verwijderd verschiet Zullen
wij, het oog gericht op de puinhoopen die
het verleden heeft opgestapeld, er eindelijk
van afzien, materialen te verwerken, die ten
slotte slechts de ruïnen-massa's kunnen ver
meerderen
Er zijn vragen, die hun eigen antwoord
meebrengen. Al zouden wij tot het besluit
willen komen, ten aanzien van de toekomst
de rust der onthouding in acht te nemen,
de menschelijke natuur zou ons dat wel an
ders leeren. Zij leeft van hoop en van geloot.
Zij is de Ceres der mythe, baar graan strooiend
over de aarde, den wasdom overlatend aan
de machten des hemels. De ernstige teleur
stellingen, die ons op een oogenblik geheel
ter neder slaan, kunnen ons het hoofd niet
doen afwenden van het ideaal, naar hetwelk
de menschenziel wordt getrokken als de
bloem naar het zonlicht. En zelfs als eigen
toekomst zich gaat afsluiten, blijven wij ons
geven, in de overtuiging, dat, volgens Hooger
bestel, niets verloren gaat.
Teruggang.
Wie zou, nu een jaar geleden, geloof heb
ben geschonken aan den pessimist, die zou
hebben voorspeld hetgeen thans is geschied
Op de eerste plaats, dat na twaalf maanden
alles nog even onbeslist zou zijn als bij den
aanvang de meest deskundigen» stelden
den duur immers op hoogstens drie maan
den dat op alle punten de vijandelijke
legers nog tegenover elkander zouden staan