IS
1915.
64e Jaargang.
De Voorzitter: Mij dunkt, dat deze
zaak nu voldoende is belicht. Verlangt een
van de heeren hoofdelijke stemming Zoo
niet, dan houd ik het er voor, dat dit punt
is goedgekeurd en teeken ik er bij aan, dat
de Wethouders buiten stemming' zijn ge
bleven.
De Voorzitter: Dan is aan de orde
de rekening van de Waterleiding én de
rekening van het Electrisch bedrijf.
Beide punten worden z. d. of h. st. goed
gekeurd.
De Voorzitter: Bij de rekening van
het Grondbedrijf zou ik even een enkel
woord willen zeggen.
Het was B. W. zeer aangenaam te mogen
lezen, de waardeerende opmerkingen, die in
de afdeelingen over het mooie stuk werk
van het Grondbedrijf zijn gemaakt. Ik geloof,
dat het niet meer dan betamelijk is, wanneer
van de zijde van B. W. die hulde wordt
overgedragen op den Gemeente-secretaris en
den ambtenaar, den heer F. W. J. den Uijl,
die het onder leiding van den Gemeente
secretaris heeft gedaan Het is zeer aange
naam te mogen constateeren. dat erin onze
Gemeente zulke goede krachten worden aan
getroffen (Applaus).
311. Voorstellen van B. W. tot
aanvulling der Ver orden i n g betref
fende de straatpolitie door opname
van een bepaling houdende verbod
van berijden van de brug tegenover
de Van Asch van Wijck-straat.
Het voorstel strekt om genoemde verorde
ning aan te vullen door in het 2e lid van
art. 84 quater, na de woorden »daarmede te
berijden*, in te voegen: >de brug over de
beek tegenover de Van Asch van Wijckstraat,
nummer 73 bestemd voor de kosten van
binnenverfwerk van school B.
Nadat prijsopgaaf is gevraagd bij verschil
lende schilders, blijkt ons, dat dit bedrag niet
toereikend zal zijnde laagste aanbieder
wenscht het werk uit te voeren voorf 1185.64.
hetgeen, gelet op de duurte der verfstoffen,
een billijk bedrag is te noemen.
Wij hebben de eer U voor te stellen, den
Begrootingspost tot laatstgenoemd bedrag te
verhoogen.
Als voren.
314. Voorstel van B. W. tot het
leggen van een rioleering in de aan
te leggen wegen op de Zuidhelling
van den Berg.
Het voorstel strekt om nu na de ver
harding van dep Utrechtschen weg, van pension
Rustoord» naar boven, de zinkputten niet
voldoênde zijn voor den afvoer van het over
tollige water dien afvoer te regelen door
riolen in de aan te leggen wegen Berg-Zuid
en door in den Utrechtschen weg putten te
laten maken op de wijze als in Laan 1914,
deze putten te laten uitloopen op de te leggen
riolen in de wegen Berg-Zuid, welke dan
zullen uitmonden in het riool in de Wester
straat, of, indien de capaciteit hiervan niet
voldoende blijkt, op een riool, aan te brengen
naast het riool in de Westerstraat, uitmon
dende op dat in den l.eusderweg.
De kosten hiervan zullen bedragen f5855,
of, ingeval een riool in de Westerstraat moet
worden gelegd, f7855.
Als voren.
315 Voorstel van B. W. tot ver
koop van een perceel bouwterrein
aan de Huygenslaan, groot plm. 1200
M2, voor den prijs van f 1.75 per M'2,
aan J. Hovens Gréve.
Als voreti.
De Voorzitt
orde punt
rDan komt nu aan de
Goedgekeurd z. d. of z. h. st.
312 Voorstel van B. W. tot wijzi
ging der Verordening, houdende be
palingen in zake het gewicht van
roggebrood, vastgesteld in de Raads
vergadering van 1 Juni 1915.
Het voorstel luidt:
Door Gedeputeerde Staten van Utrecht
wordt, blijkens schrijven dd. 28 Juni 1915,
3e afd. no. 1451/1127, bezwaar gemaakt tegen
het bepaalde in artikel 3 der Verordening op
het gewicht van roggebrood, vastgesteld in
uwe vergadering van 1 Juni 1915, no. 213, 1
omdat daarin voorkomen de woorden »of
eenig ander middel van vervoer».
Met het door Gedeputeerde Staten aange
voerde argument, dat het gevolg van deze
woorden kan zijn, dat indien brood per spoor
over Amersfoort van andere Gemeenten wordt
doorgevoerd dit onder de presumtie zal vallen,
kunnen wij ons vereenigen, waarom wij de
eer hebben, u voor te stellen, de woorden
•of eenig ander middel van vervoer» te.laten
vervallen.
Als voren.
313. Voorstel van B. W. tot ver
hooging van het bedrag, uitgetrok
ken op de Begrooting dienst 1915
voor het verrichten van schilder
werk aan school B.
Het voorstel luidt:
Op de Gemeente-begrooting, dienst 1915,
is onder volgnummer 258 uitgetrokken een I
bedrag van f 1150, blijkens toelichting bij volg- De herkozen Raadsleden treden weer binnen.
316. Onderzoek der geloofsbrieven
van de heeren S. J. van Duinen, R. G.
Rijkens, J. W. Jorissen, M. R. N. Oos-.
terveen, A. C. R. O. Leinweber, J. A.
Rant en N. Veis Heyn, gekozen leden
van den Raad dezer Gemeente.
De herkozen leden verlaten de zaal.
Voorzitter: Mag ik de heeren
Kroes, Tromp van Holst en Hofland uitnoo-
digen, zich met het onderzoek der geloofs-
brieven te belasten Dan schors ik een oogen
blik de vergadering (10.05).
De Voorzitter: Ik heropen (10.26) de
vergadering en geef het woord aan den heer
Kroes tot uitbrengen van het rapport.
De heer Kroes: M. de V., namens de
commissie kan ik U verklaren, dat de geloofs
brieven zijn nagezien en goedgekeurd. De
heeren kunnen dus toegelaten worden als lid
van den Raad. 9
De Voorzitter: Verlangt een van de
heeren het woord over deze conclusie Vraagt
iemand hoofdelijke stemming over een der
personen afzonderlijk? Dan is die conclusie
goedgekeurd.
De Voorzitter: We gaan nuovertotpunt
317. Voorstel van B. W. tot het
verleenen van verlof aan den Ge
meente-secretaris. overeenkomstig
zijn verzoek.
Het verlof wordt z. d of h. st. verleend
van 9 Augustus tot en met 2 September.
318 Voorstel van B. W. tot wijzi
ging van de noodregeling voor de
werkloozenver zekering.
Het voorstel luidt:
Volgens de door de Regeering getroffen
noodregeling in zake Werkloozenverzekering,
waarbij deze Gemeente zich aansloot door de
Verordening op het Werkioozenfonds daar
mede in overeenstemming te brengen (Raads
besluit van 1 September 1914) vallen onder
die regeling niet de na 1 Augustus 1914 in
werking getreden kassen.
Door den Minister van Financiën werd ons
bij schrijven van 14 Juli j.l. ^bericht, dat door
Z. Exc. thans de mogelijkheid is geopend,
dat in bepaalde gevallen ook de genoemde
kassen de voordeelen der noodregeling zullen
genieten.
Wij meenen, dat nu de Gemeente eenmaal
de door het Rijk voorgestelde regeling aan
vaardde, ook medewerking moet worden ver
leend bij deze door den Minister wenscheiijk
geachte wijzigingen, welke voor den groei
der Werkloozenverzekering niet anders dan
bevorderlijk kunnen zijn.
Voor de in verband hiermede noodzakelijke
aanvulling der verordening, hebben wij de eer
U een ontwerp ter vaststelling aan te bieden.
Aangenomen z. d. of h. st.
319. Advies van B. W. in zake
het adres van agenten van polftie
over uitbetaling van vrijgekomen
jaar wedde.
Het advies luidt
Bij adres dd. 27 April 1915 - hetwelk
bij besluit van 4 Mei in onze banden werd
gesteld ter fine van pr;e-advies verzocht
het Bestuur der afdeeling Amersfoort van
den Bond van Gemeente-politiebeambten in
Nederland aan uwen Raad, het daarheen te
willen leiden, dat het geld, hetwelk is over
gebleven ten gevolge van het niet-bezetten
van. twee plaatsen (er was n.l. ééb vacature,
terwijl éen agent gedetacheerd was bij den
Keuringsdienst) aan het politie-personeel werd
uitbetaald.
Over het geld, hetwelk is vrijgevallen in
1914. werd reeds beschikt bij Raadsbesluit van
23 Februari 1915, houdende afschrijving op
de Begrooting voor 1914.
Wel is nog beschikbaar het bedrag, het
welk sedert 1 Januari 1915 niet wordt uitbe
taald, hangende bovengenoemde omstandig
heden.
De Burgemeester, als Hoofd der Gemeente
politie door ons geraadpleegd, deelt.ona mede,
gaarne te zullen zien, dat de bevoegdheid
door den Raad werd gegeven om het vrij
komende bedrag op die wijze te verdeelen,
welke hem wenscheiijk zal voorkomen, gelet
op de meerdere of beter gepresteerde diensten.
Ons hiermede kunnende vereenigen, hebben
wij de eer U voor te stellen, aldus te besluiten.
Firma A. H. van (Jleelf"
regel-
lings-
juiten
BUREAU:
EORTEQRAOBT 9
Postbus 9. Tslsfooo 19.
De heer Hofland: M. de V., Ik wou
daar wel even een klein woord over zeggen.
Ik heb in de stukken gelezen, dat in de
vergadering van 15 Maart, als ik mij niet
vergis, is beschikt over datgene, wat toen
van de jaarwedden was vrijgekomen.
Iers
eds
loei
aen
den
1 of
ing
Je».
»ter
een
tan-
iren
den
ild:
and
eidt
srk-
ïver
sere
aar-
g«-
hij
vol-
szen
rede
iets
lijke
hou-
des
men
het
Inge
igen
er is
elke
van
men
ster-
kaal-
n na
een
nnen
pen
ding
itzijn
wen.
Kaïn uezien wc
wij eigenlijk
n het verleden,
e schrede heeft
r het onheraiel-
'cranderen valt.
loeveel gebrek-
•I een laatste»
- het ontsnapt
lige. Dat is heel
aandacht. Wij
j tot iets waar-
sen genot kan
;een de zinnen
edigt. Het wijkt
/an maken, een
ijf in een fccst-
;eeft is saamge-
achtsinspanning
:en prikkel wei-
genblik lijkt hun
pgclost, dat het
veel voor over
ter kim gerezen
:e schemeren en
t er ons tegelij
kertijd aan, hoe ras al het schoone, dat hij
biedt, weer verwelkt zal zjjo.
Reden te meer on^ het met volle teugen
te genieten, zouden wij zeggen, ofschoon er
toch wel waarheid ligt in des Predikers ijdcl-
heidsklacht. Zij erlangt te meer grond als
wij nagaan wat er wel begrepen wordt onder
de genotsvoorwerpen van het oogenblik, en
ziet wat zij achterlaten als de beker de lip
pen is voorbijgegaan. Dan rijst toch ook de
vraag of het wel juist is, dat wij zoo ruste
loos voortjagen om op een vooraf bepaald
oogenblik een oogst binnen te halen, die, is
hij eenmaal in ons bezit, niet de bevrediging
schenkt, die wij er ons van hadden voorge
steld.
Neen, dat kan niet juist zijn.
Het belangrijkste deel van onzen arbeid
betreft niet het tegenwoordige, doch ismee-
rendecls voorbereiding voor later. Al moch
ten wij ons verbeelden, dat wij geheel opgaan
in het heden, het is de toekomst, die ons
opneemt in haar leger en aan wier onbegre
pen leiding wij ons overgeven. Al zouden
wij het gemakkelijker vinden, ons noch om
noch over haar te bekommeren, zij laat ons
niet los, doch dwingt ons, met haar eischen
rekening te houden. Aan haar hebben wij
ons te geven met volle toewijding.
Mochten wij soms wenschen, dat zij tot
loon daarvoor eenige zekerheid gaf, een kijk
gunde op haar verborgenheden, een waarborg
verstrekte, dat hetgeen wij haar bieden van
duurzamen aard zal zijn, ook aan die be
geerte wordt niet voldaan.
Wij zaaien, zullen wellicht iets van den
oogst zien rijpen, ja, er wat van mogen bin
nenhalen doch niets is er, dat het ons met
stelligheid kan doen verwachten. Zelfs weten
wij niet, of er iets van terecht zat komen
of er niet een storm zal gaan over de
vlakte, die alles vernielt, dat vele geslachten
achtereen hebben bijeengebruebt als hoog te
roemen bezitting voor de menschheid, die
nog komen moet. Wij leggen fundeeringen,
ai maar door, en op die welke vóór ons
werden gemetseld, brengen wij misschien
een nieuwe steenlaag, vermeerderend alzoo
het aantal en verbeterend de geschiktheid
der woonplaatsen voor toenemende bevolking,
maar wij kunnen niet keeren de verwoesting,
die toekomstige instortingen over de wereld
zullen brengen.
En zullen wij nu, verdrietig over die on
wetendheid, vervuld zijn van bekommering
over wat volgen kan - morgen, het volgend
jaar of in een verwijderd verschiet Zullen
wij, het oog gericht op de puinhoopen die
het verleden heeft opgestapeld, er eindelijk
van afzien, materialen te verwerken, die ten
slotte slechts de ruinen-massa's kunnen ver
meerderen
Er zijn vragen, die hun eigen antwoord
meebrengen. Al zouden wij tot het besluit
willen komen, ten aanzien van de toekomst
de rust der onthouding in acht te nemen,
de menschelijke natuur zou ons dat wel an
ders leeren. Zij leeit van hoop en van gelooi.
Zij is de Ceres der mythe, baar graan strooiend
over de aarde, den wasdom overlatend aan
de machten des hemels. De ernstige teleur
stellingen, die ons op een oogenblik geheel
ter neder slaan, kunnen ons het hoofd niet
doen afwenden van het ideaal, naar hetwelk
de menschenziel wordt getrokken als de
bloem naar het zonlicht. En zelfs als eigen
toekomst zich gaat afsluiten, blijven wij ons
geven, in de overtuiging, dat, volgens llooger
bestel, niets verloren gaat.
Teruggang.
Wie zou, nu een jaar geleden, geloof heb
ben geschonken aan den pessimist, die zou
hebben voorspeld hetgeen thans is geschied
Op de eerste plaats, dat na twaalf maanden
alles nog even onbeslist zou zijn als bij den
aanvang de »meest deskundigen» stelden
den duur immers op hoogstens drie maan
den - dat op alle punten de vijandelijke
legers nog tegenover elkander zouden staan