De heer Hofland: Dat is niet waar; dat
beb ik niet beweerd.
De heer Van Achterbergb: De heer
Hofland beschuldigt
De heer Hofland: Ik heb dat niet
beweerd.
De heer van Achterbergb: Dat heeft
u wel beweerd. De heer Hofland beschuldigt
op die wijze niet alleen den Directeur der
Gasfabriek en den Wethouder der Bedrijven,
maar ook de Commissie van Bijstand van
fraude, die echter niet te vinden zal zijn.
En daarom hang ik hem op (Gelach). Het is
meermalen gebleken, dat ik niet houd van
schipperen. Recht door zee is de beste weg.
Ik protesteer ten sterkste tegen die beschul
diging van den heer Hofland, tenzij hij be
wijzen kan, hoeveel duizenden H.L. wij
hebben geweigerd.
De heer Hofland: Ik heb dat niet be
weerd.
Stemmen: Dat is wel waar.
De heer Hofland: Het stenografisch
verslag zal uitmaken, dat het een leugen is.
De heer Van Duinen: Ik zou graag
even willen antwoorden. In de eerste plaats
moet ik den Wethouder er op attent maken,
dat hij, wat ik heb gezegd, precies gaat
omkeeren. Ten opzichte van de productie
der Gasfabriek heb ik gezegd, dat er ge
regeld overproductie bestond en dat, niet
tegenstaande de fabriek aan de behoefte van
de stad niet kon voldoen. Dat heb ik duidelijk
gezegd.
De Wethouder Veis Heyn: U
hebt het precies andersom gezegd.
De heer Gerritsen: Ja, u hebt het
precies anders om gezegd.
De heer Van Duinen: Neen, niet
andersom. Dat is van avond al meer gebeurd,
dat de woorden worden omgedraaid ten
nadeele van den spreker. Daar protesteer
ik tegen.
De Wethouder Veis Heyn: Toe
maar
De heer Van Duinen: Toe maar?
Dat is geen manier van debatteeren. Als
dat zoo moet gaan, dan trek ik mijn jas
aan en dan ga ik heen.
De heele cardinale kwestie is deze, dat
er hier verleden jaar veel te veel cokes is
verkocht. Als een productie van 1000 H.L.
was, dan is er zooo verkocht en dan kom
je iooo tekort.
Stemmen: Het is niet waarHet is
niet waar!
De heer Van Duinen: Het is wèl
waarHet is wèl waar! En dat zal ik U be
wijzen.
Er is in 1913 verkocht 17000 H. L.
en in 1914, toen er zoo'n verbazende be
hoefte was aan cokes, 60 000 H. L. Nu
geef ik het verschil tusschen 17 000 en 60 000
H. L.neem daar de 29 000 H. L., die daar
nog lag, bij, en dan komen we nog veel
hooger uit.
De heer J o r i s s e n Maar u was toen toch
zelf Wethouder?
De heer Van Duinen: Wat voor kwaad
stak daar dan in? Verleden jaar lag er een
groote voorraad.
De heer Jorissea: Maar daar klaagde
iedereen toch over, dat het daar lag. Toen
was u Wethouder en dus was het uw schuld.
JDe heer Van Duinen: M. de V., dat is
een zaak waartegen ik moet protesteeren.
De heer Kroes: Hoe nu? Was u toen
geen Wethouder?
De heer Van Duinen: lk meen,dat het
de heer Gerritsen was die, toen de heer
Kam nog Voorzitter was, in de vergadering
van de Gascommissie op zijn poot heeft ge
speeld omdat een zijner knechts vijf mud wou
hebben en er maar twee kon krijgen. Die
zaak is toen onderzocht en naar aanleiding
daarvan is gezegd, dat de Gemeentenaren
in de eerste plaats geholpen moeten worden.
Wanneer er den vorigen winter sterke vorst
geweest was, dan was er nog minder voor
raad geweest, want in 13 dagen vorst werden
van dien hoop 9000 H. L. verkocht.
De heer Jorissen: Nu hangt u toch
u zelf op
De Voorzitter: Het woord is nog steeds
aan den heer Van Duinen.
De heer Van Duinen: Neen, neen! M.
de V. ik blijf er bij, dat er verleden jaar
veel te veel verkocht is. Ik geloof, dat het,
om de zaak te beëindigen niet kwaad was,
wanneer B. W. aan den Raad inzage
gaven van de verschillende contracten, die
verleden jaar zijn afgesloten met de ver
schillende handelaren, want daar is van die
cokes, die aan Utrecht verkocht is, een deel
achtergebleven, dat, geloof ik, eerst dit jaar
is geleverd. Dat zijn de woorden van den
Wethouder. Een van die koopers beeft er
zich voop laten vinden, na Nieuwjaar een
gedeelte te ontvangen. Langzamerhand wordt
het een heel ingewikkelde kwestie. Maar
daar blijf ik bij; de noodtoestand, die hier
heerschte, is uitgegaan van het Gemeente
bestuur zelf.
De Wethouder Veis Heyn: M. d. V.,
ik stel er wel prijs op, te vernemen of ik
goed gehoord heb, dat de heer Van Duinen
gezegd heeft, dat er veel te veel cokes is
verkocht. En als ik mij hierin niet vergis,
zou ik de heeren even willen voorlezen, wat
ik in de vergadering van 1 September 1914,
waar de heer Van Duinen tegenwoordig was,
gezegd heb over deze zaak.
Naar aanleiding van in die vergadering
gestelde vragen heb ik geantwoord
Ik zal heel gaarne trachten, namens B.
W., een antwoord op die vragen te geven.
Zooals ieder bedrijf, zoo heeft ook het bedrijf
van onze Gasfabriek zeer zeker door de
donkere wolken, die zich rondom onze grenzen
hebben samengepakt, moeilijkheden onder
vonden. B. W. hebben gemeend, in alle
opzichten met spoed te moeten handelen. Er
is dan ook alles in het werk gesteld, in overleg
met onzen Directeur, om het gasbedrijf gaande
te houden niet alleen, maar ook zooveel
mogelijk voor de toekomst te verzekeren.
De resultaten daarvan zijn geweest, dat wij
npg eenige ladingen kolen voor den wal
krijgen, dank zij het spoedig optreden, en
nog eenige aankoopen hebben kunnen doen,
zoodat ik als Voorzitter van de Gas-commissie
in de tweede gehouden vergadering kon
constateerendat de voorraad kolen nog de
zelfde was als die op het oogenblik is. 25
dagen nadat de catastrophe voor onze Gas
fabriek was aangebroken.
Verder kan ik mededeelen, dat B. W.
hebben aangekocht, in overleg met de Directie,
20000 K.G. hars, na genomen proeven, voor
den gewonen marktprijs, om daarin een re
serve te vinden voor alle mogelijke even
tualiteiten, die wij dan met kolen zouden
mengen, en waarvan wij een goed gas zou
den kunnen krijgen, om de productie te ver
lengen.
Het is mij zeer aangenaam, dat U deze
vragen gesteld hebt, want ik kan namens B.
W. de mededeeling doen, dat wij er wer
kelijk niet zoo benauwd voorstaan, de om
standigheden in aanmerking genomen. Wij
hebben op het oogenblik in de loods liggen
X020 ton kolen, er is varende of voor den wal
600 ton. Wij zijn te wachten, wat onder deze
omstandigheden vrijwel zeker is, dat ons zal
bereiken nog 500 ton. Dat zijn zaken die wij
inmiddels hebben afgewikkeld, en waardoor
wij ons verzekerd hebben een gasproductie,
als alles binnen komt, tot 1 December a.s.
Daarbij kan ik mededeelen, dat een brief in
mijn bezit is van de Steenkolenhandelsver-
eeniging, mij door den Directeur ter hand ge
steld, waarin vermeld wordt, dat Duitschland
weer kolen zal afleveren, zoodat ze weer in
staat zal zijn Duitsche kolen voor haar con
tracten te leveren. Dat voorloopig van het
leveren van de volle contracten geen sprake
zal kunnen zijn, spreekt van zelf, maar in
ieder geval zullen er kolen geleverd kunnen
worden.
Als Voorzitter van de Gas-commissie
wensch ik een woord van dank niet te ont
houden aan de Commissie van Bijstand, die
B. W. in deze oogenblikken de vrije hand
heeft gelaten, waardoor kon gebeuren, wat in
de Gasfabriek is tot stand gebracht.
Verder kan ik mededeelen, dat van de
cokes-voorraad, die bij het intreden van den
zomer er.orm groot was, op aandrang van
uit de Gemeente, de overproductie van het
vorige jaar is verkocht. Niet alleen ik, als
Voorzitter en als Wethouder, maar ook de
leden van de Commissie, moesten dagelijks
hooren klachten over de geldverspilling. Er
lag daar een kapitaal dat renteloos bleef,
werd gezegd. Nu zijn wij zeer voorzichtig
geweest, en hebben alleen de overproductie
verkocht, let wel, mijne heeren, van het voor
gaande jaar, niet meer. Verder was op 1
Augustus nog aanwezig een kleine 20 000
H.L. cokes op het terrein met inbegrip van
het contract dat zou loopen tot December,
en dat de overproductie van het vorige jaar
inhield. Toen de «run» op de banken geëin
digd was, kwam de run op den cokes-hoop.
En telkens is bij B. W., die dagelijks ver
gaderden, overwogen, wat wij moesten doen
met het oog op het stopzetten van den ver
koop. Bij nauwkeurige beschouwing, en door
goed op te letten, bleek ons, dat het juist
was de mindere man, die zijn spaarpenningen
omzette in cokes, uit bezorgdheid voor den
winter. En daarom hebben B. W. het
stopzetten zoolang mogelijk tegengehouden.
Wij wisten toch dat de cokes in de Gemeente
bleef, en dat het meerendeel bleef bij den
werkenden stand, in onze Gemeente. Totdat
de hoop geslonken was tot 1400 a 1500 H.L.
Toen hebben wij gezegd nu houden wij op,
en wij zullen alleen verkoopen dedagelijksche
overproductie. Er moeten 1500 a 1600 H.L.
op stock blijven, om te voldoen aan de nood
zakelijke eischen, die de Gemeente heeft
tegenover de bedrijven, om deze gaande te