118 het tijdvak van i October tot i December 1915 te benoemen den heer H. Moojen Jr. en om opnieuw te benoemen tot tijdelijk leeraar in Natuurkunde den heer F. Faber en wel gedurende het tijdvak van 1 October 1915 tot 30 September 1916. De Voorzitter: Uitgebracht zijn 6 stem men. die alle zich hebben vereenigd op de heeren Faber en Moojen. De heer Kroes keert terug in de ver gadering. De Voorzitter: Ik stel nu aan de orde 450. Benoeming van een Regent van het Burger Weeshuis, ter voor ziening in de vacature, ontstaan door het verleend ontslag aan den heer J. W. C. Bloem. De Voorzitter: Ditmaal zijn uitgebracht 17 stemmen, van welke 15 op den heer J. Visser, Directeur van het Rijks-opvoedings gesticht, en 2 op den heer A. J. Looxma van Weideren baron Rengers, zoodat eerst genoemde is benoemd. Kan de Raad thans goed vinden, over te gaan tot benoeming van drie leden der Com missie van bijstand voor de financiën? De heer Tromp van Holst: Drie, of vier leden? De heer Van Kalken: Mag ik de namen weten van de leden der vorige commissie? De Voorzitter: De leden die den brief hebben onderteekend, zijn de heeren Van der 'Wal. Gerritsen en Tromp van Holst. Er zijn weder uitgebracht 17 stemmen, van welke op den heer Van der Wal 13, den heer Gerritsen 13, den heer Tromp van Holst 11, de heeren Van Kalken, Eysink, Hofland en Oosterveen ieder i en blanco 3. De heeren Van der Wal, Gerritsen en Tromp van Holst zijn dus herbenoemd. De heeren nemen zeker de benoemiug aan 451. Arbeidsbeurs: a. Motie van de heeren J. Hof land, D. Gerritsen en J. A. Rant om terug te komen op het Raadsbe sluit van 7 September 1915, waarbij Burgemeester en Wethouders wor den uitgenoodigd, alsnog een oproe ping van sollicitanten voor de be trekking van Directeur van de Ar beidsbeurs te doen; b. Lijst van sollicitanten voor de betrekking van Directeur van de .Arbeidsbeurs c. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot benoeming van een Directeur van de Arbeidsbeurs. De Voorzitter: De heeren zullen zich herinneren, dat de heer Hofland den vorigen keer zijn voorstel reeds heeft toegelicht. De heer Jorissen: M. de V„ het zal u waarschijnlijk niet zoo heel vreemd voorkomen, juist omdat dit is naar aanleiding van een motie, die door mij op de voorlaatste ver gadering is ingediend, dat ik thans even het woord vraag. Hoe is deze motie ontstaan? De heer Hofland heeft den vorigen keer In den breede uiteengezet, dat hij, zooals hij zich uitdrukte, onder den invloed van een welsprekend woord was gekomen dat woord was van mij, M. de V. en een stem heeft uitgebracht, waarover hij later spijt had. Nu wil Ik in hoffelijkheid niet onder doen woor den heer Hofland. Toen hij zijn motie indiende, heb ik gezegdwij konden misschien wel weer onder den indruk komen van een welsprekende woord en dus óok in de zelfde fout vervallen. Daarom heb ik voorgesteld die motie te behandelen in de volgende vergadering. Dat gebeurt dus nu op het oogenblik, M. de V, Wanneer wij den onder grond nagaan, waarom de heer-Hofland deze motie heeft ingediend, dan zou 't misschien kunnen blijken, dat zelfs ik met de motie van den heer Hofland zou kunnen meegaan, hoe vreemd u dit op het eerste oogenblik lijkt: want de motie van den heer Hofland zat niet in 't onjuiste van m ii n motie, maar omdat er eigenlijk gezegd zooveel achter zat, dat wij niet wisten en dat hij later pas is te weten gekomen. Wanneer ik nu ook de zaak goed begrijp, zit er veel meer achter deze eenvoudige benoeming dan dat wij een Direc teur benoemen voor de Arbeidsbeurs. B. W. hebben heel andere plannen en de Arbeidsbeurs is op het oogenblik, eigen lijk gezegd, zoo'n lapje, dat je er voorhangt. Je kunt dat lapje niet, als bij een poppekast, wegschuiven, maar dat bedoel ik er niet mee; maar er zit een heeleboel achter. B. W. willen niets meer of minder dan, eigenlijk ge zegd, een heel bureau maken voor sociale zaken en zooals ik zeg. ik ben niet afkeerig van die beweging. Het zou best kunnen zijn, dat ik met een motie van den heer Hofland zou kunnen meegaan, maar ik koop toch óok niet graag een kat in den zak en ik zou graag, vóór wij zoover waren, van B. W. omschreven plannen hebben van hun bedoe lingen. Nu weten wij allemaal bij losse geruchten enkele woorden, maar eigenlijk gezegd niet, wat B. W. precies willen. Ze willen wel wat moois en 't kan best zijn, dat het zelfs wat heel moois wordt maar op het oogen blik tasten wij ir. 't duister. Daarom heb ik mijzelven afgevraagd: spannen wij het paard niet zoo'n beetje achter den wagen? Wij beginnen hier met een ambtenaar van Bouw- en woningtoezicht te benoemen als Directeur van de Arbeidsbeurs met als voor uitzicht, als de Raad het goedkeurt, dat die Arbeidsbeurs wordt een Bureau voor sociale zaken, voor huisvesting, werkloosheid enz. De moeilijkheid zit hierin, dat nu nog het lichtere werk, dat die ambtenaar thans heeft te verrichten, door anderen gemaakt kan worden. Maar de groote moeilijkheid komt dan, als straks het plan, dat nu nog in petto is, uitgevoerd moet worden en wij een anderen Directeur zullen moeten hebben of een anderen Inspecteur van Bouw- en woningtoezicht, daargelaten of dat plan ooit tot werkelijkheid zal komen. Daarom vraag ik mij af, of het niet ver standiger van B. W. zou zijn, op bet oogen blik, nu nóg, het heele voorstel terug te nemen en eerst daarmee te komen als het volledig plan, zooals zii zich 't voorstellen, aan ons bekend is. Over de appreciatie, over de waarde van dit plan kan ik niet oordeelen, omdat ik 't plan zelf niet heb gezien, evenmin als iemand van ons. Ik zal er dus niet verder over spreken, maar aan B W. zou ik willen vragenis het niet beter om eerst te komen met het volledige plan. I.aat de Raad eerst eens oor deelen hoe hij er over denkt en dan pas deze benoeming doen, zooals wij dat volgens ons oordeel en met de gegevens, door B. W, verstrekt, zullen kunnen doen. M. de V., ik geloof, dat we dan geen gevaar loopen, later een benoeming te hebben gedaan, waarmee we zitten, omdat we ten gevolge daarvan een nieujven Directeur aan de Arbeidsbeurs of een nieuwen ambtenaar aan Bouw- en woning toezicht moeten benoemen, omdat wij éen van tweeën zullen moeten verliezen. We staan op 't oogenblik op een gevaarlijk terrein. Ik wensch heel graag met u mee te werken, maar laten wij beginnen, waar wij beginneu moeten, zoodat wij eerst 'het volledige plan van B. W. krijgen en daarna de be noemingen doen, wanneer dat plan wordt goedgekeurd. De heer Hofland: M. de V., de heer Jorissen neme het mij niet kwalijk, maar hij was in dit bijzondere geval niet svelsprekend, niet zóo welsprekend al» toen hij zijn motie uiteenzette; niet zóo welsprekend hierom, omdat hij dingen gaat zeggen, die, laat ik 't maar zacht zeggen, er glad naast zijn. Toen de heer Jorissen op die bewuste ver gadering zijn motie stelde, heb ik mij niet laten leiden door de overweging, dat er eigen lijk meer achter zat. De heer Jorissen: Dat heb ik ook niet gezegd. De Voorzitter hamert. De heer Hofland: Daardoor heb ik mij allerminst laten lijmen. Dit mag ik misschien' uit de afdeelings-vergadering klappen, dat ik zelf de man ben geweest, die tegen het be zwaar dat sommige leden hadden om iemand te benoemen tot Directeur van de Arbeids beurs op een salaris van f 400, heeft gezegd, dat B. W. waarschijnlijk een ambtenaar op 't oog hadden, die zijn sporen op dat ge bied reeds had verdiend en die de betrekking met die van Directeur van de Arbeidsbeurs kon vereenigen. B. W. hebben dat toer. zóo begrepen, dat zij zonder openbare oproe ping een ambtenaar den tegenwoordigen Inspecteur van Bouw- en woningtoezicht konden voordragen. En daarmee verschil ik nu met B. W. Er zat dus niets bijzonders tusschen. Ik heb voldoende de portee van het voorstel van B. &W. begrepen. Dat blijkt wel uit hetgeen ik in de afdeelingsvergaderiug heb gezegd. Hofland is dat dus volstrekt niet later te weten gekomen. Hofland kende voldoende den ondèrgrond van dat voorstel. Bovendien is het niet juist, wanneer de heer Jorissen zegt, dat wij, door den Inspec teur van Bouw- en woningtoezicht in deze betrekking te benoemen, naderhand voor het geval zouden moeten staan, dat wij een an deren Inspecteur van Bouw- en woningtoe zicht zouden moeten aanwijzen. Want, ver gis ik mij niet heel sterk, dan is het juist de bedoeling van B. W. geweest om Bouw en woningtoezicht dat heel wat anders is dan de architectonische afdeeltng van Open bare Werken juist te brengen onder het departement zal ik het maar noemen voor sociaal werk, zoodat wjj niet behoeven te vreezen, dat als wij eenmaal den heer Schulte JNordholt hebben aangewezen als Di- ricteur van de Arbeidsbeurs wij hem zouden moeten missen als Directeur van Bouw- en woningtoezicht. Heel waarschijnlijk zal eer. deel van den intellectueelen arbeid, van der. minder geestelijken arbeid, den ruwen arbeid dus, die nu nog rust op de schouders van den heer Schulte Nordholt, dan uitgevoerd worden door een anderen, door ons te benoe men ambtenaar. Zóo zal de werkelijke situ atie worden. Dat heb ik toen al juist begre- grepen en ook al voorzien tijdens de behan deling in de afdeelingen. Waarom heb ik nu mijn motie gesteld? Hieromik had verwacht, na de beslissing van het instellen van een Arbeidsbeurs, dat

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 5