116
200 toe, dat de Commissie voor de Financiën,
die een Commissie uit den Raad is en wel
degelijk de belangen van de Gemeente be
hartigt, het gevoel krijgtwij zijn eigenlijk
op de hak genomen door den heer Kroes.
De zaak van het aankoopen van dien grond
is behandeld en achterna bleek, dat de heer
Kroes, die alles van de zaak afwist, die de
zaak van de prijsbepaling heeft meegemaakt,
die door zijn tegenwoordigheid, door zijn zwij
gen of meestemmen ik weet niet hoe't be
sluit genomen is eigenlijk mede het cachet
aan die vergadering heeft gegeven, eigenlijk
zegt»Ik zal ze op een andere manier wel
krijgenik heb dien grond al lang in han
denIk zeg niet, dat het zoo is, maar dien
indruk krijg ik en daarom zou ik er graag
iets meer van willen weten.
Als de heer Kroes dien indruk zal kannen
wegnemen, zal mij dat zeer aangenaam zijn,
maar op het oogenblik heb ik nog den indruk,
dat de heer Kroes niet heeft gehandeld in
het belang van de Gemeente en niet verstan
dig heeft gedaan met in die vergadering te
blijven.
Zooals ik de zaak zie, hebt u volkomen het
recht, dien grond te koopen. Als ik grond
wil koopen en deze behoort niet aan de Ge
meente dan heb ik daartoe natuurlijk vol
komen het recht en ook de heer Kroes heeft
dat; maar zoodra de Gemeente daartusschen
kwam, hadt U moeten ophouden, in die Com
missie mee zitting ie nemen.
De heer Jorisse nU bent zwaar op de
hand.
De heer O os ter veen Zwaar op de hand?
Ik heb mijn beschouwingen zoo; misschien
zijn die een beetje zwaar. Maar de heer Kroes
had werkelijk in die Commissie geen zitting
moeten nemen. Dat is mijn beschouwing.
heb ik toen een oogenblik laten voorbijgaan,
ten einde den heet Kroes gelegenheid te
geven, zich te verwijderen Er was nog nooit
sprake van geweest, dat de heer Kroes namens
zijn lastgever eenige vragen zou richten. Dat
is nu eerst naar voren gekomen. De heeren
zullen zich herinneren hoe wij toen een oogen
blik in ontzettende spanning hebben verkeerd.
Denk U de taak van den Voorzitter eens in,
die reeds deze zaak met dat lid besproken
had en nu in volle verontwaardiging moest
zeggen tegen dat lid»Woon de vergadering
niet bijIk heb die taak op mij genomen
en ook volbracht; maar werkelijk dat was
net aangenaam. En zelfs op dat oogenblik
heb ik nog niet dadelijk succes gehad. Er is
eerst nog een debat geweest en daarin heeft
de heer Kroes voor zijne verdedigingopgemerkt,
dat zijn naam niet genoemd behoefde te_ worden
Zoo pas heeft de heer Veis Heyn verdui
delijkt, dat ook hij het volkomen met de
andere heeren eens was en toen eindelijk
heeft de heer Kroes de vergadering verlaten.
Bij deze quaestie bleek duidelijk hoe be
zwaarlijk het is, dat een lid van de Commissie
voor de Financiën tevens optreedt als last
hebber.
Wat nu het tweede geval betreft, merkt
de heer Jorissen niet ten onrechte op, dat het
voor den heer Kroes moeilijk was de ver
gadering te verlaten, nu hij niet wist welke zaak
in behandeling kwam, want dan had hij iets,
dat hij onder zich moest houden, aan den
dag gebracht en dus zijn lastgever verraden,
laat ik het zoo maar noemen. Inderdaad, mijn
heer Jorissen, zou men voor zoo'n geval de
agenda op de convocatie moeten plaatsen.
De heer Jorissen: Dan hadt u het ook
op de convocatie moeten zeggen.
De Voorzitter hamert en vervolgt: Uit
het achterwege blijven der agenda blijkt juist,
dat men niet verwacht, dat een lid van de
Commissie voor de Financiën grond in han
den heeft.
Nu vraagt u, waarom de Gemeente juist
deze week dezen grond in handen moest
hebben.
Wel de heer Kroes heeft die vraag eigenlijk
reeds beantwoord. Als de Gemeente er niet
vlug bij was, dan was de grond weg. Nu
kan de nieuwe eigenaar wel zoo vriendelijk
zijn, tegenover de Gemeente een tegemoet
komende houding aan te nemen, maar het is
toch veel beter, dat de Gemeente den grond
zelf in handen heeft en daarvan kan verkoopen
aan particulieren. Dat is heel wat anders dan
dat wij van een ander moeten koopen en dan
nog dank je wel moeten zeggen.
Daarom zal ik die felle tirade van den heer
Jorissen tegen mij eenvoudig langs mijn koude
kleeren laten atloopen.
De heer Jorissen: Dat zal ik óok doen.
De Voorzitter: Ik moet nog opmerken,
dat ik niet als Burgemeester ben opgetreden,
maar als uitvoerder van besluiten van B. W.
of van de Commissie van Bijstand. Het be
sluit tot aankoop van dien grond is zelfs door
het College genomen toen ik niet in de
stad was; ik was toen in Den Haag. Wat de
bevoegdheid van deze Commissie aangaat
als lid van een andere Commissie van Bijstand
weet de heer Jorissen dit wel deze bereiden
vóóranders niets. Als de Commissie voor de
Financiën niet tal van malen op deze wijze
was opgetreden, dan was er van onze grond-
politiek niets terecht gekomen.
Dus de aanval van den heer Jorissen mist
iederen grond en ik moet dan ook staande
houden, wat ik daar straks reeds gezegd heb,
nl. dat het hoogst ongewenscht is, dat een lid
van de Commissie voor de Financiën als last
hebber optreedt. Nu is het voor de tweede
maal, dat in den zelfden persoon twee be
langen vereenigd zijn, nl. die van een last
gever en van de Gemeente. Dan móet de
een of de ander in de knoei komen. Men kan
nu eenmaal geen twee heeren dienen.
De heeren Jorissen: M. de V., mag ik
voor de derde maal het woord? Handig
hebt U zeker de vraag verlegd, maar het
antwoord op mijn vraag: «waarom moet de
Gemeente nu juist in eens dien grond hebben
is er nog altijd niet. Wel is er gezegd, als
een ander dien grond krijgt visschen wij achter
het net (ik meen, dat I' in dien geest heeft
gesprokende juiste uitdrukking weet ik niet
precies meer) maar, M. de V., die grond ligt
daar al een paar jaar te koop. Was dan dat
zelfde argument voor een maand, voor twee,
drie maanden óok niet van kracht? Ik vraag,
waarom juist n u, waarom juist n u, en dat
antwoord wacht ik nog steeds van U, M. de
V.dat antwoord heeft U nog niet gegeven.
M. de V.
De heer Eysink zegt, dat het vriendelijk
van mijnheer Knoppers was om naar B. W.
te gaan. Zeker, dat was een heele aardigheid
van den heer Knoppers; maar ook die zaak
heeft twee kanten; ook die medaille heeft
haar keerzijde, want als er twee aan bod zijn,
dan is dat zeker in het voordeel van den
heer Knoppers.
Zooals de heer Kroes meedeelde, heeft hij
een gesprek gehad met den heer Knoppers,
nadat deze voor den tweeden keer den heer
Kroes haduitgenoodigd. De heer Kroes kwam
om 3 uur bij mijnheer Knoppers en vroeg
om even bedenktijd te hebben. Maar dat kon
ioen niet. Was die haast, die notaris Knop
pers toen had het gevolg van een boodschap
van de Commissie voor de Financiën, of van
den Raad, of van den Burgemeester, of van
den Wethouder?
De Voorzitter: Niet van den Burge
meester.
De heer Jorissen: Of van geen van allen?
De Voorzitter: Ik zeg >niet van den
Burgemeester».
De heer Jorissen: Van den heer Van
Randwijck dan, misschien?
De Voorzitter: Oók niet.
De heer Jorissen: En óok niet van de
Commissie
De Voorzitter: Het was van B. W.
De heer Jorissen: Van B. W. dan.
Dus B. W. gingen hier de Commissie van
Bijstand voorbij. In hun ijver zeer zeker. Dat
moet ik toch veronderstellen. En B. W.
namen dus vast zoo'n beslissing met de ge
dachte: de Raad zal het straks wel weer
slikken. Het is toch wel goed, M. de V., dat
men zoo'n discussie eens een keer heeft, dan
krijgt men een inzicht in de dingen, dat men
anders niet heeft.
De Voorzitter: Dit besluit van B.
W. is genomen den Ssten October en is een
voudig een uitvloeisel van hetgeen op 7 Oc
tober door de Commissie werd besloten. De
heer Jorissen behoeft zich niet ongerust te
maken dat besluit was conform de beslissing
der Commissie.
De heer Eysink: M. de V.. ik zal over
die zaak weinig zeggen. Ik behoor niet tot
die Commissie en stel er daarom prijs op een
enkel woord te zeggen.
Ik zou dan willen vragenwie heeft hier
de belangen van de Gemeente behartigd?En
dan moet ik zeggenin dit geval is het ge
weest de notaris Knoppers. Dat mag vreemd
lijken, men kan zeggen, de man had er be
lang bij, maar, elk geval heeft hij de Ge
meente in de gelegenheid gesteld, dien grond
te koopen. Gesteld, dat hij ons totaal had ge
ïsoleerd, dan hadden wij voor een fait accompli
gestaan en kans gehad, dat wij dien grond
niet in handen hadden gekregen.
Ik beaam wat de heer Oosterveen heeft
gezegd. De zaak is ook voor mij lang niet
duidelijkmaar in elk geval vind ik de houding
van den heer Kroes zeer onbegrijpelijk voor
een lid van den Raad en zeker voor een lid
van de Financieele Commissie.
De Voorzitter: Ik zou over deze zaak
ook graag iets in het midden willen brengen
en wel ia de eerste plaats over hetgeen in
die vergadering in 1913 is geschied. De heeren,
die deze zaak nauwkeurig hebben gevolgd,
zullen weten, dat ik den heer Kroes reeds
vóór de vergadering had meegedeeld, dat hij
in deze als lasthebber moest worden be
schouwd.
In de Burgemeesterskamer heeft het mij
toen reeds veel moeite gekost om den heer
Kroes daarvan te overtuigen en het is mij
dau ook niet gelukt. De heeren, die tegen
woordig geweest zijn bij die vergadering van
de Commissie van Bijstand zullen zich her
inneren hoe verbaasd wij waren, dat de heer
Kroes binnenkwam. Na het lezen der notulen