worden gezwegen. Ik geioof, dat B. W.
daarin ongelijk hebben. Men kan van de
stelling uitgaan, dat men zoo zuinig moge
lijk moet trachten rond te komen; maar aan
den andereu kant staat het groote belang,
dat de volksgezondheidstoestand zoo goed
mogelijk moet worden behartigd. Ook hierop
wees ik in de afdeelingsvergadering. Men
moet met deze dingen rekening houden op
zijn tijd en was het nu waar, dat men in
1914 was gebleven beneden hetgeen men
zich/elven had voorgesteld van de Gemeente
lijke Inkomstenbelasting te vorderen dan zou
ik geen vrijheid vinden om die dingen te
bespreken.
Maar dat is met waar. Uit den staat, -dien
wij in de vorige vergadering onder deoogen
hebben gekregen, blijkt, dat wij f 11 000 a
f 12010 meer op die belasting hebben binnen
gekregen dan waarop wij hadden gerekend-
Er is dan ook geen enkele reden om aan te
nemen, dat voor 1915 die vooruitgang niet
zal blijven bestaan en ook niet over 191O;
want er is zeker een groot deel van menschen,
tiie schade ondervinden, maatschappelijk ge
sproken, en hun positie door den oorlog, maar
er is ook een groot deel, die ten gevolge vau
den oorlogstoestand groote oorlogswinsten ma
ken en ook dit kan tot uitdrukking komen
bij de heffing van onze belasting in de cijfers.
En nu kom ik, omdat ik toch bezig bm, te
spreken over belastingcijfers en beffing. tot
dien andereu zin in de Memorie van antwoord,
waarin gij schrijft >Het is helaas een niet te
weerspreken feit, dat de ervaring op het ge
bied der belastingontduiking telkens met nieuwe
feiten wordt geïllustreerd. Het niet als juist
aanvaarden van gedane aangiften blijkt dan
ook meermalen gegrond; vrijheid van bewe
ging bij het beoordeelen der aangiften is
daarom noodzakelijk*.
N'u zal ik de laatste wezen om te willen,
dat het College vau B. W. hierbij geen
vrijheid van beweging krijgtmaar ik heb er
in de afdeelingsvergadering reeds op gewezen,
dat men moet probeeren, zooveel mogelijk een
juisten grond te vinden voor de aanslagen,
opdat mei< niet komt te staan, zooals is ge
beurd, voor het feit, dat Gedeputeerde Staten
ettelijke honderden guldens moesten toewijzen
aan reclamanten.
Het spreekt vanzelf, dat B W. den ernst
van deze zaak ook wel begrijpen, maar toch
blijkt uit zooiets. dat men wat te lichtvaardig
is en dat er in het systeem iets niet in orde
is; anders wijzen Gedeputeerde Staten maar
niet zooveel honderdm guldens toe.
Ik zal volstrekt niet pleiten voor menscuen,
die eene of andere belasting trachten te ont
duiken; in geen geval. Ik vind. dat geen
stelling innemen tegenover de gemeenschap.
En men moet niet vergeten, dat wanneer B.
W. schrijven; »Het is helaas een niet te
weersprekeu feit*, enz. hetgeen ik zooeven
reeds aanhaalde dat dit ook mijn ervaring
is op dit gebied.
Dit neemt niet weg. en ik zeg het hier nog
eens uitdrukkelijk en wien het aangaat en
het treft, kan het van mij aannemen ik
zal die ontduiking niet verdedigen. Integen
deel; ik vind. dat wij verplicht zijn tegen
over de gemeenschap, zoo eerljjk mogelijk
onze inkomsteu op te geven.
Maar er ia iu dit verband wel nog wel iets
anders te zeggen.
Daar is helaas nog een groote groep van
menschen, die niet inzien en niet kunnen
inzien die groote voordeelen, die zij terug
ontvangen voor die enkele luttele dubbeltjes
of guldens, die zij in belasting afdragen en
tot die juist zou ik willen zeggen denk eens
na, stel eeus de mogelijkheid, dat alle dingen,
12»
die gij nu ontvangt van de gemeenschap, dat
gij die zelf zoudt moeten betalen, dat gij dan
daar voor geen belasting behoefde te betalen
aan de gemeenschap, dan moest gij het op
halen vau het vuilnis, het onderwijs, de ver
lichting. de veiligheid, enzoovoort. enzoovoort.
kortom honderden dingen, allemaal persoon
lijk betalen.
Dan zoudt gij toch meer guldens kwijt zijn
dan uu dubbeltjes. Dat in aanmerking ge
nomen, vind ik, dat er geen enkele reder, is
om op «enigerlei wijze belasting te ontduiken
en is het zeker juist uitgedrukt van B. iV \V
dat »het helaas een niet te weerspreken feit
is* en wat daar verder slaat, zooals ik reeds
zeide.
Maar te gelijker tijd moeten wij daarom
juist bij die menschen de overtuiging vestigen,
dat de belasting betaald moet worden en dat
zij daar tegenover zoo eerlijk mogelijk moeten
staan.
Er is evenwel nog een andere categorie
van menschen, die zien de dingen anders
ik zeg niet beter maar zij zien ze anders
en voor die redenecring gevoel ik veel, hoewel
ik er den nadruk op leg, dat ik belasting
ontduiking niet wensch goed te maken Ik
vermeen evenwel toch verplicht te zijn, op
die redeneering de aandacht te vestigen.
Ze is dezeeen groote kring van menschen
die op allerlei wijze hun arbeid geven aan de
gemeenschap, verkeeren in een toestand
en ook dit is helaas een niet te weerspreken
feit dat zij van die gemeenschap, in eco-
noraischen zin opgevat, niet ontvangen de
opbrengst van hun arbeicT.
Vandaar de redeneering van die menschen
wanneer wij krachtens historische maatrege
len de opbrengst van onzen arbeid niet krijgen,
dan zijn wij niet verplicht om aan de ge
meenschap te geven wat des gerneenschaps is*.
Dat is een redeneeriug. M. de V.. ik zeg
daar gevoel ik wat voor; maar toch zou ik
onder de aandacht van die categorie willen
brengen, dat zij, wanneer zij werkelijk be
zwaar hebben tegen hetgeen van de gemeen
schap van hen wordt gevorderd, dat zij dan
den koninklijken weg moeten bewandelen en
allen invloed moeten aanwenden om op de
politieke constellatie hun invloed aan te
wenden.
Wanneer zij dit begrepen, dan zouden zij
zeggen dat is de breede weg. de goede weg,
de regelmatige weg om aan dergelijke mis
standen een einde te maken.
Zij zouden dan aan de eenen kant wat
meer waardeeren hetgeen de gemeenschap
doet, maar aan den anderen kant zouden
degenen die krachtens historiscu-materieele
wetten profiteeren van den arbeid van anderen
en daarvan dikwijls de vruchten plukken,
zonder dat zij hun arbeid iu dienst van de
gemeenschap stellen, zij zouden gaan begrijpen
gehoor te moeten geven aan degenen die een
zoo rechtvaardig mogelijke gemeenschaps
regeling wenschen.
Dit staat in verband met de hooge winst-
uitkeering van de Gasfabriek en met hetgeen
B. ifc W. omtrent de Waterleidiijg zeggen
»In de tweede af deeling is geïnformeerd
naar de wettelijke bepalingen, die er bestaan
omtrent het kweeken van reserves bij de be
drijven. Bepalingen hieromtrent behooren voor
te komen in de betrekkelijke bedrijfsverorde
ning. Omtrent de Waterleiding is daarin bij
art. 25 bepaald, dat het totaalbedrag van de
zuivere winst moet worden afgelost. Zoolang
deze bepaling bestaat, kan er dus vaa een
winstuitkeering geen sprake zijn*.
Dit is onjuist, omdat men een hoogere
winst voor aflossing van kapitaal beschikbaar
kon stellen dan voor het bedrijf noodzakelijk
is. Dan komt men er toe om de menschen te
laten betalen voor hetgeen in de toekomst
aan anderen in den schoot zal worden ge
worpen.
Deze stelling is dus onjuist.
O >k met de Gasfabriek is dit het geval.
Dit mag nu telkenmale worden weersproken,
maar toch hebben B. W., zooals ik reeds
releveerde, thans als het ware wederom laten
doorschemerenwij zouden met een ander
soort van fondsen moeten komen om de kos
ten, die het bedrijf aan de Gemeente veroor
zaakt, te verhalen maar dat neemt niet weg,
dat op het oogenblik inderdaad de gasbelas-
ting als verkapte bedrijfsbelasting naar ver
houding meer drukt op de kleine inkomentjes
dan op de groote inkomens. Dat is een niet
te weerspreken feit.
Men kan er nu allerlei spitsvondigheden
bij halen om ie beweren, dat dit niet het
geval is; maar ik zeg het nog eens nadruk
kelijk; ik zal nooit goed praten eer.igerlei
belastingontduiking; maar aan den anderen
kant legt dit alles aan degenen, die kunnen
profiteeren van den arbeid van anderen zware
verplichtingen op om niet na te laten datgene
in politieke rechten na te streven wat de in
economischen zin aan de andere zijde der
maatschappij levenden kan verlichten, en niet
maar steeds meer van hen zien binr.en te halen
Zoo heb ik de Memorie van antwoord gezien
wat betreft de verschillende zaken van finan
ciën.
En nu zou ik nog even de aandacht willen
vestigen op een andere uitdrukking die B. ik W.
doen, n.l. in verband met de oude stad waar
zij zeggenHet wil ons College voorkomen
dat bij het bespreken vau den toestand, waarin
de oude stad verkeert, niet geheel billijk is
geoordeeld en niet voldoende rekening is
gehouden met de omstandigheden, die dien
toestand hebben beïnvloed*.
Ik heb mij afgevraagd of de voorbeelden
die B. W. even verder hebben gesteld,
wel hout snijden. Zij schrijven danVer
schillende verbeteringen toch kwamen tot
stand of zijn in uitvoering. De jaren hangende
kwestie van den Bisschopsweg met z.ijn om
geving. kreeg haar oplossing, waarbij ver
schillende particuliere wegen werden overge
nomen; de Coninkstraat ontving nieuw pla
veisel en met het aanbrengen van rioleering
werd naar het aangenomen plan doorgegaan
De gas- en watervoorziening werd belangrijk
verbeterd; het electrisch bedrijf voorziet, naar
de ondervinding leert, in een blijkbaar sterk
gevoelde behoefte* enzoovoort.
De heeren Houbaer en Jorissen ver
iaten de vergadering.
De heer Hofland: Dat de Bisschopsweg
is verbeterd, zeker, dat is een uitmuntende
zaak geweest; maar dat is toch heel wat
anders dan de verbetering van de binner stad
die weg ligt heel op den zelfkant.
Ik heb in de afdeeling aan de Voorzitter
gevraagd om een lijst over te leggen, opdat
wij eens een juist inzicht krijgen van hetgeen
B. W. zich voorstellen in de binnenstad
te verbeteren.
Wel behoort de Bisschopsweg tot de bin
nenstad, maar ieder zal gevoelen, dat dit heel
iets anders is, aangezien de Bisschopsweg een
particuliere weg was.
Door den grondaankoop en de aangebrachte
verbeteringen krijgt men daar nu een mooieu
verkeersweg, maar dat houdt geen verband
met den toestand van de L&ngestaat, de
Utrechtschestraat en andere straten in de oude
stad Het spijt mij. dat geen gevolg is ge
geven aan mijn verzoek om van de aange-