130
nomen werken in de binnenstad een lijst te
overleggen; wij zouden daardoor toch een
juister inzicht hebben gekregen van hetgeen
naar de meening van B. W. daar zal
moeten gebeuren
Ook in zake de werkzaamheden voor de
verschillende bedrijven in de binnenstad kan
meer overleg gepleegd worden.
De eene tak van bedrijf breekt een straat
open en maakt die weer dicht en d& volgende
week komt soms een andere tak van bedrijf
het zelfde doen. Hiertegen kan men niet vol
staan met te zeggen, dat er zooveel veranderd
moet worden, dat weten wij allemaal wel.
De binnenstad moet dikwijls opengebroken
worden.
Wanneer er evenwel wat meer overleg ge
pleegd werd dan geloof ik niet, dat wij een
toestand zouden hebben zooals wij die nu
hebben. Bovendien heb ik dikwijls overwogen
als ik de menschen bezig zag ik ben wel
geen stratenmaker en dus geen deskundige -
of er niet behoorlijk moest worden gestampt,
voornamelijk wanneer de ondergrond was om
gewoeld. Omdat dit niet geschiedt ontstaan
die kuilen.
De heeren Van Duinen en K r o es ver
laten de vergadering.
De heer Hofland: Ook kan dat inzakken
van de straten worden voorkomen door een
zoodanige regeling te treffen, dat een bedrijf
in de zelfde straat op de zelfde plaats niet
komt doen wat voor een ander bedrijf daar
een week te voren geschiedde op precies de
zelfde plaats.
Xog wil ik B. W. verzoeken om dien zin,
dien zij over de (iasfabriek-uitkeering schrijven
in deze vergadering wat te verduidelijken.
Ik wil dit wel even voorlezen: «Als vanzelf
denken wij hier aan het onlangs gevoerde
debat over de uitkeerïng der Gasfabriek. Ook
in verband hiermede kan ons College aan
vankelijk sympathiek schijnen, een plan te
maken ter systematische uitvoering van de
noodzakelijk geachte verbeteringen. Tegelijker
tijd zou dan kunnen worden overwogen, op
welke wijze de financieele lasten, die daarvan
het gevolg zullen zijn, dienen te worden ge
dekt; met name of voor de improductieve
uitgaven leeningen zullen worden aangegaan,
dan wel of zal worden getracht, door fonds
vorming in de kosten te voorzien, waarbij
dan mogelijk nieuwe bronnen van inkomsten
kunnen worden aangewezen. Ons College ver
klaart zich daarom gaarne bereid, dit onder
werp in nadere overweging te nemen, met de
bedoeling, uwen Raad van de resultaten daar
van in kennis te stellen, zoo noodig dus in de
gelegenheid te stellen, principieele besluiten te
nemen
Straks heb ik reeds over de onrust ge
sproken, die mij bezielde toen de Voorzitter
in de afdeelitig sprak over het heffen van
een pijprecbt en andere retributies, maar het
komt mij voor, dat de zin, in haar geheel
genomen, niet logisch is. Het kan zijn, dat
ik het mis heb. maar B. X W. zouden wij
een pleizier doen wanneer zij nog nader die
zaak konden verduidelijken.
«Intusschen», zeggen B. W.. >kunnen
wij reeds meededeelen, dat meer dan éen plan
tot verbeteriug van de binnenstad ter hand
is genomen en dat voorstellen dienaangaande
spoedig kunnen worden tegemoet gezien».
Maar mijne heeren, dat is geen antwoord op
hetgeen ik gevraagd heb. Ik had graag een
geheel plan gehad van de verbeteringen
die B. W. zich voor de binnenstad hebben
voorgenomen; niet een plan los van de andere,
maar een geheel plan, dat in zijn geheel kan
worden overzien Wanneer wij dat kunnen
krijgen geloof ik, dat wij er beter aan toe
zijn.
Tot slot dit over het kermis-debat. Waar
B. W. zeggen het niet het juiste tijdstip
te achten om over de kermis te beraadslagen,
daar zou ik graag hebben gezien, dat zij
eenigc gronden hadden ontwikkeld waarom
zij dat nu liever niet wenschten behandeld te
zien. Ik zou zeggen een Begrootingsvergade-
ring is de meest algemeen geschikte plaats
om over deze zaak te spreken. Zij behoort bij
de inkomsten en uitgaven en nu zeggen 15.
W. zelf welAl is het financieel bezwaar
niet «onoverkomelijk» het is, naar wij meenen
ernstig genoeg».
In het eerste gedeelte oordeelen B. W.
höt niet het juiste tijdstip om er over te praten
maar het volgende oogenblik zeggen zij »al
is het financieele bezwaar niet «onoverkome
lijk». toch is het ernsiig genoeg». Maar dit
is volgens mijn meenin^, al over de kermis
oordeelen.
In het afdeelingsverslag is gezegd een van
de goede dingen, er zijn zooveel kwade din
gen, maar een van de goede dingen is, dat
wij het zonder de inkomsten van de kermis
hebben kunnen stellen. Waarom hebben B.
W. dan nu geen vrijheid genomen om die
f 6500 voor de standplaatsen niet als inkom
sten te memoreeren?
.Nu is van B. W. dit antwoord gekomen
maar ik zou zeggen als B. W. het uit tac
tische overwegingen beter oordeelen, niet over
de zaak te beraadslagen, dat zij dan ook beter
gedaan hadden om in hun Memorie van ant
woord ook niet verder op de zaak in te gaan.
Wanneer mocht blijken, dat B. W. het finan
cieele bezwaar toch wel zoo ernstig zouden
vindeu, dat zij de kermis wenschen te be
houden, dan stel ik mij voor om in den breede
over de nadeeien van de kermis wel te spreken.
De heeren Jorissen en Houbaer en
kort daarna de heeren Y a 11 Duinen en
Kroes keeren terug.
De heer Hofland: Ik ben nog altijd ge
loof ik, aan de Algemeene beschouwingen en
dan lees ik nader, dat bij den opzet van de
Begrooting geen rekening is gehouden met
het besluit tot centralisatie van onze geld
middelen of onze boekhouding in het alge
meen. Ook lees ik in het antwoord van B.
W. op een andere plaats, dat B, W. geen
vrijheid hebben gevonden om de posten voor
de salarissen van de Wethouders en den Secre
taris hooger uit te trekken, daar op de door
den Raad aanhangig gemaakte vraag tot
salaris-verhoogingen nog geen beslissing is
gevallen.
Daar kan ik mij wel mede vereenigen. maar
alleen zou ik dit wenschen, dat een kleine
toelichting wel geweuscht was.
Het besluit is eenmaal gevallen en er was
niets tegen, als men gezegd hadom die of
die reden kunnen wij dat voorstel nog niet
tot uitdrukking brengen op deze Begrooting.
Dan ware ook de opmerkingen daarover
in de afdeelingsvergaderingen achterwege ge
bleven en had ik er ook niets over behoeven
te zeggen. Ik vind het altijd vreemd, dal er
geen goede Nota van toelichting is. Ik gevoel,
dat een Memorie van toelichting op menige
zaak, die in voorbereiding is. niet gaat, maar
een kleine Nota was niet overbodig geweest.
Wij konden dan weten waar wij aan toe zijn.
Nu weten wij, dat in de toekomst dat besluit
zal worden uitgevoerd.
M. de V., ik dank u wel.
De heer Van der Wal M. de inde
afdeelingsvergadering heb ik gemeend mijn
lof niet te mogen onthouden voor de wijze
waarop door B. W. dit jaar het financieel
beheer is geleid voor onze Gemeente. Heeft
een zich uitbreidende Gemeente op zichzelve
al met groote moeilijkheden te kampen, niet
minder wordt het, wanneer men nog daarbij
heeft een oude stad, die zeer veel moeilijk
heden oplevert om alles naar wensch te laten
gaan. M. de V., daarom heb ik aan B. W.
mijn groote waardeering betuigd voor de
wijze, waarop zijde financiën hebben beheerd
Wat het Antwoord vau B. W. betreft,
ik kan niet zeggen, dat het in het geheel be
vredigt, omdat er verscheidene dingen zijn,
die in de afdeelingen zijn behandeld doch in
de Memorie van antwoord feitelijk worden
overgeslagen. I11 de afdeeling is, o a. ook ge
sproken over een verkeersweg, die misschien
in het vervolg zeer belangrijk kan worden
Dat is de Lageweg, In het Antwoord wordt
niet genoemd, of men ook idee heeft
daar eens naar te zien, of niet naar te zien,
Dan is zoo straks door ons medelid Hof
land over ile kermis gesproken. Ook daar.
M. de V., heeft mij het Antwoord niet be
vredigd. In de vorige Raadsvergadering is
door u, M. de V., gezegd; dat wanneer men
iets wilde koopen, men daarvoor het juiste
oogenblik moet afwachten en dan moet toe
tasten. Dat ben ik volkomen met u eens;
maar wanneer men oudeer verouderde zaken,
dingen, gedachten, opvattingen van zich af
wil schuiven, moet men daarvoor óok het
juiste oogenblik afwachten en, M. de V., dat
juiste oogenblik was, naar mijn bescheiden
meeuing, thans gekomen. Ik hoop zoo straks
wanneer bij de Begrooting dal artikel ter
sprake komt, dienaangaande een voorstel
te doen.
Wat betreft de belastingheffing en vooral
de reclames, die door de Gedeputeerde Staten
zijn behandeld en waarin de reclamanten ge
lijk kregen, meen ik toch een klein woord
te moeten spreken en wel. omdat ik eenige
jaren lid ben geweest van de Commissie voor
de reclames.
Over 't algemeen vatten de belastingschul
digen. die voor de Commissie van reclame
komen, die Commissie verkeerd. In 't alge
meen meenen zij, dat het nu juist die Com
missie is. welke zal trachten den aanslag te
handhaven. Dat is niet juist. De Commissie
van reclame is er voor om hun zaak in han
den te nemen en dienaangaande dan een
voorstel te doen aan de Commissie van aan
slag. En nu heeft de ervaring mij geleerd,
dat het percentage van de aanslagen, dat
daar behandeld word', juist zijn die, waarbij
de aangeslagene zijn aanslag niet weet te
verduidelijken en wanneer hij dat niet weet,
moeten wij natuurlijk aannemen, dat de aan
slag juist is. Men kan er ook verzekerd van
zijn. dat wanneer de aanslagen zóo Amdeu
zijn, dat er geen enkele reclame kwam, de
Gemeente belangrijk te kort zou komen.
Er is maar een weg om de belastingheffing
zoo goed mogelijk te krijgen en dat is. dat
men tamelijk hoog wordt aangeslagen. Dan zal
zich altijd het geval voordoen, dat een enkele
te hoog wordt aangeslagen, maar dan is er
toch gelegenheid in overvloed om ontheffing
te krijgen. Ik geloof, dat als de vorige spreker
een paar jaar lid van de Reclame-commissie
geweest zou zijn, hij zich dit wel zou kunnen
indenken, dat enkele aanslagen door Gedepu
teerde Staten werden afgekeurd
En dan ten slotte de politie. In beide afdee
lingen is hesproken de salarieering van den
heer Posthuma, den hoofd-inspecleur van
politie. Daaroo is geen antwoord gekomen
Dat is geheel voorbij gegaan en ik hoop, da: