en ik moet dus beslist afwijzen de meening van den Voorzitter en van den beer Gerrit sen. dat ik het den menschen gemakkelijk zou maken, de belasting te onderduiken. Dat is niet waar. Ik heb ten overvloede, M. de V., nog eens nagegaan, wat er ten opzichte van de kwestie van de Gasfabriek gezegd is op die vorige vergadering. Nu zou ik er toch wel prijs op stellenwanneer er een oogenblik gelegenheid voor was, dat nog eens na te gaan. Ik heb het nu vóór mij liggen en het zal dus wel een oogenblikje werk wezen, dat duidelijk te maken. Ik heb toen gezegd in verband met de uitkeering van de Bedrij ven aan de Gemeente-kashet aantal munt- gas-aansluitingen op 31 December bedroeg zooveel en ik heb toen uitgerekend, dat op eiken gasmeter een zuivere winst gemaakt werd van even f to. De Wethouder kwam niet tot de zelfde uitkomst, maar nadat ik enkele bemerkingen van den Wethouder als juist had erkend, ben ik gekomen tot een be drag van even f 10. Nu zal men toch dade lijk moeten toestemmen, dat wanneer iemand met een belastbaar inkomen van zoo a 300 gulden naast zijn gewone belasting nog f to op zijn muntmeter moet opbrengen, dan is dat niet billijk. Nu Is vroeger gezegdja maar wij ver lagen den kookgasprijs. omdat het gebruik dan zooveel grooter wordt en al wat de fa briek boven een bepaalde hoeveelheid kan voortbrengen, vermindert de bedrijfskosten. Met die laatste stelling ben ik het volkomen eens. Maar als men die stelling ernstig nam. namelijk dat de grootere productie de be drijfskosten doet dalen, dan zou er eerder reden zijn om het muntgas op 5.5 cent te stellen dan het kookgas. Op het kookgas werd een netto-winst gemaakt van ongeveer f 5000 minder dan op het muntgas. Door het muntgas wordt 17.62 percent ge bruikt, terwijl het totaal kookgasgebruik 18 zooveel percent bedraagt. Was er nu een juiste verhouding in de tarieven, dan zou juist op het kookgas f 6200 meer winst gemaakt moeten zijn dan op het muntgas. Maar dat is juist niet het geval. Op het kookgas is f 5000 minder winst gemaakt dan op het muntgas. Begrijpt men nu. dat ik er telken male op terug zal komen, dat men aau de kookgas- verbruikers aan menschen dus, die in betere maatschappelijke omstandigheden ver- keeren een 2eker voorrecht geeft en dat goedpraat door te zeggende productie gaat boven een zekere hoeveelheid, waardoor de bedrijfskosten dalen. Ik onderschrijf die stel ling, maar laat ons dit dan ook in practijk brengen voor de menscbeD, die de grootste boeveelheid gebruiken, want 1 percent zal dat verschil niet kunnen uitmaken. Ik bedoel, dat de muntgasverbruikers 1 pet. minder ver bruiken dan de kookgasverbruikers en des niettegenstaande brengen de eersten een zoo veel grootere som winst aan. M.i. rust op degenen, die krachtens historisch-materieele wetten kunnen profiteeren van oen arbeid van anderen, de verplichting om deze bezwaren in de politieke organisatie van onze gemeen schap te verzachten door een belasting naar draagkracht. Zoolang men dat systeem nog beeft, geloof ik, dat een belasting naar draag kracht zoo rechtvaardig mogelijk is en ik zal trachten, zoolang ik het voorrecht heb tot eenig College van bestuur der gemeenschap te beboorendaarvoor op te kon-.en. Dank je wel. De Voorzitter: Mijnheer Hofland heeft in den breede geantwoord en is nog niet ge 133 heel gerust over de politek, die B. W. voeren in zake de verhouding van de Be drijven tot de Gemeentekas. U heeft er op gewezen, dat uit de Gasfabriek altijd een bate wordt getrokken van f 55 000. Maar wanneer wij dit vergelijken met zooals dit vroeger was, dan zien wij, dat er jaren geweest zijn, dat het ruim f 60 000, ja, ik meen zelfs f65000 bedroeg, tegenover de totale Inkomstenbe lasting van ongeveer f 110 000. Dus toen was de verhouding als 2 tot 3. Nu zien wij, dat uit het gasbedrijf f 55 000 in de Gemeentekas vloeit, terwijl de Inkomstenbelasting steeg tot f 150000. Hieruit zien we, dat het onder scheid aanmerkelijk grooter is geworden. Wel is het niet genaderd tót uw ideaal van f 20 000, maar of B. W. daartoe ooit zullen over gaan. iB een andere zaak. Want, zooals ik reeds gezegd heb, staan op de Gasfabriek tal van uitgaven, die er niet op geboekt worden. U is evenmin gerust over de financieele verhouding van de Waterleiding tot de Ge meente. Maar uw aandacht moet toch vooral vallen, mijnheer Hofland, op het feit, dat in de verordening niets staat over een bijdrage uit de Waterleiding in de gewone inkomsten. Dat moet voor u toch strekken tot groote tevredenheid. Als er stond, de Gemeentekas trekt zeker bedrag uit de Waterleiding, dan zou er reden voor u kunnen zijn tot onge rustheid. Maar nu is dat niet het geval. Ieder jaar, als In de zomervergadering de rekening wordt ingediend, heeft u gelegenheid, daar omtrent een voorstel te doen. B. W. zijn overtuigd geweest van uw goede bedoeling, waar u over de belastingen sprak. Wij war an juist bevreesd, dat dit ge sprokene, uws ondanks, tegen uw zin, aan leiding kon zjjn, dat sommigen misbruik zouden maken en daarvoor bestond onze angst. Wat u nu heeft gezegd over de kwestie van het muntgasgebruikik geloof, dat het 't beste was geweest, wanneer u dat onder werp hadt ter sprake gebracht bij de Algemeene beschouwingen over de Gasfabriek. Ik geloof ten minste niet, dat er thans voor B. W. reden is, er op in te gaan, nu laatst op een vergadering dat punt behandeld is. Vraagt nog een der heeren het woord tot het voeren van Algemeene beschouwingen? Dan gaan wij thans over tot de behandeling van II, de ontwerp-begrooting voor het Grond bedrijf. Verlangt niemand het woord voor het houden van Algemeene beschouwingen Dan zijn aan de orde de Uitgaven. De heer Hofland: Een oogenblikje, M. de V.; ik kan het niet vinden. De Voorzitter: Bent u er nog niet? Het staat achter de tabellarische opgaaf van de onderwijzers-salarissen. Hebben de heeren het gevonden? De heer Hofland: Neen- De Voorzitter: Hebben de heeren het ontwerp-Grondbedrijf gevonden? Dan gaan wij over tot de Algemeene beschouwingen. Vraag 1 een var/Oe heeren daarover het woord Verlangt iemand artikelsgewijze behandeling? De heer Gerritsen: Neen, asjeblief niet. De Voorzitter: Verlangt iemand het woord over de Uitgaven Of over de Inkom sten Niemand Dan is deze Begrootifig vast gesteld en gaan wij over tot de behandeling van III, de ontwerp-begrooting voor de Gas fabriek. De heer Van Duinen: M. de V. dc heer Hofland heeft gesproken van het te zwaar belasten der muntmeters en nu zou ik toch wel eens graag hooren, dat van de zijde van B. W. een staat werd opgemaakt om ons de overtuiging te schenken, dat de opgave van den heer Hofland óf juist óf niet-juist is. Ik herinner mij de afdeelings-vergadering te dien opzichte, en de gegevens, daar gekregen, acht ik te eenen male onjuist. Ik ben er toen niet op ingegaan, omdat ik dacht, dat B. W. er op zouden terugkomen, maar dat is later niet afdoende gedaan; het bewijs is ge leverd, waar wij er zoo pas weer over ge hoord hebben. Nu zou ik wel graag zien, dat B. W. de zaak wilden napluizen en eens g'ngen kijken of die opgave wel berust op juiste gegevens, of dat hier daar vergissingen zijn ingeslopen. De Iteer Hofland: M. de V., als ik mij niet vergis, heb ik, nadat deze zaak in de afdeelingsvergadering was besproken gewor den, n.l. de zaak van de Gasfabriek, er de aandacht op gevestigd, dat volgens mijn be rekening de huur van de gasmeters eigenlijk gezegd een veel te hooge verbruiksbelasting oplegde aan de huurders. Toen is in het antwoord van B. W. toegegeven, dat, die huur werkelijk veel te hoog was. Nu weet ik niet of in deze Begrooting rekening is gehouden met die opmerking door mij des tijds gemaakt. Maar heb ik de cijfers juist gelezen, dan is dat niet het geval. Hebben B. W. hieraan misschien niet de noodige aandacht geschonken, of was de Begrooting al in een te verren staat van voorbereiding om daar nog rekening mee te kunnen houden? In elk geval is destijds door den Wethouder toegezegd, dat daarop de aan dacht van B. W. op zou gevestigd worden. Hoe zit dat nu? Kunnen wij nu aanstonds tegemoet zien een verlaging van den huur prijs der gasmeters, of meenen B. W dat daar op 't oogenblik nog geen reden voor is Als ik een antwoord van B. W. in be vestigenden zin krijg, spreek ik er niet verder over; maar mochten zij meenen, dat het wel zóo kan en wel zóo mag, dan zal ik aan stonds-zoo vrij zijn, M. de V er een oogen blik op terug te komen. De heer Veis Heyn, Wethouder der Bedrijven: M. de V., dan kan ik den heer Hofland daarop antwoorden, dat de prijzen van den meterhuur op 't oogenblik nog in behandeling zijn bij B. W. en ik dus op 't oogenblik namens het College geen ant woord kan geven op de vraag. En. mijnheer Van Duinen, wij zullen dat overwegen en te gelegener tijd naar voren brengen. Het maakt zooals ik reeds zeide een punt van overweging uit bij B. W.. De heer Hofland: U zult zich nog wel herinneren, M. de V„ dat dezen zomer, naar aanleiding van een opmerking door mij in de afdeelingsvergadering gemaakt, door het College van B. W. is gezegd geworden, betreffende den post arbeidsloon; »dat is eigen lijk maar een administratieve kwestiet. Daarover is naderhand in een o[>enbare Raads vergadering een tamelijk scherp debat ge voerd tusschen mijnheer den Wethouder der Bedrijven en mijn persoon. (Slot dezer zitting te Blad).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 4