127
De Voorzitter: B. W. stellen voor,
dit stuk in hun handen te stellen ter fine
van prio-advies.
De heer Hofland: M. de V., ik zou er
prijs op stellen, wanneer het adres dezen mid
dag bij de Begrooting behandeld zou wor
den. Ik geloof, dat dit adres mede in ver
band staat met een ander onderwerp, dat dezen
middag behandeld zal worden, n.l. het verzoek
tot verbetering van het salaris der concierges
en ik acht het dan ook beter, dat dit adres
van den Bond van Ned. onderwijzers te ge
lijker tijd met de Begrooting behandeld wordt
en wel dan wanneer de verbetering van de
salarissen der concierges aan de orde is.
De heer Van der Wal: M. de V., ik
geloof niet, dat dit met het adres het geval
is. Het adres staat niet in verband met dat
van de concierges en is van grooter belang.
Ik acht dat adres zelfs zeer belangrijk en
vind het beter, dat het bijvoorbeeld eenigen
tijd later in behandeling komt. Men moet B.
W. den tijd laten van voorbereiding, opdat
men dan kan weten welke regeling getrof
fen moet worden. Zij kunnen dan niet voor
stellen komen.
De heer Gerritsen: M. de V., ik ben
het met den heer Hofland eens. dat de zaak.
die hier nu op het oogenblik wordt gesteld,
aan de orde dient te komen. Wanneer wij
het voorstel van B. W. aannemen, komen
wij in een geheel verkeerde conditie. Met
het adres, zooals het daar ligt, dient bij de
Begrooting zeer zeker rekening gehouden te
worden.
De heer R ij kens: Wethouder van
onderwijs, M. de V,, ik moet er toch be
zwaar tegen maken, het adres nu reeds in
behandeling te nemen. De onderwijzers heb
ben dit adres ingestuurd na de afdeelings-
vergaderingen en nadat de Memorie van ant
woord was verschenen. Om nu zulk een adres
met zoo'n uitgebreide strekking zoo maar
rauwelings in den Raad te werpen, ik geloof
niet, dat dit in het belang van een goede be
handeling kan zijn. Ik heb er geen bezwaar
tegen om er evenwel dat deel uit te lichten,
dat betrekking heeft op de concierges, maar
beter vind ik het de regeling van de concier
ges geheel terug te nemen en te behandelen
later met deze zaak. Dit lijkt mij ralioneeler.
Anders neemt men een brokstuk uit het adres.
De heer Gerritsen: Daarmee kan ik mij
volkomen vereenigen, M. d. V.
De heer Houbaer komt ter vergadering
(2.20).
De Voorzitter: B. W. stellen dus voor
om dit adres aan te houden en in verband
daarmede ook de salaris-regeling van de
concierges.
De heer Jorissen: Wordt daarmede óok
aangehouden het adres tot verbetering van
de salarissen der concierges?
De Voorzitter: Zeker, mijnheer Jorissen.
Kunnen de heeren zich daarmee dus ver
eenigen
Aldus besloten z. h. st.
478 Adres van de afdeeling Amersfoort van
den Nederlandschen Bond van Werklieden
in openbare diensten on bedrijven, dd. 25
October 1915, houdende verzoek tot verbete
ring der salarissen voor de concierges.
De Voorzitter: Dit uitstel geldt derhalve
ook voor dit punt.
De Voorzitter: Nog is ingekomen het
volgende schrijven van het lid van den Raad
den heer Hofland:
479. Ondergeteekende heeft de eer U te
berichten, dat hij, in verband met het door
den Raad in zijn vergadering van 7 Septem
ber genomen besluit, op heden zal voorstellen,
aan B. W. een crediet toe te staan van
f 9300 tot uitvoering van het besluit tot het
verstrekken van cokes tot prijzen, geldend
vóór de mobilisatie.
De Voorzitter: Ik moet opmerken,
dat bij dit voorstel geen rekening is gehouden
met het Reglement van Orde. Volgens art.
26 van dit Reglement moet een schriftelijk
voorstel worden ingediend, mede onderteekend
door ten minste twee leden, waarna de ver
gadering den datum bepaalt, waarop het
voorstel behandeld zal worden. Kunt U zorgen,
dat het alsnog onderteekend wordt?
De heer Hofland: Ik had het voorstel
hier kunnen houden en dan eerst kunnen
toelichten.
De Voorzitter: U moet toch hetRegle-
ment van Orde opvolgen, anders worden de
bepalingen van dit Reglement ter zijde ge
steld.
De heer Jorissen: M. de V.. het zal niet
in behandeling kunnen komen, wanneer het
niet onderteek end is. Zonder uu met de strek
king van het voorstel mee te gaan, wil ik
toch, uit welwillendheid tegenover een mede
lid, het wel onderteekenen. Ik doe het daarom,
omdat ik meen, dat wij daarover van ge
dachten moeten kunnen wisselen.
Hierover zijn wij het toch allen eenser moet
een oplossing komen. Ik heb er onder dat
beding geen bezwaar tegen, het voorstel van
de heer Hofland te onderteekenen.
De Voorzitter: Het voorstel moet door
minstens twee leden worden onderteekend.
De heer Gerritsen: Ik ondersteun dan het
voorstel op de zelfde voorwaarde als de heer
Jorissen.
De Voorzitter: Ik moet de heeren toch
wijzen op de strekking van het Reglement
van orde. Daarin staat, dat het door twee leden
moet worden ondersteund, en de heer
Jorissen heeft zelf in de Commissie voor het
Regiement van Orde gezeten. Het moet dus
door drie leden in den Raad gebracht worden.
De heer Jorissen: Het is mijn bedoe
ling niet, dat het voorstel nu vandaag in
behandeling genomen zal worden
Ook wil ik niet te kennen geven, dat ik
het volkomen er mee eens ben. Maar er moet
een oplossing komen. Ik vind het niet goed,
dat een voorstel van een lid van den Raad.
dat hij ernstig heeft overwogen, hetgeen blijkt
uit zijn Memorie vau toelichting, zoo maar.
mir nichts, dir nichts in de prullenmand zou
verdwijnen.
Aan mijn onderteekening bind ik dan ook
die voorwaarde vast, dat ik overigens geheel
vrij blijf.
De Voorzitter: Ik zal niet probeeren
de heeren Jorissen en Gerritsen van hun voor
nemen af te brengen, maar blijf erbij, dat het
voorstel door twee leder, moet worden o n
d e r s t e u 11 d en om dit te doen, moet men
het toch kennen.
De heer Gerritsen: M. de V„ al onder
teekent men een voorstel, dan wil dat nog
niet altijd zeggen^ dat men het er volkomen
mee eens is. Als het later in den Raad in
behandeling komt, kunnen er dingen naar
voren komen, die men zoo vooruit niet wist
en waardoor men dan zegt„nu denk ik er
toch heel anders over. Ik heb mij vergist".
De Voorzitter: Dan dient de Raad thans
den dag te bepalen, waarop dit voorstel toe
gelicht en in behandeling genomen zal worden.
Mijnheer Hofland, heeft u hiertoe een voorstel?
De heer Hofland: Ik stel voor, het heden
nog te doen, M. de V.
De Voorzitter: Wordt dit voorstel onder
steundv Neen? Kunnen de heeren dan goed
vinden, dat het in de volgende vergadering
wordt gedaan?
De heer Hofland: Mag ik niet met een
enkel woord toelichten waarom ik meen, dat
het vandaag behandeld moet worden?
De Voorzitter: Uw voorstel is niet
ondersteund.
De heer Hofland; De heer Rant heeft
ja geknikt.
De Voorzitter: Mag ik den heer Rant
verzoeken, zóo ja te zeggen, dat ik het kan
verstaan? Het komt wel eens meer voor, dat
ik het niet merk. Maar ik kan niet zien of
hier of daar iemand ja knikt.
De heer Rant: Ja, M. de V.
De Voorzitter: Wordt dit nog verder
ondersteund? Niet? Dan kan het niet verder
in behandeling komen.
B. W. stellen dus voor, het in de vol
gende vergadering in behandeling te nemen.
De Voorzitter: Dan gaan wij thans over
tot punt 2 (480) van de Agenda.
480. Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot het garandeereti
der leening, aan te gaan door de
v er een i ging Ambachtsschool voor
Amersfoort en omstreken ten be
hoeve van den bouw der Ambachts
school.
Het voorstel luidt:
Bij uw besluit van 25 November 1913, no.
529, voor zooveel noodig door Gedeputeerde
Staten goedgekeurd bij hun besluit van 14
April «914. 3e afd. no. 817, werd o.m. be
paald, dat zoo noodig een hypothecaire leening
zal worden verleend ten behoeve van den
bouw der nieuwe Ambachtsschool.
Het bedrag werd bepaald op f 130000.—.
De ingetreden crisis op de geldmarkt heeft
het tot heden verhinderd, die leening tegen
aanneemlijke voorwaarden aan te gaan.
Thans heeft het Pensioenfonds voor wedu
wen en weezeu van Burgerlijke ambtenaren
zich bereid verklaard, met het Bestuur der
vereeniging de leening aan te gaan tegen een
koers van 98 pet. bij een rente van 4lj.,,
rente en aflossing te voldoen in 50 annuïteiten
onder voorwaarde dat de Gemeente rente en
aflossing garandeert. Deze aanbieding is door
het Bestuur der Ambachtsschool aanvaard en
het wil ons voorkomen, dat de voorwaarden
zeer aanneemlijk zijn. Intusschen is gebleken,