131 dit straks nog ter sprake mag komen. Dank u, M. de V. De heer Gerritsen: M. de V., ik zou een enkel woord willen zeggen over een kwes tie, die in hoofdzaak bij de Begrooting be hoort. Het is de kwestie der belastingheffing. Ik had gehoopt, dat de heer Hofland de zaak op andere wijze had behandeld. De heer Hof land, die zooveel jaren de belastingheffing heeft meegemaakt, heeft den vorigen keer een voorbeeld aangehaald, hoe aan iemand een verlaging van den aanslag werd toegestaan van zelfs f 130. Wanneer hij zich de kleine moeite had getroost om een onzer hoofdamb tenaren daarnaar te vragen, dan geloof ik, dat hij meer succes had gehad dan dat hij hier op 'toogenbiik dergelijke zaken behan delt. Door zijn woord hier vrees ik werkelijk, dat de Gemeente schade zal lijden. Op die wijze wordt het voor een heeleboel menschen gemakkelijk om op de eene of andere wijze de opgave voor de belasting te verminderen. Ik weet wel, dat dit de bedoeling niet is van den heer Hofland hij heeft veel te mooie theorieën •-*» ':ondigd omtrent de belasting heffing maar zeer zeker is een groot ge deelte van het publiek daar niet vatbaar voor. Wat verder betreft de belastingaanslagen, die door Gedeputeerde Staten vernietigd zijn, ik moet tot mijn leedwezen zeggen, dat de argumenten, waarop die verschillende aan slagen zijn vernietigd naar mijn gevoelen hoegenaamd geen grond hebben. Het spijt mij dit aan het adres van Gedeputeerde Staten te moeten zeggen; maar zooals straks mijn voorganger reeds gezegd heeft, voor de bur gerij zit de Reclame-commissie, Als de bur gerij reclameert, wordt er ernstig onderzocht maar er moet dan ook bewezen worden, dat de aangifte juist is. Wanneer ik nu de verschillende reclames, die door Gedeputeerde Staten zijn toegewezen, zie, dan is het in hoofdzaak bijna allemaal, omdat zij feitelijk geen boeken hadden of iets overlegd hebben, Neen, M. de V., ze zijn •envoudig gekomen bij Gedeputeerde Staten met hun aanslag in de Bedrijfsbelasting en daarmee hebben zij bewezen, dat hun aanslag voor de Inkomstenbelasting te hoog was. Nu ben ik ook eenige jaren lid geweest van de Commissie voor de Bedrijfsbelasting en ik kan u de verzekering geven, dat de Bedrijfs belasting het net zoo min weet üs wij het weten. Op die gronden kan men altijd belasting- ontheffing vragen; maar ik acht het werkelijk lichtvaardig en zeer zeker voor de Gemeente een groot nadeel, wanneer het op die wijze voortgaat. Iedereen kan op die manier zeg gen ik ga naar Gedeputeerde Staten, ik heb niets noodig, ik heb geen papiertje, geen boeken of niets te gebruiken. En men kan dat ook gaan doen voor de Grondbelasting en de Inkomstenbelasting. Ik hoop dan ook, dat do heer Hofland zal begrijpen, dat dit dan ook hoegenaamd geen maatstaf is voor datgene, wat eenvoudig juist geacht moet worden. Ik wenschte dit even in 't midden te bren gen, omdat met die belasting-geschiedenis bijna het ideaal in de Gemeente bereikt is door de eerlijke, royale wijze, waarop de be lastingschuldigen hier behandëld worden. De Voorzitter: Vraagt nog een van de heeren het woord? Mag ik dan even antwoorden namens het College van B. W.? Mijnheer Hofland, u bent begonnen met eenige vragen te richten aan het College van B. W., eerstens betreffende de oninvorder bare belastingen. Volgens art. 262 van de Gemeentewet zijn de belastingen, die niet binnen drie jaar zijn ingevorderd, verjaard. B. W. hebben, zooals u heeft gezien, ver schillende belastingschuldigen gebracht op een anderen staat, zoodat de belastingen onin- vorderbaar zijn verklaard. De heer Hofland heeft zich in hoofdzaak ongerust gemaakt over het antwoord van B. W. in verband met den financieelen toestand van de Gasfabriek. Zie etns, B. W. hebben geantwoord, dat, om te voorzien in de kosten van verschillende plannen, ook nieuwe bronnen van inkomsten zouden moeten worden aangewezen. B. W. hebben daarbij niet gedacht aan de invoering van een pijp- recht. Dat systeem is hier in de Gemeente niet gevolgd. Wij hebben hier gevolgd, ik zal maar zeggen, het ronde systeem, dat iedereen precies kan zien welk bedrag er ge haald wordt uit de Gasfabriek. Dat is ook vastgelegd in de Verordening betreffende bet beheer van de Gasfabriek. De Gemeente kan jaarlijks te krijgen uit de Gas fabriek f 5,5 000, En het meerdere wordt voor de helft genoten door de Gemeente, terwijl de andere helft wordt gereserveerd. U heeft reeds meermalen verzet aangeteekend tegen deze wijze van handelen der Gemeente. De Gemeente zou volgens u dat bedrag niet mogen halen uit de Gasfabriek. Zooals ik al meer gezegd heb, zijn wij eigen lijk geen principieele tegenstanders. Het komt eigenlijk alleen neer op een beetje meer of een beetje minder. U noemt maximum van f 20000: wij stellen f 55 000. Om die f55 000 te rechtvaardigen, hebben B. W. gewezen op tal van beslommeringen, die de Gemeente had, hetzij administratieve, hetzij door verbe tering aan te brengen in straten; allemaal kosten, die indirect door de Gasfabriek wor den veroorzaakt. Daartegenover eischt de Gemeente nu een vergoeding van de Gasfabriek. Nu ik hiermede toch bezig ben, zou ik ook iets willen zeggen ter verduidelijking van het geen op blz. 2 onderaan staat. Kijk, mijnheer Hofland, het gaat hier over de financieele zijde der kwestie. B. W. schreven daar omtrent»Ook mogen hierbij niet uit het oog worden verloren de belangrijke offers, die hiervoor zullen worden gevraagd: offers, die grootendeels een improductief karakter dragen en worden gevraagd als gevolg van invloe den, die werken buiten het verband der ge wone middelen. Als vanzelf denken wij hier aan het onlangs gevoerde debat over de uit- keering'der Gasfabriek». Dat slaat dus op hetgeen ik straks heb ge zegd, namelijk, dat de Gemeente wordt gezet voor verschillende uitgaven, die een gevolg zijn van de distributie van het gas. Wij zien juist de laatste dagen, dat van de Gasfabriek tot den U trechtscheweg tal van straten zijn opengebroken, die niet alleen op't oogenblik, maar ook in de eerstvolgende maanden tal van uitgaven meebrengen. Het is dus niet meer dan billijk, dat die uitgaven indirect ten lasie van de Gasfabriek komen. Wij hebben verder van 't jaar gezien, dat door het tot stand komen van het electrisch bedrijf het toenemend gebruik van de elec- trische er.ergie meermalen de straat moet worden opengebroken. De financieele verhouding van de Gasfa briek tegenover de Gemeente is anders dan die van bijvoorbeeld de Waterleiding. U heeft gezegd, dat de Gemeente ook voordeel zou trekken uit de Waterleiding. Maarik kan tot uw geruststelling zeggen, dat zoowel het College van B. W. als de Commissie van bijstand het standpunt zijn toegedaan, dat de Ge meente geen direct voordeel mag trekken uit de Waterleiding. Vandaar, dat de Bedrijfs- verordening zegt, dat alle zuivere winst moet strekken tot aflossing der schuldeo. Op die manier wordt de rentelast elk jaar minder en als 't mogelijk is, verwacht ik niet anders dan dat hetzij de Commissie van bijstand, hetzij B. W. met een voorstel zullen komen tot verlaging van het tarief. In afwachting daarvan is het natuurlijk wenschelijk, dat er eenige reserve is. Sedert den oorlogstoestand vooral heeft men gezien van hoe groote waarde het is. dat de Gemeen- lijke bedrijven beschikken over een sterke reserve. Daarom hebben wij gezegdlaten wij in afwachting daarvan zorgen, dat de Waterleiding die krijgt. Over de belasting in 't algemeen heeft de heer Hofland ook het een en ander gezegd. Ik ben blij, dat B. W. zich hier kunnen aansluiten bij hetgeen de heer Gerritsen heeft gezegd. Werkelijk, mijnheer Hofland, ik ge loof niet, dat het wenschelijk is, dat dit punt ter sprake wordt gebracht op een wijze, als u heeft gedaan. Ik weet, het is met de beste bedoelingen gedaan, maar ik zou werkelijk bevreesd zijn. dat hier in de stad ingezete nen voordeel wisten te trekken uit hetgeen u heeft gezegd en dat zou ik werkelijk be treuren. 't Ligt gehee' h» de politiek, die u voert, dat 11 scherp let op do aanslagen en helaas! moet ik zeggen, de ontduikers zijn zelden te vinden onder de kleineren, maar meest onder de grooteren en 't ligt geheel in uw lijn, dat juist de groote aanslagen op de kohieren juist voorkomen. Nu weet ik wel, Gedeputeerde Staten heb ben den Raad in den laatsten tijd in het ongelijk gesteld. Helaas, kunnen wij niet zeg gen, dat hun besluiten zijn genomen op goede gronden; in tegendeel, hun overwegingen laten wel iets ie wenschen over aan volledigheid. Het spijt B. N-W., dat er geen hooger beroep mogelijk is. Wanneer U echter de verschil lende beslissingen heeft ingezien, mijnheer Hof land, dan moet het getroffen hebben, dat de aanslagen, zooals die door de personen zelf zijn opgegeven, ook door de aanslagen van Gedeputeerde Staten blijven overtroffen en dat dus ook in die instantie werd uitgemaakt, dat de aangaven der personen zelf absoluut onjuist waren. Daarin is reeds een groote overwinning gelegen. Nu zegt u, dat wij de juiste gronden voor de aanslagen te weten moeten zien te komen. Wijzelf zouden ook niets liever willen, maar 't is soms buitengewoon moeilijk. U zelf is óok handelsman en zult weten hoe moeilijk het ia om de %vinst uit uw eigen bedrijf te weten te komen die verdienste komt voort uit dit of dat onderdeel. Waar bet hier gaat over aanslagen van tal van belastingschuldigen, die hun inkomsten uit allerlei bronnen halen, begrijpt u, dat het voor den fiscus buitenge woon moeilijk is, alle gronden voor de aan slagen juist te waardeeren. Op blz. 2 en 3, mijnheer Hofland, heeft ons College toegezegd een lijst van de te ver richten werkzaamheden in de binnenstad. He schreef: »Ons College verklaart zich daarom gaarne bereid, dit onderwerp in nadere over weging te nemen, met de bedoeling, uwen Raad van de resultaten daarvan in kennis te stellen» Natuurlijk kon die lijst niet onmiddellijk overlegd worden. Wij moeten daarover eerst de Hoofden van dienst hooren en de Com missie voor de Fabricage en eindelijk, na in onze vergadering te zijn behandeld, zou die lijst dan aan den Raad kunnen worden over legd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 8