De heer Van Duinen: Naar aanleiding
hiervan wil ik in het midden brengen, dat het
bespuiten met torfit-olie wel heel goed is, maar
de omgeving van de urinoirs is allerellendigst.
Het plaveisel als anderszins maakt een zeer
onaangenamen indruk. Zeer gewenscht zou
het zijn indien daar, wat de afwatering be
treft, óok wat verbeterd kon worden.
De heer I.einweber: Ik heb 's morgens
wel opgemerkt, dat ze voortdurend door de
Waterleiding worden bespoten, maar de riolee-
ringsputten zijn treurig. Deze zou ik gaarne
verbeterd willen hebben.
De Wethouder Van Esveld: Als zoo
danig behoort het schoonhouden bij de Reini
ging, maar wanneer er hier of daar een verstop
ping in de leiding is. waardoor er overstroo
ming ontstaat, dan zal daarin worden voor
zien. Oók moet niet vergeten, dat een onweers
bui alles blank zet.
De heer Leinweber: Het is maar de
kwestie of ze iederen dag worden schoonge
maakt.
De Voorzitter: Nog iemand iets over
volgnummer 171? Niemand? Dan krijgen
wij 172.
De volgnummers 17 2 tot 174 geven geen
aanleiding tot opmerkingen.
No. 175. Kosten Reinigingsdienst.
De heer Hofland: M. de V., onder 175
is ondergebracht de geheele Reinigingsdienst
en nu weet ik, dat B. W. bij Nota van
wijziging voorstellen om een bedrag van f 1000
uit te trekken voor de bestudeering van de
reorganisatie van dezen dienst. Als ik mij niet
vergis, dan betreft die nota toch dit onderwerp?
De Voorzitter: Jawel, mijnheer Hofland;
het was voorgesteld bij 276, maar wij hebben
geen bezwaar om dit thans te bespreken.
De heer Hofland: Ik heb naar dezen
tak van dienst nogal een onderzoek ingesteld
en mij is gebleken, dat van alle takken van
dienst de Reinigingsdienst in den ongunstigen
toestand verkeert,
Zij beschikt over te weinig materieel en
naar mijn meening ook over te weinig werk
krachten en dien tengevolge kan het personeel
er niet meer voor zorgen, dat onze stad er
behoorlijk uitziet.
Wanneer men verschillende straten des
Zondags in oogenschouw neemt, dan krijgt
men wel den indruk, dat zij 's Zaterdags niet
gereinigd zijn.
En dat laat zich hooren. Wij hebben bij
deze stukken een overzicht gekregen van de
toename der bevolking van tSSo tot nu. Ik
weet de cijfers niet precies, doch als ik mij
niet vergis, dan bestond het personeel jaar
geleden uit twee menschen minder dan nu
en de bevolking is in verhouding tot dat per
centage veel en veel meer toegenomen. En
dan nog de uitbreiding der stad. wat de
oppervlakte betreft.
De aanleg van die nieuwe straten aan de
Bloemendalschen weg bij de nieuwe Volks
huisvesting aan den Liendertschen weg, de aan
leg van de Bonifaciusstraat, de groote bevol
king op den Berg eischen voor de Directie
van de Gemeente-reiniging alle mogelijke
zorg, vooral omdat wij nog steeds hebben
dat tonnenstelsel.
De heer Jorissen komt ter vergadering.
De heer Hofland: Een ieder begrijpt,
dat wanneer de stad met zoo'n bevolkings
toename niet bijblijft, de reinheid der stad
daaronder moet lijden. Zoo is het werkelijk
waar al is dat straks nu niet zoo juist
aangeduid dat h»>t dikwijls voorkomt dat,
bij een zware regenbui, zooals onlangs, men
voor een overstrooming staat.
Ik heb gewaarschuwd, dat de toestand
onvoldoende is, al vond ik geen vrijheid, hier
over te interpelleeren. Het leek mij, dat zooiets
niet kan passeeren als alles in orde was. Wel
is het mogelijk, dat de putten eens verstopt
zijn, maar alles wat geschiedt, is daarvan
alleen geen gevolg, In het algemeen is de
toestand bij den Reinigingsdienst niet juist en
dit in aanmerking genomen, acht ik het een
gelukkig voorstel van B. W. om f 1000
uit te trekken voor een onderzoek naar een alge-
heele reorganisatie van den Reinigingsdienst.
Waar B. W. zich tot taak hebben gesteld
om den Berg van Amersfoort tot laat ik maar
zeggen een klein villa-stadje te maken, daar
dienen wij er rekening mede te houden, dat
de keerzijde van de medaille niet al te sterk
afsteekt en dient er voor te worden gezorgd,
dat ook in de arbeidersbuurten aan de rein
heid kan worden voldaan. Dat is het bezwaar,
dat ik werkelijk had tegen dezen tak van dienst.
Ik ben dan ook geheel en aldankbaar.dat
B. W. hebben ingezien, dat het een zeer
verkeerde toestand is. Ook bij de Kleine
Koppel is de toestand zeer onvoldoende.
Toevallig had ik vroeger het genoegen, in
een commissie voor dezen tak van dienst
zitting te hebben, waardoor ik alles kon na
gaan en hierdoor heb ik de vaste overtuiging
gekregen, dat het veel en veel beter moet
wezen. Ik leg hier den nadruk op, M. de V..
opdat met deze dingen rekening gehouden
kan worden. Men heeft deze uitgaven steeds
gerekend ouder de improductieve uitgaven.
Naar mijn meening is dit onjuist. Er komen
in de Gemeente-huishouding uitgaven voor,
waarvan men niet kan vaststellen hoeveel inen
daarvoor terugkrijgt. Maar dat daargelaten,
het algemeen gezondheidsbelang, het is een
ieder bekend, eischt, dat de stad er frisch en
zindelijk uitziet, óok met het oog op de men
schen, die wij daar aan den Berg trachten te
krijgen. I.aten wij ook daarmede rekenen.
Dit is wel niet het voornaamste, maar de
burgerlijke politici rekenen er wel mee, ja
veel te veel mee. Voor mij is het voornaam
ste. dat er aan de arbeidersbuurten die zorg
besteed wordt, die het algemeen belang eischt
en wel voornamelijk door het reinhouden van
straten en riolen.
Het verheugt mij, dat B. Sc W. ik her
haal het -- dit hebben ingezien en daarom
wilde ik deze aanbeveling voor dit voorstel
zeggen. Dank u.
De Wethouder Veis II e y nIk kan
spreken namens B. W. en ook namens de
Commissie voor de Reiniging, wanneer ik
zeg. dat ik volkomen instem met hetgeen de
heer Hofland heeft gezegd. Ik ben het er op
de eerste plaats mee eens, dat wij hierbij niet
met onzen tijd zijn bijgebleven. Bij den Rei
nigingsdienst is te weinig personeel en tejweinig
materieel; maar wat is het geval geweest?
Voor de mobilisatie hebben wij deze dingen
reeds ernstig onder de oogen gezien. De mo
bilisatie is ingetreden en deze stelde alle moge
lijke andere eischen. De eerste stap, dien wij
reeds hadden gedaan, was een post voor een
nieuwen opzichter op de Begrooting brengen.
Omdat wij evenwel begrepen, dat wij geheel
en al bij moesten konten, daarom hebben wij. j
ofschoon die Opzichter broodnooaig is, dezen j
post weer van de Begrooting afgebracht en
gezegd: wij moeten ook hiervoor het oogen- j
blik van algeheele reorganisatie afwachten.
Ik ben het er volmaakt mede eens. Voor
dezen tak van dienst moet een algeheele j
reorganisatie volgen. Dit is ook de meening
van B. W. en van de Commissie van bijstand. 1
Het voorstel van B. W. is dan ook een j
stap in de richting van algemeene reorganisatie.
Er zijn veel klachten, die werkelijk gegrond
zijn, al is het mijn overtuiging en dit zet
ik op den voorgrond dat de Directeur van
den Reinigingsdienst en het personeel hun
best doen. Ik wil hierbij vooral den Directeur
noemen, wat zijn ijver betreft. Verder kan ik
op het oogenblik niet gaan, dan te verklaren,
dat er veel te wenschen overschiet en dat ik
hoop, dat het voteeren van die f 1000 er toe 1
zal medewerken, dat wij zullen geraken tot
hetgeen allen kunnen goedkeuren.
De Voorzitter: vraagt een van de heeren
nog het woord over dit punt? Niemand, dan
gaan wij over tot 176.
De volgnummers 176 tot 17S geven geen
aanleiding tot opmerkingen.
No. 1 yc>. Tram.
De heer Hofland: B. it W. zeggen hierbij
in het antwoord op het afdeelingsverslag c zoo
lang geen bepaalde richting is aangegeven,
waarin de oplossing moet worden gevonden,
schijnt het niet raadzaam, verder op het onder
werp in te gaan*. Dat is een antwoord M, de
V., dat wel sloeg op het tweede deel van het
betoog van het bepaalde lid in het afdeelings
verslag. maar niet op het eerste deel, Het
eerste deel van het betoog bedoelde heel wat
anders.
Ik heb toen verwezen naar een besluit, dat
in een vorige vergadering is genomen, en
waarbij de Raad de geheele garantie van het
nadeelig saldo op zich nam en ik heb toen
gezegd, dat wel niet formeel, maar dan toch
zeker wel financieel de tram gedreven wordt
op kosten van de Gemeente.
En als dat nu niet te ontkennen valt, is
het dan niet goed om de menschen die aan
de tram werken te laten genieteii van die
rechtszekerheid, die een behoorlijke betaling, 1
rusttijd en werktijd waarborgt, zooals bij alle I
overige menschen in Gemeente-dienst?
Als wij ons garant stellen voor het geheele
tekort van een bepaald bedrijf, dan erkennen
wij dat bedrijf als noodig in het belang van
de Gemeente; wij erkennen daarmede tevens, j
dat wij voor degenen die daarbij werkzaam
zijn heur belangen hebben te behartigen.
Ik heb gevraagd, leg ons een lijst over
van de werktijden, de loonen en de rechts
positie van die werklieden. Kortom wij moe
ten nu inzicht krijgen ook in dien tak van
dienst. Het is nog wel geen gemeentelijke,
maar wanneer dan blijkt en dit is helaas
juist dat inderdaad de loonen van de em
ploye's aan dat bedrijf sober worden betaald,
dat hun werktijden enorm afsteken bij het
normale dat wij gaarne wenschen. dan, heb
ik gezegd, bestaat er een tekort bij dien tak
van dienst.
Met het antwoord, dat op '.iet tweede deel
van mijn betoog is gekomen, ben ik het eens;
zoolang nog geen bepaalde richting is aange
wezen is het niet gewenscht, verder op dit
onderwerp in te gaan. Maar het eerste deel
blijft wèl van kracht. Zoolang het trambe
drijf bestaat en wij garandeeren het tekort,
hebben wij het recht om invloed uit te oefe-
j nen op de salarieering, de rusttijden, de ar-
1 beidsvoorwaardeu van het personeel, aan dat
bedrijf verbonden.
I Het spijt mij. dat ik in dit opzicht geer.
j antwoord heb gekregen. Wij ik zeg wij*
1 en dat is wellicht overdrachtelijk hebben
1 ook geen lijst gekregen en dit zou ik juist
i zoo zeer op prijs hebben gesteld. Ik vertrouw
j er op, dat ook anderen het op prijs zullen
stellen indien B. W. nog achteraf zouden
I komen met een overlegging van hetgeen er
in dat bedrijf geschiedt.
Dank u wel.
J De Voorzitter: Verlangt een van de
heeren hierover nog het woord? Niemand?
i Dan wil ik den heer Hofland dit antwoorden,
j dat B. W. inderdaad wel van meening zijn,
dat hun antwoord wel degelijk ook slaat op
het eerste deel van de vraag van den heer
Hofland. Zoolang er nog geen bepaalde rich-
tir.g is aangegeven, waarin een oplossing moet
worden gevonden, achten B. W. het niet
raadzaam, hierop verder in te gaan.
1 De heer Hofland: Het zal u wellicht niet
onbekend zijn. dat het in de laatste jaren in
elk College van bestuur de gewoonte is ge-
1 worden om, wanneer voor een bedrijf concessie
i wordt gegeven, in de voorwaarden bepalingen
1 op te nemen verband houdende met de rechts-
I positie van het personeel, aan een zoodanig
I bedrijf verbonden.
Nu weet ik wel, dat het hier formeel geen
concessie betreft, maar dit zijn allemaal mooie
woorden. De zaak is, dat wij garant staan
voor dat bedrijf, en daarom hebben wij het
recht om invloed op de arbeidsvoorwaarden
in dat bedrijf uit te oefenen.
Ik begrijp niet, waarom Amersfoort, dat op
ander gebied nogal eens de spits afbijt, hierbij
zal zeggen »laat Gods water maar over Gods
akker loopen*.
Het blijft mijn meening, dat wij het recht
hebben om te weten wat ik heb gevraagd.
De Voorzitter: Vraagt een van de hee
ren hierover nog het woord Niet Dan krijgen
wij nu volgnummer 180.
De volgnummers 1S0 tot 187 geven geen
aanleiding tot opmerkingen.
De Voorzitter: Post 188 wordt ver
minderd met f 354 in verband met het voor
stel omtrent de concierges.
De volgnummers i8y tot 204 geven geen
aanleiding tot opmerkingen.
De V 00 r z i 11 e r Het volgnummer 205
(jaarwedde Gymnasium) wordt verhoogd met
f too, en no, 200 (onderhoud Gymnasium) ver-
minderd met f 104.
De heer Hofland: Wordt 206 vermin
derd met f too? Ten gevolge van wat? Het
gaat zoo snel, dat ik het niet kan bijhouden.
De Voorzitter: Dit houdt verband met
het traktement van de leeraren, dat met f 100
wordt verhoogd, overeenkomstig de Nota van
wijziging.
De volgnummers 207 tot 200 geven geen
aanleiding tot opmerkingen.
No. 210. Andere uitgaven onderwijs.
De heer Hofland: Bij de algemeene be
schouwingen heb ik hierop reeds de aandacht
gevestigd. Ik zal dan ook wat dit punt be
treft kort zijn.
De heer Gerritsen. Aha.
De heer Hofland: Ja, heel erg kort.
De heer J orisser: Dat wordt erg erg.
Een s t e niNeem het horloge er bij
De Voorzitter hamert.
De heer Hofland: U weet. dat ik mij
er mee kan vereenigen, dat bij de samenstel
ling van deze Begrooting de zuinigheid werd
betracht. Toch oordeelde ik den tijd wel ge
komen om voor verschillende zaken van alge
meen belang een bedrag op de Begrooting te
plaatsen en dat vooral waar het geld voor
stellen, die indertijd reeds door den Raad zijn
aangenomen.
Indien deze zaken hun beslag niet hebben
gekregen, dan kan men zich hierbij alleen
beroepen op de moeilijkheid, dat daarvoor
geen geld te vinden is, maar ik ga met die
moeilijkheid niet mede en stel dan ook voor
om uitvoering te geven aan het Raadsbesluit
waarbij werd besloten om schoolartsen aan te
stellen.
De heer Jorissen: Is dat 210?
De heer Hofland: Bij 210a heb ik voor
gesteld, schoolartsen aan te stellen. Dat is
toen aangenomen en ik vind geen vrijheid om
met B. W. mede te gaan, dat wij nu nóg
niet tot aanstelling moeten overgaan als ge
volg van de zuinigheidsmaatregelen.
De heer Jorissen: In de afdeelingen,
ten minste in mijn afdeeling, heb ik daarover
met den heer Hofland uitvoerig gesproken.
Ik heb tegen den heer Hofland gezegd, dat
dej zaak van de schoolartsen al een onder
werp was van de laatste 10 jaren.
De heer Hofland kan op het Stadhuis het
rapport inzien, dat daar ligt van den heer
Gerritsen, dr. Reynders en mij.
Ik heb toen ook aan den heer Hofland ge
zegd, dat de zaak al lang klaar is, maar dat
door de buitengewone omstandigheden er force
majeure is, waardoor de zaak niet beklonken
is geworden.
Over de wenschelijkheid zijn wij het alle
maal roerend eensmaar wij kunnen nu een
maal geen ijzer met handen breken en het is
een al zeer Platonische liefdesverklaring, om
nu te zeggen: >wij moeten ze nu krijgen*.
Dat weten wij allemaal wel; niemand is er
tegen maar niemand kan de omstandigheden
veranderen en dat weet de heer Hofland even
goed als ieder ander lid van den Raad. Wij
moeten nu eenmaal geduld hebben tot de
oorlogstijdsomstandigheden zich hebben ge
wijzigd en daarop zal ook de heer Hofland
moeten wachten.
Ik zal er niet voor te vinden zijn, wel om
en memorie-post voor op de Begrootiug te
plaatsen, maar ik zal er niet voor te vinden
zijn om op het oogenblik de aanstelling van
schoolartsen te forceeren. Wij kunnen niet
anders dan het gunstige moment afwachten.
De Voorzitter: Het is overbodig om den
Raad te overtuigen van de wenschelijkheid
van het aanstellen van schoolartsen. Reeds
op de Begrootiug voor 1914 heeft hiervoor
een post gestaan. De uitvoering werd alléén
verhinderd door de bijzondere tijdsomstandig
heden.
De heer Hofland: Dat is juist het be
zwaar van mij. Men beroept zich telkenmale
op de financieele moeilijkheden. De heer Joris
sen doet dit zoo pas óok weer.
Ik heb er niet op gespeculeerd om de ge
voelens van mijn medeleden te prikkelen. Ik
heb gezegd »wij moeten uitvoeren, datgene
wat besloten is*.
Wij moeten de algemeene zuinigheid be
trachten bij deze Begrooting; dit gevoel ik
maar ik zie volstrekt niet in, dat de aanstelling
van schoolartsen moet wachten op de onge
lukkige omstandigheden, door den heer Jorissen
force majeure genoemd.
Mijnheer Jorissen ik heb reeds gezegd, dat
wij in het rapport hebben kunnen lezen, dat
onze gewone inkomsten f 12 000 meer opge
bracht hebben dan wij hadden verwacht.
Ik heb er bovendien bijgezegd dat het denk
beeldig is om te veronderstellen, dat dit jaar
die inkomsten zoo buitengewoon zullen slinken,
dat wij op de Begrooting geen post van f 800
li fiooo zouden kunnen vinden, die de aan
stelling van schoolartsen zal vragen.
De heer Jorissen: Hé, hé!
De heer Hofland: Is dat niet juist Is dat
niet voldoende goed betaald voor twee man
De heer Jorissen: Wel neen; minstens
f2000. Doe nu niet zoo naief.
De heer Hofland: Noemt u dan maar
een cijfer, waarbij de schoolartsen zich geheel
kunnen wijden aan hun taak, dan kan je op
mij rekenen om eventueel zoo'n voorstel te
ondersteunen.
Wanneer men steeds spreekt over de zuinig
heid, die bij deze buitengewone tijdsomstan
digheden geboden is, dan kan ik mij beroepen
op het feit, dat de gewone inkomsten f 12 000
meer hebben opgebracht. I
Ik vind hierin wel aanleiding om tot de
aanstelling van schoolartsen nu reeds over
te gaan.
En ik hoop dan ook, dat de Wethouder van
Financiën, of, wanneer wij dien niet bepaald
bezitten, de Voorzitter, ons zal duidelijk maken,
dat onze inkomsten niet een dergelijke uit
gave, noodig voor het aanstellen van een of
twee schoolartsen, zou gedoogen. Toen ik van
de week, toen de heer Gerritsen mij interrum- I
peerde, vroeg of de financieele toestand dan
zoo slecht was, zeide hij«heelemaal niet».
Ik voel mij dan ook verplicht om voor te
stellen tot de aanstelling over te gaan. Ieder
Raadslid is van de wenschelijkheid overtuigd.
Het is het belang, dat er voor het schoolkind
gezorgd wordt en wel speciaal een belang
voor de volksschool.
De heer Jorissen: Volstrekt niet speciaal
voor de volksschool.
De heer Hofland: Gij, mijnheer Jorissen,
zoudt moeten aantoonen, of de Voorzitter, dat
wij het bedrag niet kunnen voteeren.
Ik houd vol van wel.
De Voorzitter: Verlangt nog een van
de heeren het woord?
De heer Hofland: Ik zal zoo vrij zijn om
voor te stellen uitvoering te geven aan het
Raadsbesluit, waarbij besloten werd tot aan
stelling van schoolartsen.
De heer Jorissen: M. de V
De Voorzitter: Mag ik even het voor
stel van den heer Hofland hebben?
De heer Hoflani
memorie
De Voorzitter:
uitvoering te geven a
het aanstellen van scl
Men kan voorstelll
geven, maar dan niej
werd hiervoor reeds
van f 2250 om éen j
Naar ons echter varj
opgemerkt, namelijk
was deze raming eeri
De heer Hoflani
bepaalde som noemer
De heer J o r i s s e j
W. wasc
De Voorzitter:
den heer Hofland.
De heer Hoflani
dat pro memorie ui
aan het Raadsbeluit.
De heer Joriisei!
mij vriendelijk uitgj
over de noodzakelij
kunnen zeggen «wa
toch wel iets zeggen
redeneering.
De heer Hofland 1
over schoolartsen ert
heid gegeven dat 1
hooren verluiden, m;
van weet.
Hij had, in plaats
eens moeten beginn»
deeren, dan zou hen
kwestie van het aa
niet zoo eenvoudig i
bleken zijn, dat hij
dat deze aanstelling
aan de volksschod
Deze zaak komt ten
De heer Gerrits
De heer Jorissel
dan ook beginnen n
studeeren, zooals de
ritsen en ik de zaal
10 jaar geleden. To
dit gebied bestond,
sinds is er nog heel
Wanneer hij dit
heeft hij nog heel v
hem dan duidelijk
bonden is en wat hj
artsen beteekent. H
hier over te boomer
het*maar om een
dit vereischt veel st
dat de heer Hoflani
van zal maken en
praten en niet nu n
De Voorzitte
stel van den heer
teekeude stelt vooi
begrooting onder
^2500 vast te stelle
het Raadsbesluit w
aanstelling van sch<
Wordt dit voorst
komt het niet in b(
Wij krijgen nu
l'lehite).
De nos.
z. d. of h, 2
tot
De heer Hofl
voor. de onder vol
noemde subsidie
te schrappen.
De V o o r z i 11
ondersteund? Niet!
behandeling.
De volgnummers
de hamer door.
No. 235, onderho
De heer Hofl
ook in de afdeeling
gezegd over de k«
straks nagezien 1
geantwoord en ik 1
dit op te zoeken,
M. de V., ik zie
Nos. 235 tot en
h. st. goedgekeurd.
De Voorzitte
264 (Onvoorziene
tot straks.
De nummers,
nomen zonder discu
De V o o r z 111
wordt bij Nota van
uittrekken van f 1
naar de reorganisatif