Dinsdag 30
November 1915.
AMEESFOORTSGHE COURANT.
No. 8653
66e Jaargang-
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H van Cleeff'1
HOOFD-REDACTEUR:
F. J. 7RSD2CRZKS
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per post/1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels ƒ1.25 Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19
K K N N I 8 U E Y I N O.
RAADSVERGADERING.
De Burgemeester van Amersfoort,
Gezien artikel 41 der Gemeentewet,
Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat
de Raad dezer Gemeente zal vergaderen op
Dinsdag den 30 November aanstaande, des
namiddags ten acht ure.
Amersfoort, 26 November 1915.
De Burgemeester voornoemd
Van RAXDW1JCK.
HERBOUW.
Terwijl nog de hand des overweldigers
/.waar drukt op het land onzer zuidelijke
broeders terwijl steden en dorpen ver
vuld zijn van de ruïnes, door des vijands
projectielen geslagen worden reeds, zoo
wel in België zelf als daarbuiten, maar 't
meest binnen eigen grensgebied, plannen
besproken voor den herbouw. Men vraagt
zich af en overlegt of het wenschelijk zal
zijn, al het vernielde te vernieuwen en het
geschondene te herstellen in den vroegeren
trant, dan wel of getracht moet worden, iets
nieuws op te richten, vooral daar, waar van
het oude weinig of niets meer bruikbaar zal
blijken. Er wordt gezocht naar de toepassing
van moderne denkbeelden aangaande steden
bouw en dorpsaanleg.
Dat piëteit voor de vooral in de bezette
landen zoo hoogst merkwaardige gedenk-
teekenen der oude bouwkunst deze liefst
tot vroegeren vorm zal doen terugkeeren,
is begrijpelijk.
Het is altijd de vloek van den oorlog ge
weest, dat hij de schoonste gewrochten der
menschelijke werkzaamheid, de onverganke
lijk schijnende letters in het gedenkboek
der beschaving, als bouwvallen achter zich
gelaten heeft, over al waar hij zijn woeste
heerschappij voerde. Gelijk gezegd werd,
dat het gras dorde onder den hoetslag van
de paarden der Hunnen en op de plek,
waar het gegroeid was ten eeuwigen dage
niets meer ontspruit, is ook troostelooze ver
latenheid gekomen over de tempelgebouwen
der grijze oudheid en van het verre Oosten,
waar in het verleden de menigte ter aan
bidding samenstroomde, omdat te dier plaatse
de religieuse gedachte de volle kracht van
uitdrukking had gevonden.
De wereldgeschiedenis is geschreven in
puinhoopen, niet door den tijd alleen neer
geworpen, en wie haar kennen wil, moet
lezen wat hun schrift nog kan ontsluieren.
In de sterk bevolkte landen van West-Europa
zal het nu wel zoo niet gaanwat niet
hersteld kan worden, zal moeten verdwijnen,
niet blijven liggen als schrikwekkende herin
nering aan een verleden van krankzinnige
verdelgingswoede.
Iets anders zal bet zijn met woningen en
werkplaatsen, met gebouwen voor den open
baren dienst, met al hetgeen het gewone
tooneel der maatschappelijke werkzaamheid
vormt. Op deze zijn de vernieuwingsplannen
gericht, waaromtrent reeds uitvoerige mede-
deelingen in geschrift gedaan zijn. Groote
rampen, als aardbeving, brand en oorlog,
oefenen een drang uit in vooruitstrevende
richting, als ten minste de overblijvenden hun
geestkracht hebben behouden, er hun weer
standsvermogen niet bij hebben ingeschoten.
Noem dat niet voorbarig.
Zeg niet, dat men eerst maar eens moet
afwachten wie meester zal blijven in de ge
teisterde landen, om aan hem de zorg over
te laten voor den wederopbouwdat incn
nog in de verste verte niet kan bepalen, of
wel de middelen te vinden zullen zijn om
aan eenig plan zelfs maar een begin van uit
voering te geven. Van een standpunt gezien,
waar de nevelen der hedendaagsche ellende
alle vergezicht bedekken, kan deze rede
neering den bodem der werkelijkheid tot
steun hebben; maar er zijn uitkijktorens,die
boven de omwolking uitsteken.
Er" is een geloof, dat de bergen beklimt
en van hun top den blik laat gaan over wijd
uitgestrekte vlakten; dat zelfde geloof zal
l die zelfde bergen verzetten, als de volle
j kracht moet worden aangewend om een ideaal
I te benaderen. En wat dan dwaasheid heet,
ontijdige plannenmakerij en onpractisch voor-
uitloopen op de dingen, die nog in een on
bestemd verschiet liggen, is inderdaad het
realiteitsbegrip in zijn volle ontplooiing.
Merkwaardig ook, er. een blijk van de
zedelijke kracht van het hedendaagsch men-
schengeslacht is, dat men deze dingen over
weegt onder het nog gestadig en met on
verminderde felheid loeien van den storm.
Dezen tot zwijgen te brengen, daartoe zijn
wij niet in staat. Wij vertrouwen slechts, dat
hij eenmaal zal hebben uitgeraasd, al weet
niemand nog wanneer. Maar dan willen, dan
zullen wij ook klaar staan. Het voor weder
opbouw geschikte zal worden gebrachlt in
beteren toestand dan te voren, en ofschoon
het economisch kunnen verminderd zal zijn,
willen wij door een juistere aanwending van
hetgeen ons over is jjebleven, betere resul
taten verkrijgen. De vernieuwing, door het
eind van dezen oorlog ingeluid, zal wel diep
gaand moeten zijn, omdat zijn vernieling alle
schrikbeelden uit den vroegeren tijd te boven
ging, en bij het snelle tempo der heden
daagsche evolutie zullen wij ons zelfs den
tijd niet gunnen om naar achteren te zien.
Daar zijn er, die spreken van een halve,
van een heele eeuw, als noodig om weer te
komen op het peil van beschaving, vanwaar
de plotselinge gebeurtenissen van den laatst-
voorgaanden nazomer ons hebben neergestort.
Met zekerheid is daarvan niets te zeggen, en
evenzoo is het onbekend, van welke >bescha-
vingsproducten* van meer dan twijfelachtige
waarde we ons zullen ontdoen om alle
krachten te kunnen aanwenden voor de her-
krijging en vermeerdering van het wezenlijk
waardevolle. Doch gelijk de Israëlietische
tempelbouwers na den terugkeer uit de bal
lingschap aan Babylon's stroomen zullen wij
arbeiden met opgewektheid en met moed.
Is de voorbereiding tot dat werk reeds nu,
een als het ware klaar staan met gereedschap
en materialen voor den herbouw, zoodra het
terrein vrij komt, zeer wenschelijk op stoffe
lijk gebied, onmisbaar is het zeker daar, waar
wij met andere dingen te doen hebben dan
hetgeen voor directe waarneming zich leent.
Er zijn en er worden nog dagelijks ver
woestingen aangericht, van welke gevreesd
wordt, dat herstel niet mogelijk is. Zullen de
zoo wreed losgerukte banden der volken ooit
weer worden aangeknoopt zal de felle
stroom vanhaat, .die thans langs hen heen
kookt en borrelt, ooit weer worden gekeerd?
Zal het internationalisme, dat zoo mooi aan
't opgroeien was, en nu als een geknakte
plant tegen den grond ligt, weer worden
opgericht, zal het samenkomen van vertegen
woordigers der onderscheidene natiën voor
een gemeenschappelijk doel. dat zoo aardig
aan den gang was. hervat en verder aange
kweekt worden?
Dat nu toorn en haat woedend oplaaien,
wij zien en hooren het. al begrijpen wij
niet geheel waarom. Maar de meeste in het
schriklijk pleit betrokken inenschen begrijpen
het evenmin, al herhalen zij met luider stem
de kreten van wraak, en al voelen zij aan
den lijve, dat het geenszins ijdele uitroepen
zijn. De oude leus van vijanden in, vrienden
na den strijd zal haar beteekenis nog niet
geheel hebben verloren voor de eenvoudigen,
die niet willen inzien, dat het recht geen
voldoende grondslag voor een rustige samen
leving zou zijn. Moge de oorlog deze op
vatting tot een bouwval hebben gemaakt,
zeer stellig zullen wij haar in de eerste plaats
weer op te bouwen hebben.
Hoe dat is voornamelijk de taak der
architecten, de leiders der openbare meening
en der publieke handelingen.
Maar dat die herbouw snel moet geschieden,
laten wij ons daarvan overtuigd houden, en
tot de algemeene aanvaarding dier overtui
ging het onze bijdragen.
Laat Nederland de teekenzaal zijn, waar
bestek en plannen voor den herbouw worden
gereed gemaakt.
Het onderwijs in dienst
van den vrede.
De Jaarvergadering van den Bond van
Amerikaansche onderwijzers heeft niet nage
laten, de vraag te behandelen, wat de tegen
woordige oorlog ten aanzien van het onder
wijs leert. Zij sprak als haar oordeel uit. dat,
op hoe menig ander gebied het onderwijs
ook verbetering noodig heeft, vóór alles ge
streefd moet Worden naar een versterking
van den vredelievenden invloed, die moet uit
gaan van het onderwijs.
De volgende verklaring werd aangenomen
Er rust stellig geen grootere taak op de
scholen in alle landen dan om een ernstige
poging in het werk te stellen, ten einde een
beschaving te verkrijgen, welke van meer
duurzamen aard is. Wel bemerkten wij reeds
een grooten vooruitgang waar _c betrof de
industrie, den handel en de wetenschap, maar
tot nu toe is slechts weinig gedaan om de
goede verstandhouding tusschen de volkeren
en de heerschappij van het recht in de inter
nationale verhoudingen te bevorderen.
Ons onderwijs is. afgescheiden van die grond
stellingen welke de basis vormen van ieder
opvoedkundig werk, uitgegaan van een te be
perkt gezichtspunt. Het nationalisme is te veel
op den voorgrond gesteld, in plaats van de
internationale rechtvaardigheid en >goodwill«.
De helden uit de Geschiedenis van ieder jland
zijn altijd diegenen geweest, die het grootste
onrecht deden aan andere volken en die het
grootst aantal vreemdelingen doodden, in plaats
van diegenen, die de grootste weldaden aan
het menschdom bewezen. Bij de behandeling
der Aardrijkskunde werd als een te voornaam
punt beschouwd de ligging, de uitgestrektheid
en de bloei op handelsgebied van ons eigen
land en te weinig aandacht geschonken aan
onze verhoudingen tot andere volkeren. Onze
vaderlandsliefde stond te veel in verband met
onze rechten en te weinig met onze verplich
tingen als een plicht van een goed vader
lander werd te veel beschouwd het verzeke
ren van voordeelen voor ons zeiven en te
weinig het uitbreiden van internationale recht
vaardigheid. Er was te veel sprake bij alle
volken van nationale eer en nationale een
heid om de vlag te verdedigenc, en te weinig
van nationale verplichtingen en verantwoor
delijkheden.
Het volk van ieder land behoorde, naast
zijn nationalisme, een breedere opvatting van
internationalisme te hebben en de ware plaats
te leeren. die zijn land moet innemen onder
de volkeren van de wereld. De taak zou niet
zoo moeilijk zijn. als zij eenmaal ernstig werd
opgevat. De volkeren van verschillende lan
den haten elkander niet van nature en menige
uiting van internationale vriendschap open
baart zich bij tal van gelegenheden. De groote
volksmassa begeert geen oorlog, maar vrede.
Internationale haat wordt slechts gaande ge
houden door de regeerende partijen en door
hen, die daarbij financieel belang hebben. De
gedachte aan toekomstigen internationalen
strijd wordt voortdurend het opkomende ge
slacht ingeprent in de scholen der verschil
lende volkeren. I11 de scholen van de meeste
landen wordt tegenwoordig bij de jeugd een
zeker overdreven gevoel van nationalisme ge
kweekt, hetwelk in internationalen haat kan
ontaarden op het oogenblik, dat de regeerin
gen zulks het meest verlangen.
Daarom is de voornaamste taak. die in alle
landen op de school rust, alle krachten in te
spannen voor de schepping van een nieuwen
staat van internationale vriendschap en recht
vaardigheid. Geheel nieuwe waardemeters
moeten in het leven worden geroepen. In het
bijzonder moeten de Geschiedenisboeken her
nieuwd worden en moet het onderwijs In de
Aardrijkskunde een geheel nieuwe richting
Inslaan. De nadruk, die nu gelegd wordt op
de daden van den soldaat, moet vervangen
worden door de onderscheiding, waarmede
gesproken wordt over hen, die het beste op
i het gebied der beschaving hebben gewrocht
1 en die den grootsten dienst aan de mensch-
j held hebben bewezen. In plaats van het op
den voorgrond brengen van oorlogen moet
I gewezen worden op de beschavingswinsten
In het tijdvak van vrede tusschen de oorlogen.
I De oorlog moet geschilderd worden In zijn
ware gedaante van vernietiger van hetgeen
de beschaving heeft voortgebracht. Voor het
I scheppen van een nieuwe internationale volke-
renverhouding is noodig opvoedkundig beleid
j van den hoogsten graad. Dit ideaal te ver-
wezenlijken, zal een arbeid van langen duur
I vorderen, maar het is de grostste opbouwende
taak, die nu gelegd is op de schouders van
hen. die met de leiding van het onderwijs in
leder land zijn oelast.
Mooie vrouwen.
Wat ziet men tegenwoordig niet een beel
dige vrouwekopjes onder de »Ansichten«
Blonde en bruine schoonheden, schalksche ge
zichtjes en zuiver geteekende profiels; fiere,
vorstelijke gestalten en aardige modepopjes;
van alles is in zulk eene verzameling te
vinden! Toch zijn zeker de meeste van die
I bekoorlijke kopjes kinderen van de fantaisie
en zal men zeker geen enkele vrouw van rang
of naam onder haar aantreffen.
In vorige eeuwen was dit heel anders.
Vrouwen, wier schoonheid de algemeene aan
dacht trok, stelden er toen een eer in. dat
haar portretten in £de boekwinkels te koop
waren. Niet alleen Fransche- maar ook En-
gelsche schoonheden lieten zich alom prijzen.
Ouder haar trof men zelfs de grootste namen
van het Vereenigd Koninkrijk!
In 1751 lag voor een boekwinkel in het
>Strand*.te Londen, een kleine prent uitge
stald, met het onderschrift: >de beroemde
Miss Gunning*. Er was een jongedame op
afgebeeld met een klein mondje, groote schit
terende oogen en een eigenaaróigen hoed van
zwart ftuweel en kant. die haar bovendien
zeer flatteerde.
Elisabeth Gunning en haar oudere nog be
koorlijker zuster Maria, waren dochters van
een edelman Sir John Gunning van Castle
Coote, in Connaught. Zijn geslacht dagteeken-
de reeds vanaf het begin der zestiende eeuw,
maar bet mocht zich niet in glans en aanzien
verheugen, want het was voortdurend achter
uitgegaan, zoodat John Gunning tot de armste
edellieden van het land behoorde. Zijn beide
dochters werden door de moeder opgevoed,
voor zoover haar huiselijke bezigheden haar
daartoe gelegenheid lieten. Hoezeer zelve ook
op rust gesteld en geneigd cm elke over
bodige uitgave ie besparen, begreep de moe
der toch, dat zij haar dochters niet mocht
uitsluiten van de wereld. Daarom verhuisde
mevrouw Gunning met haar vier dochters in
allerijl naar de hoofdstad. De laatste bronnen
van inkomsten werden aan dit plan opge
offerd, maar dit was tevens een poging om
door een aanzienlijk huwelijk het lot der jonge
dames te verbeteren. Maria was toen nog
slechts zestien en EUsabeth vijftien jaar oud.
Toen de familie Gunning zich te Dublin
vestigde, was zij doodarm. Weldra werd zij
door de schuldeischers vervolgd en moest in
haar wanhoop 2elfs de ondersteuning aan
nemen van een goedhartige actrice, die haar
in kennis bracht met Margaret Weffington,
de meest geliefde actrice van het Londensch
publiek, die den jongen meisjes nu aanbood
een keuze te doen uit hare kostbare garde
robe, waardoor zij ook met een gerust hart
gebruik konden maken van de ultnoodiging.
aan het Hof te Dublin. Detriumf der zusters
op dit bal overtrof zelfs de stoutste verwach
tingen en nu deze poging zoo uitstekend ge
lukt was. meende mevrouw Gunning niets
onbeproefd te mogen laten om nog grooter
succes te bewerken. Zij leende geld van vrien-