145 zooveel mogelijk werkzaam zullen zijn inden geest van het adres. Z. d. of h. st. aldus besloten. Da Voorzitter: Dan gaan we nu {«.07) over tot behandeling van de AGENDA. 515. Benoeming van een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter der Commissie van toezicht op den dienst der Arbeidsbeurs. Voorgedragen werd als Voorzitter de heer A. H. van Kalken, als plaatsvervangend voor zitter mr. dr. H. Th. A. Verhoef. De Voorzitter: Mag ik de heeren Van Duinen en Van Kalken uitnoodigen, met mij het stembureau uit te maken? De heer Van Kalken bedankt hiervoor, daar hij bij een der benoemingen is betrok ken. De Voorzitter: Mag ik dan den heer De Kempenaer verzoeken, in plaats van den heer Van Kalken, met den heer Van Duinen en mij het stembureau te vormen? Vinden de heeren het goed, deze twee be noemingen op éen biljet te doen? De heer Tromp van Holst: Ik vind dat heel goed. De heer Van Kalken wordt benoemd tot voorzitter met 11 stemmen, terwijl 1 stem wordt uitgebracht op den heer Hofland, en mr. dr. Verhoef tot plaatsvervangend voor zitter met algemeene (12) stemmen. 516. Benoeming van een onderwij zer aan de openbare Lagere school C ten gevolge van het instellen van klasse 10 volgens het leerplan. Voorgedragen werden de heeren B. Reitsma, onderwijzer te DokkumB. Hylkema, onder wijzer te Amersfoorten G. Hoogwinkel, onderwijzer te Harderwijk. Uitgebracht worden 12 stemmen, waarvan 1 o op den heer B. Reitsma en 2 op den heer B. Hylkema, zoodat eerstgenoemde is benoemd. De VoorzitterMag ik de heeren stemopnemers wel danken voor de genomen moeite 517. Voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot het opnieuw vast stellen van den pensioensgrondslag voor dr. P. G. Tiddens, Directeur der Hoogere Burgerschool. Goedgekeurd z. d. of h. st. 518. Voorstel van Burgemeester en' Wethouders tot wijziging van de salarisregeling voor den Conrector van het Gymnasium. Het voorstel luidt: Bij de vaststelling der Verordening, hou dende regeling van de jaarwedden van het personeel, verbonden aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerschool te Amersfoort werd o.m. bepaald, bij artikel 2 dier regeling, dat de jaarwedde van den Conrector aan het Gymnasium zooveel zal bedragen als die van een leeraar met 25 wekelijksche lesuren aan het Gymnasium. Waar destijds door den Conrector 21 les uren werden gegeven, werden de overige 4 uren gerekend te zijn een belooning, verbon den aan het Conrectoraat. Thans worden evenwel door den Conrector 25 wekelijksche lesuren gegeven, waardoor de belooning. verbonden aan het Conrectoraat, geheel is verloren geraakt. Dit aantal uren is bovendien aan rijzing en daling onderhevig. Bij een eventueele rijzing van het aantal uren, zou de Conrector minder salaris genieten dan een leeraar, hetgeen niet in den geest der verordening ligt. Ten einde aan dezen onjuisten toestand een einde te maken, stellen B. W. voor, art. 2 dier Verordening te lezen: „De jaarwedde van den Conrector aan het Gymnasium wordt be rekend overeenkomstig den maatstaf, daarvoor aangegeven in art. 3 dezer verordening voor de gewone leeraren en vermeerderd met een toelage van f 250c. De Voorzitter: Vraagt een van de hee ren hierover het woord Of hoofdelijke stem ming? Zoo niet, dan is aldus besloten. 519. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de overgangsbepaling der Verordening tot regeling der jaarwedden van de agenten van politie. Het voorstel luidt: Ten gevolge van de aanneming van het voorstel van den heer Hofland, in de ver gadering van 26 October 1913, in zake de jaarweddenregeling van de agenten van politie, is de overgangsbepaling der veror dening niet meer goed passend bij het vast gestelde artikel. Volgens de bestaande redactie zullen de agenten aanspraak hebben op evenveel periodieke verhoogingen als zij reeds genoten in den rang. welken zij bekleeden». Door uw besluit is echter het aantal periodieke verhoogingen voor den hoofdagent en de agenten ie klasse vermeerderd, terwijl voor deze rangen en voor de agenten 2e klasse het tijdvak voor de periodieke verhooging is gebracht van 3 op 2 jaar. Wij vermoeden nu, dat het de bedoeling van uwe vergadering was om alle dienst jaren, in den tegenwoordigen rang doorge bracht, te doen medetellen. Wij hebben daarom de eer U voor te stellen, de overgangsbepaling aldus te doen luiden: »Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1916, met dien verstande, dat de periodieke verhoogingen voor de agenten worden berekend naar het aantal dienstjaren, die zij in bun tegenwoordigen rang hebben doorgebracht» Als voren. 520. Afwijzend advies van Burge meester en Wethouders op het adres van J. van Ginkel, houdende verzoek tot opheffing der geheimhouding van het verhandelde betreffende zijn persoon in de Raadszitting van 7 September 1913. Het voorstel luidt: Bij uw besluit van 19 October 1.1. werd in onze handen gesteld om advies een adres van J. van Ginkel, houdende verzoek tot opheffing der geheimhouding van het verhandelde be treffende zijn persoon in de Raadszitting van 7 September j.l. Wij hebben de eer U te adviseeren, afwij zend te beschikken, op grond, dat eenmaal opgelegde geheimhouding slechts in het belang der Gemeente mag worden opgeheven. Volgt men dit stelsel niet, dan kan er gevaar be staan, dat men niet meer geheel vrij-uit in besloten vergadering kan spreken. Dit laatste zou niet zeer wenschelijk zijn. De heer I.einweber: M. de V., ik heb het afwijzend advies van B. W. gelezen, maar zou B. W. willen vragen of het waar is. dat Van Ginkel op het Stadhuis is ont boden en hem daar is verzocht, het rekest in te trekken. De Voorzitter: Mijnheer I.einweber. er is geen verzoek gedaan aan Van Ginkel om het rekest in te trekken. Hij is hier geweest om over het adres te spreken, maar een der gelijk verzoek is niet tot hem gericht. De heer Leinweber: Ik heb naar aan leiding van dit afwijzend pr;o-advies Van Ginkel opgebeld en hem gevraagd: >ben je aan het Stadhuis geweest». Toen zei Van Ginkel: »ja, bij den Secretaris» en de Secre taris zou hem gevraagd hebben, het rekest in te trekken. Toen heb ik hem gevraagd: waren er getuigeu bij?» en hij antwoordde: »Ja, de Burgemeester liep door de kamer heen en weer». De Voorzitter: Mijnheer I.einweber, dit laatste doet de deur dicht. Ik heb u straks reeds gezegd, ik wist niet, dat Van Ginkel bij den Secretaris was. Ik kwam binnen en heb even iets met de Secretaris afgedaan, maar niet heen en weer geloopen, toen de heeren spraken. Ik heb Van Ginkel geen woord hooren zeggen dan alleen»dag, Bur gemeester». De heer Leinweber: Dus er is heelemaal niet gevraagd om het adres in te trekken De Voorzitter. Neen. mijnheer Lein weber. D' heer Van Duinen. Het spijt mij, dat het advies van B. VV. in dien geest is gefeest. Daar werd hier in de vergadering een en ander gezegd, dat moeilijk in 't publiek kon meedegedeeld worden. Daarom is dat toen in geheime zitting gebeurd, Maar nu vraagt de persoon in kwestie, voor wien de deuren gesloten werden en om wien de geheim houding is opgelegd: >ik wou opheffing van die geheime zitting hebben» en niettegen staande dat zijn B. W. daar tegen. Eerlijk gezegd, vat ik niet. Mij dunkt, dat, wanneer de persoon in kwestie, waarom het gegaan is, zelf vraagt om de geheimhouding over hem op te heffen, omdat hij zegt: »Ik weet niet, wat ik misdaan heb en ik zou dat graag willen weten, omdat nu voor alle vermoedens de deur geopend blijft», aan dat verzoek moet voldaan worden. Alle vermoedens te dien opzichte blijven nu bestaan en ik had die zoo graag de wereld uit gehad. Ik kan dan ook niet meegaan niet het advies van B. W. en zal tegenstemmen. De Voorzitter: Mijnheer van Duinen, die overwegingen hebben óok gegolden bij B. W. en dat maakt het juist zoo moeilijk. Toen ,wij de zaak hebben besproken, heb ben wij éen oogenblik gedacht in die richting te gaan, maar later was het College unaniem van gedachte, dat niet te doen. Het betreft een principieel feit. Van een gesloten verga dering moeten de heeren de overtuiging heb ben, dat de besprekingen geheim b 1 ij v e n. Anders zitten wij later hiervoor, dat de leden, ook zelfs in een besloten vergadering, niet vrij-uit kunnen spreken, daar zij niet zeker weten, of later in een vergadering niet alles be kend kan worden en dat ia niet wenschelijk. Ondanks zichzelven moet de Raad zich zeker odium opleggen. Het is moeilijk, In deze zaak te beslissen, maar B. W. heb-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 5