Donderdag 16 December 1915. No. 8660 66e Jaargang. kosteloos- Russische coupons met mantels per 1916. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Ainersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H van Cleeff" p. HOOFD-REDACTEUR J. FRSDERIKS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi. franco per postƒ1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad wordan de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: ZORTEGRACET 9. Postbus 9. Telefoon Wie zich met ingang van 1 .Januari doet in- schrijven als abound,1 ontvangt de tot dien 11 datum verschijnende 1111 in mors It K N S I S U E V I X <i K S. INSCHRIJVING voor de MILITIE. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van wie het aangaat in zonderheid van de in het jaar 1897 ge boren mannelijke personen - dat bij de Militiewet (Staatsblad 1912, no. 21) het vol gende is bepaald Wie moeten worden ingeschreven. Art. 12. 1 Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de militie ingeschreven: 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der. die op 1 Januari var. het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, of wiens v-»der. moeder of voogd op genoemd tijdstip in een dier Rijken woon plaats heeft 2. ieder meerderjarig mannelijk Neder lander. die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft; 3. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt gehouden A. (Ie minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft 1indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werclddeelen woonplaats gehad heeft 2. indien hij zelf gedurende de vooraf gaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in an dere werclddeelen woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft; B, de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werclddeelen woonplaats ge had heeft. 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorig lid wordt gehouden voor minderjarig hij, die minderjarig is in den zin der Nederlandsche wet voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den zin der Nederlandsche wet. Wie 11 i e t-inschrijvingsplichtig zijn. Art. 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven 1. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat, waar de Neder landers niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van wederkee- righcid is aangenomen 2. hij, die blijkt in de koloniën of bezit tingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. In welke Gemeente de inschrijving moet geschieden. Art. 14. 1. De inschrijving geschiedt: 1. van hem. bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 1 a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk woonplaats heeft, in de Ge meente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft in de Gemeente zijner woonplaats tenzij hij in den zin dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in een andere Ge meente binnen het Rijk woonplaats heeft c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Amster dam d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de xemeente Rot terdam e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk België en hij niet bin nen tiet Koninkrijk België woonplaats heeft in de Gemeente Amsterdam f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Rotterdam 2. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 2 a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de Gemeente zijner woonplaats: b. zoo hij woonplaats heeft in het Duit sche Rijk in de Gemeente Amsterdam c. zoo hij woonplaats heeft in het Ko ninkrijk, België, in de Gemeente Rotterdam 3. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3, indien hij minderjarig is: a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk woonplaats heeft, in de Ge meente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente, waar hij zelf woonplaats heeft B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3, indien hij meerderjarig is in de Gemeente, waar hij woonplaats heeft. 2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving aangewezen Gemeente is die, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waar in de in te schrijven persoon het i8de levens jaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden, wegens woonplaats onder scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België, wordt de Gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. Aangifte ter inschrijving. Art. 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den Burgemeester der Gemeente, waar de inschrijving moet geschieden. 2. indien hij ongesteld of afwezig is, rust de verplichting tot het doen van de aangifte a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, aan een stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, oi wiens vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, is, behou dens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van aangifte verplicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 vermelde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van ge noemd artikel bedoelde personen dan wel in Wij raden onzen geachte clientele aan. zoo spoedig mogelijk de Januari-coupons in te leveren, daar coupons vóór 25 DECEMBER a.s. ingeleverd, aan merkelijk spoediger worden afgeleverd. Bankveraeni g ing H. L. A. DULLAEP.T Co AMERSFOORT Sckerpenzeel Soest. dienst is bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven. 5. De aangii e geschiedt in de maand Januari van het jaar volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het iade levens jaar volbracht. f>. Voor hem oi haar. die tot het doen van de aangifte verplicht is. kan de aan gifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. Opgave ter inschrijving. Art. ió. 1. De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- en blindengestichten, van gevangenissen, van Rijks-werkinrichtin gen, van Rijks opvoedingsgestichten en van tuchtscholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari een opgave, ingericht in den door Ons te bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen Commissaris in de Provincie, binnen welke de inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelijke perso nen, die in gevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Re geering zijn gesteld en niet in een Rijks opvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt geiijke opgave vanwege Onzer Minister van Justitie. 3. De inschrijving van de in het eerste en tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht bij het leger hier te lande of bij de kolo niale troepen, geschiedt overeenkomstig door Ons te geven voorschriften. Inschrijving na den gewonen tijd. Art. 17. A. Voor de militie wordt ook ingeschre ven of wordt opnieuw ingeschreven: 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het iSde levensjaar vol bracht en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijn woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moe der of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had 2. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin de minderjarige hot 18de levensjaar volbracht, en vóór het in treden van diens 21ste levensjaar, zijne of hare woonplaats binnen een dier Rijken ge vestigd heeft 3. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 2 iste levensjaar, Neder lander of opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijti vader, moeder of voogd bin nen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft 4. ieder meerderjarig mannelijk Neder lander, die 11a 1 Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin hij het i3de levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Konink rijk België gevestigd heeft; 1 5. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is ge worden. zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft 6. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het iSde levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar, ingezetene of opnieuw ingezetene is gewor den in den zin van art. 12, tweede lid; 7. hij, die vóór het intreden van het 21ste levensjaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, bedoeld in art. 13, indien hij overi gens, hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hiervoren onder 1—6 bepaalde ingeschre ven zou moeten worden. B. Met betrekking van het bepaalde onder 1—6 gelden art. 12, laaste lid, en art. 13. C. Ten aanzien van de Gemeente, waar de inschrijving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14, eerste lid, met dien verstande, dat de plaats van in schrijving wordt bepaald naar de Gemeente, of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrij ven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. D. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de artt. 15 en 10, met dien verstande, dat de aangifte geschiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschre ven gevallen. Strafbepalingen. 2\rt. 102. 1Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt gestraft de in art. 15. eerste of tweede lid bedoelde persoon of diegene der in laatst genoemd lid bedoelde bestuurders, die niet voldoet aan eene hem bij dat artikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt. Vrijstelling. De bijzondere aandacht wordt er op ge vestigd, dat bij de in art. 15 vermelde aan gifte ter inschrijving gelegenheid bestaat 0111 op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. Waar in het bovenstaande sprake is van

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1