13°|o Tijdgeestbriefjes
TT
Dames- en Kinderconfectie.
1
$51= pets r\\mtKII VK\;
a Noord - Amerikaansche Hypotheekbank 4
BLOUSES en COSTÏÏUMROKKEN
Stoom wasscherij W. G. BURGER.
weder verkrijgbaar.
Sluit
VETTER Co.
Woensdag 1 Maart Opening van onze nieuwe afdeeiing
Gebiv II VHttlt* Amersfoort
Y DER Q
0 te LEEUWARDEN
ONTVANGEN EEN RUIME KEUZE
lij I. HUSELUH Fin Hand. - Korlegractil 21.
Koers van uitgift© 100 pet.
Telkens na ÏO jaar pari aflosbaar.
VERKRIJGBAAR TEN KANTORE DER
Commanditaire Bankvereeniging
H. L. A. DULLAERT Co. tt Amersfoort, Scberpeueel en Soest j
ZEIST.
AMERIKAANSCH SYSTEEM.
Wassehen geheel opgemaakt of 'droog toegeslagen
GOEDE BEHANDELING. BILLIJKE PRIJZEN
Goederen worden te Amersfoort 's Woensdags franco gehaald en gebracht,
PROSPECTUS wordt op aanvrage gratis toegezonden.
d-
Uwe Brand- en Inbraakver
zekeringen bij de B
Maatschappij te Amster
dam van 179°.
Schitterendste voorwaarden
Laagste premiiin
G. J. P. van EDE,
Kortegracht 15a, Amersfoort
Distill. Wijnen. Likeuren.
Lieve Vronwo-kerkhof, AMERSFOORT.
MOCCA TRIOTRAO,
Nog iiininier
OVERTROFFEN.
Wacht U voor namaak.
Biscuitfabriek „De Lindeboom".
Dames en Kindermaiitels
Dames- ou Kinderconfectie
den zeilden solieden geest opgezet ills c
i handel in Manufacturen.
Deze nieuwe branche hebben wij
Tapijten, enz.
Waarom wij weteu, dat de firma
op dit terrein succes moet hebben? Ook omdat, nevens bovenstaande,
'lij
De artikelen in de nieuwe afdeeiing worden verkocht ouder garantie van prima coupe en afwerking.
Zie Woensdag onze Opcnings-étalagcs.
Ulouscs Cost minirokken.
I I
Blouses - Costuumrokken.
KERSTKRANSJES
bestrooid met
Amandelen.
I Firma Wed. B. van DOESBURG, j
THEEROOS.
Overheerlijk broos Botergebak.
Mocca-Staafjes,
fijne Moccasmaak.
Firma ïïed. B. tan DOESBURG.
(Chocolade Mocea Stangen
CHOCOLADE TOBI,
Kumstuafjcs.
Fijne delicatessen.
Biscuitfabriek „I)E LINDEBOOM"
tmsanmm
FEUILLETON.
vond hij. »Nu zou ik
kamenier Lucy Braley
ïïl'ï
5)
»Ja«, zeide ze met i
verweei
kijker
Weidler's alledaagsch gezicht drukte n
vroeg hij, zot
r geleden nog it
teer ontmoetten,
t, dat ze elkaar
r op aankomen,
«Waarom denkt u dat?i
onschuldig mogelijk.
«Omdat die ring twee uu
mijn byouteriekistje lag
«Weet u dat zeker?*
»Ja«.
Toen hun blikken elkaar
waren zij zich beiden bewui
bestreden. Het zou er mai
wie de sterkste was.
«Waarom zou ik dat gedaan hebben?"
vroeg Weidler.
Mevrouw Dunseith's korenbloem-blauwe
oogen sloten zich half, toen zij zijn gelaat
bestudeerde.
«Dat vraag ik mijzelve óok afbevestigde
ze. En zij keek naar hem, toen hij, in diepe
gedachten verzonken, door de kamer op en
neer liep.
«Die ring, mevrouw, doet hier niets ter
zake. Waar hij is en vanwaar hij kwam, gaat
ons niet aan. Wij moeten er achter zien te
komen wie het diamanten halssnoer wegnam".
«Natuurlijk".
«En ik ben bang, dat
niet erg opschieten".
«Maar hoe kan ik u dan helpen?" vroeg
ze nogmaals, bijna ongeduldig nu.
«Ik vrees, dat we geen van beiden veel
op deze manier
kunnen uitrichten",
nog graag even uv
I spreken".
I «Uier?" vroeg mevrouw Dunseith en een
zucht van verlichting ontsnapte haar bijna,
i «Ja, ik zou haar hier wel willen spreken".
«Dan zal ik haar bij u sturen",
j Met haar blanke hand nam zij de plooien
van haar kleurig kleed op en ging rustig en
statig de kamer uit. Weidler keek haar na,
i werkloos en oogenschijnlijk besluiteloos daar
j staande maar zoodra zij de deur achter zich
dicht had gedaan, nam hij de zilveren vaas
weer van dc vensterbank, draaide haar rond
en bestoof haar met een fijn poeder uit een
fleschje, dat hij in zijn zak had en hield iets,
dat merkwaardig veel leek op een iooden
horlogekast, vóór den glanzenden buik van
de vaas en liet de looden horlogekast tikken,
terwijl hij ze langs het metaal bewoog.
Toen zette hjj vlug de vaas weer neer,
nam den zilveren sigarettenkoker mee naar
het raam en bracht het looden voorwerpje
vlug langs het gepolijst metalen kokertje.
Toen de meid binnenkwam, stond de koker
alweer op zijn plaats en Weidler stond luste
loos met zijn vingers op de toilettafel te
trommelen.
Nadat Weidler heel kort de kamenier had
ondervraagd, ging hij kalm heen en liet
weten, dat hij niet vóór den volgenden dag
kon terug komen. Hij ging weg, kalm
schertsend, een beetje verlegen met zijn eigen
dwaze pogingen om grappig te willen zijn,
niet heelemaal op zijn gemak in die deftige
omgeving, waaruit hij nu weer op de straat
van iederen dag kwam.
Mevrouw Dunseith zelf had wel gemerkt,
dat die omgeving hem wat gedrukt had, en
toen hij den volgenden dag terug kwam, zag
ze heel goed, dat hij weer leed onder zjjn
burgerlijke linksheid, waardoor hij zich niet
kon doen gelden. Toen hij den grooten salon,
geheel ingericht in Louis X V-stijl, binnentrad.
deed hij zoo onhandig als een schooljongen, 1
die voor het eerst in gezelschap komt. De i
pracht van al dat crème en goud, die als het
ware haar hoogtepunt vond in de schitterende i
figuur van Marion Dunseith zelve, was werke
lijk te veel voor hem en de vrouw des huizes j
vond, vreemd genoeg, iets geruststellendsin
zijn verlegenheid.
«Ik hoop, dat uw onderzoek een goed I
resultaat zal hebben", zeide ze, met haar
half-onverschilligen glimlach. Weidler legde
voorzichtig zijn zwart dopje onder den stoel, j
waarop hij geweldig onbeholpen en ongo- j
makkelijk zat.
«Het heeft al een heel goc-d resultaat ge-
had«, zeide de detective met eenigen nadruk
op het woord goed.
«Nu al vroeg zij.
«Bedoelt u, dat u den dief kent?*
«Zonder twijfel
Zij leunde voorover in haar stoel, In plaats
dat haar blauwe oogen wijder open gingen,
sloten ze zich weer half en een uitdrukking
van twijfel gleed over haar gelaat. j
»U weet, wie de collier gestolen heeft?* J
herhaalde ze.
«Ja*.
Zo keek naar den leelijken hoed onder
zijn stoel. Toen keek ze hem weer aanhij
zag et wat ontsteld uit.
«VVie was het vroeg ze.
Hij dwong zich, haar blik te ontmoeten. I
«Ik deuk, dat u dat óok wel weet, me-
vrouw Dunseith*.
Nooit nog, moest hij zichzelf bekennen
had hij een bekoorlijker vrouw gezien, nooit'
een boeiender, aantrekkelijker gelaat. En de
gedachte, dat zij hem vijandig was, deed
hem pijn.
«Weet ik het óok zeide ze.
«Ja*.
«Ik begrijp u niet goed*, begon ze. >U
moet heusch wat duidelijker zijn*.
«Ik bedoel, dat u de diamanten gestolen
hebt*.
Ze lachte een helder, ongeloovig, ironisch
schaterlachen was het.
»U wilt toch niet zeggen, dat ik ik
mijn eigen diamanten aan mijzelf ontstolen
heb?* vroeg ze in de hoogste verbazing.
«Juist, dat wilde ik zeggen*.
Haar gelaat werd nu heel ernstig.
»U moet eens bedenken, dat men zelfs in
scherts te ver kan gaan*, zeide ze kalm.
«Dit is geen scherts*.
«Dat ben ik niet met u eens*, zeide zij
nu, met moeite zich beheerschend. «Het is
te gek om van te praten. Zóo dwaas zal
toch niemand zijn. Het is eenvoudig bclach-
lijk*.
«U weigert dus te bekennen?* vroeg hij
met angstig verlangende oogen.
«Waarom zouden we er nog verder over
spreken?* vroeg ze.
«Het spijt memompelde hij, klaarblij
kelijk ontsteld over de richting, die de zaak
nu ging nemen.
«Wat spijt u
«Dat u ontkent*.
«Wat ontkent?* vroeg ze scherp.
«Dat u de diamanten hebt weggenomen*.
Ze zuchtte vermoeid.
«Maar ik heb ze niet weggenomen. Waar
om zou ik dat nu doen? Ze waren immers
toch al van mij*.
«Om de zelfde reden, waarom andere
menschen stelen, mevrouw Dunseith!*
«En waarom dan, als ik vragen mag?*
.'Om er geld voor te krijgen*.
Zij hief haar hand waarschuwend op.
(Wordt vervolgd.)