Dinsdag 14 Maart 1916. No. 8, 66e Jaargang. Uitgave van de Naamloozo Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff" Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fx.— franco per post 15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel- P. J. FRZDSBZZS. abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. ReolameB 1—5 regels ƒ1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. HOOFD-REDACTEUR AMERSFOORT. BUREAU; ZORTZGRACST 9. Postbus 9. Telefoon 19. Propaganda voor Nederland. (INGEZONDEN.) De „Vaderlandsche club" wil den Neder- landschen volksgeest tot meer bewustheid brengen van hetgeen hij vermag en waard is, wil als hoofdzaak bevorderen: zorg voor onze nationale zelfstandigheid. Waar onze volksgeest in veel opzichten zoo slap is, waar men de beteekenis van de nationale zelfstandigheid over het geheel nog zoo onvoldoende beseft, daar zoo dachten wij zal een club die wil, hetgeen de «Vaderlandsche Club« wil, een bijna onaf zienbaar terrein van werkzaamheid vinden. Niet iedereen is van die meening. Integen deel, er is gezegd«Betaal uw belasting en wees een goed burgergij zijt dan contribuee- rend lid van de beste Vaderlandsche club, die er is. Want wat wil «De Vaderlandsche club< meer Daarop nu antwoordt het nationale tijd schrift «Ons Land« Er is in de nationale organisatie, die is de Staat der Nederlanden, een tekortkoming, welke de «Vaderlandsche club«, mits zij hard aanpakt, uitmuntend zal kunnen aan vullen. Er wordt vanwege dezen Staat geen propaganda gemaakt voor zichzelf. Elke an dere organisatie, die iets beteekend, zorgt, dat de propaganda van die organisaties geen moment verslapt. Men zie maar eens wat de politieke vereenigingen hior presteeren men zie eens hoe uitmuntende organisaties als de Algemeene Nederlandsche Wielrijders Bond en het Algemeen Nederlandsch Verbond ook op dit gebied met nooit verslappende zorg werken. Alleen de nationale organisatie laat hier violen zorgen. Wat de Nederlandsche Staat voor den Nederlandschen burger beteekent, hoe deze nationale organisatie den Neder lander in staat stelt, te werken en te schep pen op elk gebied, te leven onder omstandig heden, die juist voor den Nederlander de gunstigst denkbare zijn, hoe het verlies van deze nationaliteit voor het geheel onzer burgers een achteruitgang zou beteekenen, die in cijfers welhaast niet is weer te geven dat alles wordt den Nederlander bijna nooit uiteengezet; dat is voor wie niet gewend is, verder door te denkeu, baast een nieuwe en vreemde gedachte. En deze waarheid klemt te sterker, omdat wel voortdurend in anti- en onnationale richting propaganda wordt gemaakt. Welnu waar het niet waarschijnlijk is, dat de Staat binnenkort ook deze taak ter hand zal nemen, daar zal de «Vaderlandsche club" uitstekend werk verrichten, indien zij deze tot nu toe zoo ten onrechte verwaar loosde propaganda krachtig aanpakt en den achterstand tracht in te halen, die hier be staat. Secretaris is mr. H. F. van Leeuwen, Heerengracht 449 te Amsterdam. Doorloopen! Van een hooggeacht redenaar woonden wij eens een voordracht bij over bescha vingstoestanden in Amerika. Met levendige kleuren schilderde spreker het optreden van een straatprediker te New-York; op een niet al te drukken straathoek bleef de man staan, haalde een Bijbeltje uit den zak en begon daaruit, in het bijzijn van enkele voorbij gangers, te lezen; de groep, die zich bij hem voegde, werd spoedig grooter, zijn lezing zette zich om in een rede, die met merkwaardige stilte werd aangehoord. De belangstellenden van het oogenblik kwamen en gingen, maar niets en niemand verstoor de de orde, tot hij gedaan bad en zich rustig verwijderde om op een ander punt zijn werk te hervatten, waarna de luisteraars uiteen gingen. Wat zou er gebeuren, vroeg spreker, als bij ons iemand zoo optrad Wel, er verscheen een politie-agent en die zou zeggen«Door loopen, menschen<, Wil dat beteekenen. dat er hier te lande minder begrip van betamelijkheid, minder ordelievendheid, minder eerbied voor het vrije woord gevonden wordt dan in de Nieuwe wereld Vergelijkingen zijn hier moeilijk. De volksgeest is anders. Wij houden niet van straatbetoogingen, willen liever daar geen dingen behandeld zien, die boven de gewone alledaagspolitiek uitsteken, hebben hoogstens een weinigje belangstelling wanneer een weekmarkt-Demosthenes zijn rede weet te kruiden met een aardigheid. Ons openbaar leven vraagt een dak boven het hoofd. De aansporing van den politieman heeft iets kenmerkends. Zijn Fransche collega zegt in soortgelijk geval: «Circulez, messieurs». Dat doet denken aan de onbestemde bewe gingen van wie doelloos rondzwerft, eenvou dig om zich te vertreden. Het andere duidt de voortzetting aan van hetgeen men bezig is te doen het is een aanmaning om zich niet te laten afleiden en geen tijdverlies te hebben. Natuurlijk is het den dienaar der openbare orde alleen te doen om verkeers- belemmering te voorkomen en de mogelijk heid die in vele gevallen met waarschijn lijkheid gelijk staat om een relletje te ontgaan. Er zijn tijden, waarin het heelemaal niet hindert, zelfs nuttig kan zijn, eens stil te blijven staan, die gewone drukte langs ons heen te laten gaan en rustig op te nemen hetgeen rond ons voorvalt, te luisteren naar hetgeen wordt gezegd en gevolgtrekkingen te maken uit bet gebeurde. Wij hebben daar onze vaste tijden voor, de Zon- en feest dagen. Dat is het gewone, welks eenvoud gemakken aanbiedt. Maar nu ziet het er anders uit. Als over een of meer eeuwen de nakomelingen uit de dan tot grootere helderheid gebrachte voorstellingen der historie een beeld zich voor den geest brengen van hetgeen thans wordt doorleefd, dan zal het zijn een tafereel van een algemeene worsteling met chaotische verwarring, de onberekenbare woelingen van een aardbevinghet zal zijn het schrikbeeld van een over allen verspreide besmetting van razernij, waarin de menschen in het wilde om zich heen beten als in hondsdol heidhet zelfde gevoel, dat wij hadden bij eerste kennismaking met de gruwelen der Fransche revolutie. Moeilijk zal men zich kunnen verbeelden, dat te midden van dat alles het gewone leven tóch zijn loop be hield; de kinderen gingen naar school, de weinige overblijvende mannen benevens de vrouwen, die de afwezigen vervingen, ver richtten hun arbeid, en op weinige Kilome ters afstand van de plaatsen der wanhopigste worstelingen en der gruwelijkste slachtingen verpoosden de menschen zich bij operette en kinema, als ware bet leven een spelletje. Hoe dat mogelijk was, zal men zich in lateren tijd, als er beter inzicht zal zijn om trent den huidigen oorlog, niet kunnen voor stellen. Wij, die wel niet de pijn voelen van ko gel en granaatsplinter, maar bij toeneming onder den invloed komen van de geweldige luchtverplaatsing, die in het maatschappe lijk leven de ademhaling belemmert, wij kunnen dat ook haast niet. Jarenlang beb- ben de gebeurtenissen hun schaduwen voor uit gewófpen, die de vrees voor een uit barsting steeds deden klimmen; maar men heeft toch niet kunnen denken, dat het zóo erg zou worden. En zelfs nu, bij de onver minderde spanning, weet niemand, hoe erg het over eenigen tijd, morgen, of over we ken of maanden zal zijn. Niets kondigt nog aan, dat de vo.keren tot bezinning gaan komen en dat de leiders der volkeren, ver schrikt door de gevolgen van hun ontkete nen der oorlogsdemonen, de tooverformule trachten terug te vinden, waardoor de los gelaten geesten der vernieling tot de rust zullen wederkeeren. En, terwijl wij neiging hebben om in verbijstering te gaan staan luisteren naar stemmen, die ons het hope- looze var den toestand onder de aandacht willen brengen, klinkt daar rustig en met kalme vastberadenheid de aansporing Door loopen, menschen Ja, doorloopenelk zijn eigen weg, met het oog rechts en links gericht op hen, die met ons zich bewegen. Al krijgt de kracht van ons geloof aan redelijkheid en aan zedelijkheid de ruwste schokken, zoodat wij, op zulke aanvallen niet verdacht, van de been dreigen teraken nieta arzelen, niet struikelen, doch door loopen. Liegt de halve wereld, zij, die'de waarheid getrouw blijven, zullen het veld behouden drijven de machtigen der aarde den spot met het woord en bond, treden zij overeenkomsten met voeten, laten wij niet afdwalen met hen, maar rechtuit gaan op het pad der eerlijkheid. leder onzer zij de Noach. die redding zoekt en redding zal vinden in de ark der goede trouw, wel wegdrijvende op de woeste zond vloedgolven, maar ten slotte toch weer op vasten bodem rakende. Al worden alle wegen, die leiden naar het ideaal der menschenverhcfflng, onder vuur genomen, toch doorloopen, met gestadige passen en rustige volharding. Want de ge varen en moeilijkheden van den weg doen niets tekort aan de schoonheid van het land schap waarbeen bij voert en de bezwaren, die de vervulling van den plicht belemme- meren, verminderen in geen enkel opzicht bun noodzakelijkheid. Hoe de wereld er uit zal zien na een mis schien klein getal jaren, weten we nieter worden, na het oogenblik, waarin met het oude zal zijn afgerekend, veel nieuwe dingen verwacht. Laten wij dan maken, dat wij bij een mogelijken staat van zaken, die veel goeds kan te zien geven, niet al te ongun stig afsteken, laten wij zorgen, dat wij van het nieuwe huis waardige bewoners zijn. Laat ons de waardevolle bezittingen van geestelijken aard, die wij de onze mogen noemen, vasthouden, wat er ook gebeure, want zij zijn de bouwstoffen van de komende wereld. Geen verschrikkingen, geen aan vechtingen van ontmoediging mogen ons doen stilstaanwij nemen de aanmaning ter harte Doorloopen, menschen I)e Drank bestrijding in de Eerste Kamer. De drankbestrijding heeft in de Eerste Kamer bij de behandeling der Begrooting van het Departement van Financiën een goeden dag gehad, meent «Onze kruistocht", het bekende orgaan voor drankbestrijding. We hoorden toen namelijk van de Re- geeringstafel getuigen omtrent de groote waarde en de gewichtige beteekenis der drankbestrijdings-beweging in woorden, die geen twijfel lieten aangaande de diepge wortelde overtuiging en den hoogen ernst dienaangaande van den bewindsman, die het woord voerde. Men zal het dus met ons eens zijn, dat het gesprokene op de -eereplaats van ons blad dient afgedrukt. De heer Edo Bergsma, de bekende Burge meester van Enschede, lid der Eerste Kamer, drong er bij Minister Van Gijn op aan,~clat deze overleg zou plegen met den Minister van Binneulandsche Zaken, opdat door het stelsel der admissiebiljetten in de grensstreken het toezicht op de naleving niet nog moei lijker zou worden dan het toch reeds is, en sprak voorts over verhooging van den accijns op den sterkedrank. «Hoe men, zeide spreker onder meer, in, theorie ook over de vethoogipg van den- accijns op het gedistilleerd denken moge, de ondervinding heeft bewezen, d>tl_ een flinke verhooging van den accijns teweeg brengt een flinke vermindering van het drankgebruik. Ik heb dat nagegaan in mijn eigen Gemeente «n daar heb ik gezien, dat, terwijl in 1904 werd gebrufltt per iooo in woners 9411 L., dat cijfer "in 1915 is gedaald tot 8955 L., in 1906 tot 8593, in 1907 tot 8326, in 1908 tot 8189 en in 1909 tot 7789 I L. Dat cijfer daalde plotseling tot 6131 L. nadat in 1910 de verhooging van den accijns werd ingevoerd. En dat is niet geweest een I tijdelijke daling van het verbruik, doch een blijvende. Immers in 1911 ging die daling voort tot 5963 L., in 1912 tot 5872 en in 1913 tot 5840 L. «Dat is niet een plaatselijk verschijnsel, want in het geheele Rijk heeft die daling plaats gehad. Ik zal dat nu niet meer in den breede uiteenzetten, maar in 1904 bedroeg het drankverbruik per 1000 inwoners 9076 L., welk cijfer in 1909 was gedaald tot 8481 L. om. na de verhooging van den drankaccijns, plotseling te dalen met meer dan 25 pet. tot 6345 L. En ook deze daling was niet tijdelijk, want in 1911 bedroeg het verbruik 6253 1-, in 1912 was het 6270 L. en in 1913 was het 6202 L. «Deze geweldige en duurzame daling van het drankgebruik, met de daaraan verbonden winst aan volkskracht ten gevolge van accijns verhooging. breng ik beleefd onder de aandacht van den Minister. Er is veel geld noodigdat weet ik en daarom zal er van mijn lievelings denkbeeld om de ver hoogde accijnsopbrengst te besteden tot steun van de drankbestrijders-vereenigingen wel niet veel komen, al zou het m.i. toch wel ge- wenscht zijn. Immers welk een winst voor het volk zou het zijn, indien niet door wette lijke bepalingen, maar door het winnen van de volksovertuiging ten gevolge van den ijver van den Volksbond tegen drankmis bruik. van het R. K. Kruisverbond, de Ge- heelonthouders-vereenigingen en de Goede Tempelieren het drankmisbruik kon worden bestreden door per slot van rekening de drankgebruikers zelf". En wat antwoordde daarop de Minister van Financiën? Onder meer het volgende, waarvan wij enkele zinsneden wat meer sprekend laten drukken «Er zijn weinig zaken, die mij zóo sterz ter harte zijn gegaan als de drankbe strijding, en wanneer de fiscale wetgeving aan de drankbestrijding in den weg zit, dan zal' ik de eerste zijn om te trachten de moei lijkheid op te lossen. «Ik ben het met den geachten afgevaar digde eens, dat een verhooging van den accijns zeer wenschelijk is. Ik ben dit voor namelijk van meening op grond, dat ik de drankbestrijding acht een van de belang- r ij k s t c zaken voor het moreel en ook voor het physiek van ons volk". «De geachte afgevaardigde heeft verder aangedrongen op verhooging van den accijns. Wanneer éen zaak mij sympathiek is, is het zeker wel deze. Ik durf wel zeggen, dat ik er eenigszins prat op ga, dat ik heb mee gewerkt tot de invoering van het beroemde «suikerpotje", dat aanleiding heeft gegeven 4ot verhooging van den accijns op het gedis tilleerd van f63 op f90. Die «suikerpot" is niet zóo vol geworden als'men destijds heeft voorzien ofschoon er op gerekend werd. dat het drankgebruik zou afnemen, werd ver wacht, dat er-6*.\ 7 millioen in het suiker potje zon komen, en dit is in werkelijkheid een 2 a 3 millioen geweest. Ik sluit mij ten deze volkomen aan bij hetgeen I.loyd George in het Engelsche Parlement heeft gezegd, dat wanneer de belasting op den drank min der opbrengt door het afnemen van het drin- k«*nr 4'1 ec^begen is voor de natie, en dat iedere. Minister van Financiën in hooge mate verheugd moet zijn, dat dit het geval is, omdat de millioenen, die minder worden ■opgebracht aan alcohol-accijns, anderzijds woriien gespaard op kosten voor gevangenis- wezen, hygiëne, politie en voorts zijn terug ~»te vinden in hoogere opbrengst van andere belastingen. Bij minder drankverbruik toch stijgt de welvaart en komt de bevolking op een hooger peil".

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1