Dinsdag S
Mei 1916.
No. 8720.
66e Jaargang
Uitgave vau de Naamlooze Vennootschap „De Amernfoortnche Courant, voorheen Firina A. H. van Cleeff"
HOOFD-REDACTEUR
F. J. 7RZDEHZKS.
IERS F OORT.
Verschijnt Dingdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden t.—
franco per postƒ1.15. Adverteutiën x 6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieelc- en onteigenings-
advertentiOn per regel 15 cent. Reolames 1 5 regels >.25 Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent.
Bij advertentiCn van buiten de stad worden de incasscerkosten in rekening gebracht.
ZORTEGRACET 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gelet op art. 2(1.; der G jmeentewot,
Doen te weten, dat het ie gedeelte van
het primitief-kohier der
INKOMSTENBELASTING
over het dienstjaar ri)i6, goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten van Utrecht, in af
schrift gedurende vijf maanden op do Secre
tarie der Gemeente voor een iedq^ter lezing
ligt.
Amersfoort, S Mei 1016.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
VAN RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
VORDERING VAN WOL,
Ingevolge aanschrijving van den Hoofd
intendant van het leger wordt bekend ge
maakt, dat alle wol van de eerstvolgende
scheer, afkomstig van de schapen in deze
Gemeente,
ten behoeve van het leger zal
worden gevorderd.
Mede zal worden gevorderd de blootwol
van de campagne 1916— «7, doch uitsluitend
van de blooters. die ten vorigen jare dit
artikel ten behoeve van het leger hebben
geleverd.
In verband met deze aanstaande vorde
ring is de vrije handel in inlandsche wol
uitgesloten. Voor zoover in strijd hiermede
mocht worden gehandeld, zal bij de vorde
ring van de in handen van opkoopers ge
raakte wol geen rekening worden gehouden
met den daarvoor door hen betaalden prijs.
De aandacht wordt voorts gevestigd op
de strafbepaling van art. 41 der Wet van
14 September 1866 (Staatsblad no. 138),
luidende
«Die eigendunkelijk nalaat of weigert,
geheel of gedeeltelijk te voldoen aan de
vorderingen, hem krachtens de wet gedaan,
of deze voldoening verhindert of be'emmert,
wordt gestraft met eene geldboete van ten
minste vijftig cent en ten hoogste vijf en
zeventig gulden».
Onder >belemmering van de vordering»
dient ook te worden verstaan het in zoo-
danigen toestand tor levering aanbieden
van de wol, dat deze niet' kan worden aan
genomen. Daarom zij men indachtig, dat
de wol droog en in goede conditie moet
worden afgeleverd.
De prijs van de gevorderde wol zal bij
de aanbieding ter vordering worden vast
gesteld.
Met het in ontvangst nemen van de te
leveren wol zullen door het legerbestuur
daartoe te machtigen personen worden be
last.
De tijd en de plaats van aflevering zullen
nader worden medegedeeld.
Amersfoort, 9 Mei 1916.
De bi „icester,
VAN RANDWIJCK.
Mei-gedachten.
«De tijden veranderen en wij met hen»,
zeggen we Ovidius na.
Is dat waar? Is dat niet weer een van
die uitdrukkkingen, die nu eenmaal het
recht van «gevleugeld woord» hebben ver
kregen, zonder nochtans veel te beteekenen
Men zou er aan gaan twijfelen, als daar
jaar in, jaar uit, in nimmer hortende regel
maat, terugkomen do seizoenen en de
maanden, ja de dagen en de uren van de
klok. Als weer de 31ste December wordt
gevolgd door zijn immer onveranderlijken
zoon 1 Januari, om alles weer achter zich
aan te krijgen als in den laatsten jaarkring,
stap voor stap,
En als daar, steeds en immer weer, aan
het bijkans doodgewaande hout gluren de
feest-uitspruitsels bij de komst derschoone
lente-fee, als daar nadert in al zijn frisschc
kracht en jeugdigen overmoed de zoetste
der tijden (.volgens de dichters) de welbe
minde onder de maanden, wiens naam is
Mei.
Toch dat hij kotnc, ware het alleen
reeds om zijn zoeten naam.
Is hij niet van een aangenamen klank
Ook niet van een wonderdadigen Hoeveel
harten zou hij van vreugde reeds hebben
doen trillen in den kouden, ruwen winter
vlagen-tijd? IIocvclo ook doen kloppen
van begeeren naar een langgedroomd,
ideaal gehouden levensmomenthij
De May, wiens soethcyt soo ver strekt
Dat sijn gedachtenis
In 's menschen geest al vrcugt verwekt
Eér hij voorhanden is,
zooals Camphuysen beweerde 't
Somtijds, zou de oude, gemoedelijke
Jonathan hier zeggen, «somtijds roep ik mij
ook het liefelijke beeld der bruiden voor
den geestdan zie ik ze, die aanvallige
schepselen, die allen schoon zijn door de
schoonheid des genoegens, cn allen rijk
door den rijkdom des geluks». Ju, geen
wonder dat bij daar oog voor had, hij die
oog had voor al wat schoon en goed was, 1
en ook voor al wat muzikaal en zoet klonk.
Schoonheid rijkdom geluk
Zie maar eens, wat weelde-taal die de ge
vierde Mei den proza-schrijver in de pen
stort
Dit is juist haar geheime krachtzij
electriseert de menschen als het wareze
worden andere, hooger gestemde Individuen.
Ze worden éen inet de weer verjongde
natuur, en paren zich als het lieve ïorg-
looze vogelenvolkje, waarvan volgons het
aloude rijmpje ieder lid In deze maand
>'n ei« legt, behalve de koekoek cn iemand
met name Griet, die op dezen regel een
uitzondering maken.
Nieuw leven dus in elk opzicht, in iedo-
ren vorm.
Nieuw levenja, ook nog in een andere
beteeketiis.
Hoort, daar vangt de pret aan. Dreu-
nend spreken uw ramen en vensters van
den nieuwen exodus. Ziet de straat eens
door, energert u.
Vanwaar opeens al die paarden en wa-
genen cn afgestegen ruiteren Waartoe al i
dat rumoer, die rustverstoring, die hijsch-
beweging Waar komt al die herrie van
daan en hoe raken wij haar kwijt Zwijgt
en berust. Maar zoo gij u op straat waagt,
houdt het midden uws weegs en ontwijkt
voor een oogenblik do boven menschclijke
dingen, of het mocht u berouwen. Daar
openen zich de magen der wagenkolosscn,
om hun inhoud naar alle richtingen te
verspreiden. Is het wonder, dat vele vrou
wehanden stilstaan en zoo menig gor- j
dijntje door- of overgluurd wordt door een
paar nieuwsgierige oogen, die eens goed
moeten opnemen »wa' voor boeltje er in
komt*. Vrouwendag moest eigonlijk op
vandaag gesteld zijn, want zóo iets is juist J
een kolfje naar heur hand. Ja, wed gerust,
dat de heilige schoonmaak, voor de geluk- j
kigen die niet verhuizen, er onder lijdt. 1
Men moet het ijzer smeden als het heet is,
en geen betere gelegenheid dan nu om
bekend te worden niet de dingen die óm
ons zijn, schijnt onze vrouwenwereld te
denken.
Dr. Frank, in zijn Woordenboek, leidt j
Mei af van het l.atijnschc »majus", de
groote, aanzienlijke. En ofschoon die aflei-
ding niet op zichzelve staat, behoeven we
haar niet te beschouwen als de onwaar-
schijnlijkstc.
Is er éon maand, zelfs is er éen onder
werp, waarover zóo veel stroomen onschul
dige inkt zijn vergoten En geschiedde dit
zondor reden? Geenszins immers. Mel is do
aanzienlijkste-onder de zusteren, de lieveling
der menschen, de wel-is-waar wat ver
wende, die nu eenmaal een vroolijken naam
heeft en daarom een potje mag breken,
maar toch kort en goed de onvergetelijke
on aanvallige. Bij haar komst eerst vangt
ons jaar, ons leven aanbij haar verschij-
ning springt het heir van nog wachtende
bloemknoppon los, openen zich eerst recht 1
en on weerhouden de vogclkclon, die hun j
vreugde uitschateren.
Mei is de bloei-, de juboltijd bij uitstek.
Levon en werken.
Bovenstaande woorden vond ik heel on
langs naast elkander staan en lmt trof mij,
dat zij zoo volkomen bij elkander passen, j
ja geheel bij elkander behooren. Wat toch
zou het leven zijn, als wij niet werkten
werken doet leven, is leven; werken geeft
aan het leven inhoud en bezieling, doet al
de goede igenschappen van den menseh,
al zijn innerlijke kracht tot bezieling komen.
We hebben den arbeid noodlg om te leven,
om te bestaan werken geeft ons voedsel
tot onderhoud van ons lichaam, kleoding
en dekking om het te beschermen tegen
den invloed van het weer; de krachten,
die we behoeven om ons sterk te maken
tegen al hetgeen ons kan schaden.
Arbeiden, werken is de eerste eiscb, de
eerste behoefte des levens «wie niet werk!,
zal ook niet eten» zegt het spreekwoord,
/ou de zin van dat woord mogelijk kunnen
zijn«hij is een onnut mcnsch, hij leeft
niet
De lust, dc behoefte tot werken, is den
mensch aangeboren, ingeschapen reeds het
jonge kind wil bezig zijn; al is het nog to
klein, te teer om lets te doen, toch toont
het zijn behoefte aan bezigheid door steeds
zijn handjes en voetjes te bewegen en daar
mee te bewijzen, dat de versregol «Ik ben
geen plant, ik wil geen rust», op hem toe
passelijk is.
Hoe ouder hij wordt, des te sterker wor
den die bewegingen, des te meer ontwik
kelen zich zijn krachten, des te meer ont
waakt bij elk gezond kind het gevoel van
te leven.
Leven is zich bewegen, zich ontwikkelen,
zijn krachten aankweeken door arbeid om
onafhankelijk cn vrij te worden, van kind
tot mensch to groeien. Kinderen dienen
dus van jongs aan gewend te worden aan
bezigheid, dus te arbeiden, d. w. z. werk te
doen, dat voor bun krachten en huil leef
tijd geschikt is. Het kind, wel te verstaan
het gozonde kind, dat geen nepaalde bezig
heden heeft, verveelt zich en wordt ver
velend, eet) droomer of een suffer, of wel
het komt er zoo heel licht toe, dingen te
doen. waarvoor in een kinderhoofd goen
plaats mag zijn. Het moet leeren werk te
doen, dat prettig en naar zijn sinaak is;
eenmaal daaraan gewend, weet het zich
wel bezig te houden. Maar ouders en op
voeders moeten dio bezigheden leiden en
nauwkeurig toezien, dat ze zoowel aan de
hoofden als aan dc harten der kinderen ten
goede komen.
Die leiding te geven, is 011s werk ten
opzichte van het kind, dat ons is toever
trouwd. Een moeilijke arbeid, van groote
verantwoordelijkheid, maar die, als hij met
verstand cn ernstige liefde wordt gedaan,
ons niet alleen voldoening maar ook geluk
en zegen brengt, niet alleen aan ons zelf,
maar in de eerste plaats aan het kind, dat
wij door dien arbeid tot mcnsch willen op-
voeden.
Menschen vormen door onzen arbeid, is
or schooner taak voor den opvoeder, be-
j staat er grootur, schooner overwinning dan
daarin te slagen.
Niets heeft zooveel waarde voor de op-
voeding als hot voorbeelddaarom moeten
j wij het kind voorgaan met arbeid cn dien
arbeid met hart en ziel verrichten. Zoo kan
bij het kind, uit zucht tot navolging, dc
I gewoonte tot werken ontstaan en toenemen.
I Dio lust, die gowoonto moeten wij aanwak
keren door ouzo leidingdoor het kind uit
te leggen, waarom wij hol werk zóo ver
richten. Daarbij kunnen wij het af en toe
verklaren hoe op nog andere wijze de arbeid
kan gedaan worden en aldus zijn denken
ontwikkelen tot hij zelf probeert, iota te
maken. Zoo komt het donken bij den ar
beid; arbeid, die niet hot product ia van
ons denken, van ons vorstand, is werktuig
lijk, wordt niet met hart cn ziel gedaan.
Daarom moet het kind liefde gevoelen voor
zijn werk; dan zal het dat ook zoo goed
mogelijk doenhet zal zijn fouton inzien
en trachten die to verboteren.
Wat men lief heeft, daar gaat men In op,
daar leeft men In. dat wil men graag zoo
volmaakt mogelijk te voorschijn brengen.
Zoo leert het kind allengs zien en voelen
wat aan zijn werk ontbreekt, en gaat voor
waarts in denken en leeren.
Werken cn denkon en leeren isleven«.
Gelukkig dc kinderen, wicn deze waarheid
reeds vroeg wordt ingeprent. Gelukkig dc
kinderen, wien deze waarheid reeds vroeg
wordt ingeprent. Gelukkig zij, die reeds op
jeugdigen leeftijd het genot cn den zegen
van den arbeid leeren kennen. Gelukkig
zij, wier denken wordt geleid, die er op
worden gewezen, hoe zij hun Verstand en
gedachten kunnen gebruiken. Gelukkig zij,
wien wordt geleerd, van hun aanleg cn
tulenten het rechte gebruik tc maken.
Op ons rust de plicht, den lust en den
aanleg tot werken, denken en leeren in de
kinderen aan te kweeken, willen wij hen
brengen tot het rechto begrip van hot leven,
tot hot juiste besef wat levon is, tot het
geluk cn den zegen, dien het kan govon
aan ons zelf, maar niet minder aan andoren.
Het leven is zoo kort; het zoo goed
mogelijk tc besteden, is do plicht van leder
een, Trachten wij door ons werkon, ons
denken, ons leeren, ons levon geluk to
verspreiden, zooveel cn waar ons dit slechts
mogelijk is, cn onzen kindoren voor tc gaan
met een goed voorbeeld, opdat ook zij ge
lukkig kunnen maken en daardoor geluk
kig zijn.
Wie gelegenheid heefl, jongelieden gade
te slaan, doet dc ondervinding op, dat door
de meesten heel wat meer tijd aan hun
spel wordt gegeven dan aan hun werk.
Ieder oogonblik, dat maar even van bun
werk kan worden afgenomen, wordt mis
bruikt voor huu spelen. Het is zelfs nlot
vreemd te vernemen, dat zij mccncn, dat
hun spel gaat hoven huu werk, en dat dc
tijd, voor hot laatste noodlg, inbreuk maakt
op hun recht tot spelen.
Kan die toestand worden verantwoord?
Men zegt, dat de geest van don tijd daar
van do schuld draagtis het zoo onmoge
lijk dat dc opvoeding daar iets aan kan
veranderen? Of heeft nicn hot kwaad laten
voortwoekeren, door toegevendheid of on
verschilligheid of door te mecnon en te
zoggen, dat do jeugd zoo spoedig voorbij
gaat cn een kind zijn jeugd toch moot ge
nieten. Als het rijsje niet wordt gebogen
en geleid, groeit het immers nooit op tot
een Hinken, krachtigen boom, die kan
bloeien en vrucht dragen. Beginnen wij
dus vroeg met ernstige opvoeding; laten
wij onzen kindoren al vroeg wijzen op het
noodzakelijke, hot nuttige, het aangename
cn dc vruchten van den arbeid.
Het leven is ons nlot gegeven om te
spelen; daarvoor Is hotte ernstig, te kostbaaar.
Leven Is werken voor eigen en andercr
welzijn en daartoe moet de nrbold dienen.
We weten tocb, dat we moeten werken
zoolang het dag Is, tot do nacht komt,
waarin niemand meer werkon kan. Wo
weten ook, dat werken zalig is. dat het
ons verheft, boter maakt, blijmoodlg on
opgewekt stemt, Gunnen wo onzen kin
deren ook die gelukkigo stemming; verge
ten we niet hun toekomst en besparen we
onszeivcn het verwijt, dat zij ons zouden kun
nen doen, wanneer wij er niet voor hebben
gezorgd hen te leeren arbeiden, wsnneor
wij hebben verzuimd hun den zegen van
werken, denken en leeren te doen onder-